ECLI:NL:RBOBR:2025:3634

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
01/349702-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten, waaronder wapenbezit, cocaïnebezit en witwassen

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 november 2024 in Eindhoven werd aangehouden. De verdachte had een vuurwapen van categorie III en munitie voorhanden, evenals een hoeveelheid cocaïne en een aanzienlijk geldbedrag dat vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen, het bezit van cocaïne, en witwassen van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust het vuurwapen en de munitie bij zich had en dat hij ook de cocaïne opzettelijk aanwezig had. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een groot aantal Cobra's, een type professioneel vuurwerk, had opgeslagen in zijn woning. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de inbeslaggenomen goederen verbeurd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01.349702.24
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [2004] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 februari 2025, 9 mei 2025 en 11 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 januari 2025. Ter terechtzitting van 12 februari 2025 is de tenlastelegging gewijzigd.
Aan verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij, op of omstreeks 2 november 2024 te Eindhoven
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een pistool, van het merk Retay, type Taurus Millennium, oorspronkelijk kaliber 9 mm, omgebouwd naar kaliber 7,65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2:
hij, op of omstreeks 2 november 2024 te Eindhoven
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
zeven centraalvuur kogelpatronen, van het kaliber .32 auto/7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 3:
hij, op of omstreeks 2 november 2024 te Eindhoven
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van feit 4:
hij, op of omstreeks 2 november 2024, te Eindhoven
(van) een geldbedrag (circa 95.671 euro) en/of een Honda NC 750 X-ADV (kenteken: [kenteken 1] ) en/of een Kawasaki KXF450 (kenteken: onbekend), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
Ten aanzien van feit 5:
hij, op 2 november 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 303 stuks, althans een of meer, Cobra (knalvuurwerk),

althans een of meer stuks professioneel vuurwerk, voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in een woning;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, waarbij hij heeft aangegeven dat hij voor feit 3 niet uitgaat van ‘tezamen en in vereniging’ aanwezig hebben van de hoeveelheid cocaïne. Daarnaast vraagt de officier van justitie aan de rechtbank om het aantal Cobra’s onder feit 5 verbeterd te lezen, zodat aan verdachte ten laste wordt gelegd dat hij 372 Cobra’s aanwezig heeft gehad en/of opgeslagen heeft in een woning.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het voorhanden hebben van het vuurwapen (feit 1) en de munitie (feit 2), het witwassen van het contante geldbedrag (feit 4) en het voorhanden hebben/ opslaan van de Cobra’s (feit 5). Wat betreft de cocaïne (feit 3) heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen eigenaar of gebruiker van de auto was en deze ook niet bestuurde. Verdachte was slechts aanwezig in de auto, maar dat betekent niet dat hij de cocaïne ook bewust aanwezig had. Daarnaast lag de cocaïne uit het zicht en had verdachte daar geen wetenschap van. Volgens de verdediging zal verdachte hiervan moeten worden vrijgesproken.
Voor het witwassen van de motoren (feit 4) heeft de verdediging bepleit dat hier vrijspraak voor zal moeten volgen. De Kawasaki motor is in 2021 aangekocht en de koopprijs hiervan (EUR 3.200,-) is geen bedrag dat uitleg behoeft. Wat de Honda betreft had verdachte een reden om de motor niet op zijn naam te zetten; hij had immers zijn motorrijbewijs nog niet.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard en hanteert daarbij de volgende bewijsoverwegingen.
Vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden
Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte] in de vroege ochtend van 2 november 2024 aangehouden in een grijze Opel Corsa, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] op de Tarwelaan in Eindhoven. Medeverdachte was de bestuurder en verdachte zat als bijrijder in de auto.
Tijdens de staandehouding had verdachte een zwart tasje geopend op zijn schoot, waarin een grote hoeveelheid contant geld te zien was. Een van de verbalisanten zag dat verdachte op dat moment een vuurwapen achter zijn rug probeerde te stoppen. Het bedrag in het zwarte tasje bedroeg EUR 2.315,-. Het vuurwapen is in later onderzoek gecategoriseerd als een wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. Het betreft een pistool van het merk Retay, type Tuarus Millennium, omgebouwd naar kaliber 7,65mm.
Bij verdere doorzoeking van de auto werd ook nog munitie (zes kogelpatronen in het magazijn en één in de kamer van het vuurwapen) aangetroffen en een viertal witte bolletjes verpakt in doorzichtig plastic. De munitie is later gecategoriseerd als munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten centraalvuur kogelpatronen van het kaliber .32 auto/7.65mm.
Van de vier bolletjes lagen er drie achterin onder een vloermat van de auto en één bolletje zat in een zwarte canvas tas, die aan de bijrijderszijde van de auto is aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat deze bolletjes positief testen op cocaïne, met een gewicht van ongeveer 6 gram.
Achterin het handschoenenkastje werd een mapje aangetroffen waarin pasfoto’s van verdachte zaten en een blauwe envelop die aan verdachte was geadresseerd. Onder verdachte werden ook twee telefoons in beslag genomen, waaronder een iPhone 15, die is onderzocht.
Naar aanleiding van de vondst in de auto is de politie op het huisadres van verdachte binnengetreden. Op de slaapkamer van verdachte zagen zij de onderste la van een ladekast deels open staan en zagen zij daarin een grote hoeveelheid gebundelde bankbiljetten van EUR 50,-. Hierna heeft de politie de woning en schuur verder doorzocht en troffen zij – onder meer – het volgende aan:
372 Cobra’s, welke door het NFI zijn ingedeeld in Lijst III van de Richtlijn voor Strafvordering Vuurwerkdelicten en welk knalvuurwerk voorzien was van categorie-indeling F4.
a. 3 stuks in de woonkamer;
b. 69 stuks in de bagagekoffer van een Honda motor; en
c. 300 stuks in twee dozen in de schuur.
2. Een contant geldbedrag dat in totaal is vastgesteld op EUR 94.231,04.
a. EUR 93.345,00 in de ladekast op de slaapkamer van verdachte;
b. EUR 876,04 aan muntgeld, ook in de ladekast; en
c. EUR 10,00 in de kledingkast van verdachte.
3. Twee motoren
a. een groene Kawasaki KXF450 crossmotor in de tuin, en;
b. een Honda NC 750 X-ADV met kenteken [kenteken 1] in de schuur.
De motoren zijn door de politie in beslag genomen. Verder heeft de politie nog twee geldtelmachines, twee telefoons en twee weegschalen aangetroffen. Deze zijn ook door de politie meegenomen.
Feit 1 en feit 2 ̶ Voorhanden hebben vuurwapen en munitie
De rechtbank stelt voorop dat voor het voorhanden hebben van een wapen of munitie allereerst is vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Verdachte had het vuurwapen vast toen de agenten de auto met inzittenden staande hielden. Het vuurwapen (met de munitie in de patroonhouder en de kamer) was op dat moment in de feitelijke macht van verdachte en hij was zich daar ook bewust van. Immers, hij probeerde het vuurwapen op dat moment (bewust) achter zijn rug te stoppen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Feit 3 ̶ Aanwezig hebben van cocaïne
Voor het ‘aanwezig hebben’ van drugs in de zin van de Opiumwet is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie de drugs toebehoren. Wel moet verdachte feitelijke macht over de drugs kunnen uitoefenen, in de zin dat hij daarover kan beschikken. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren.
Alhoewel verdachte niet de bestuurder was en ook niet geregistreerd staat als eigenaar van de auto, wijst het aantreffen van het mapje met de pasfoto’s en de blauwe envelop achterin het handschoenenkastje wel op het gebruik van deze auto door verdachte.
In het appverkeer tussen verdachte en zijn medeverdachte wordt gesproken over geld, adressen, tijden, namen en hoeveelheden. Ook is er in de telefoon van verdachte een notitie aangetroffen met overzichten waarin de ‘pap’ (de rechtbank begrijpt: geld) per dag toeneemt en de hoeveelheid ‘sannie’ per dag afneemt. In dit overzicht staat per dag ook een vermelding van [medeverdachte] met een hoeveelheid geld en sannie.
Naar het oordeel van de rechtbank ziet het app verkeer tussen verdachte en medeverdachte, de notitie met verwijzing naar [medeverdachte] (de voornaam van de medeverdachte) en de anonieme melding dat ‘verdachte in cocaïne handelt en daar veel geld mee verdient’ op illegale drugshandel, nu het de rechtbank ambtshalve bekend is dat sannie straattaal is voor drugs of cocaïne. Deze handel is aan verdachte niet ten laste gelegd, maar kleurt de wetenschap van verdachte in. Nu verdachte daar niets over heeft willen verklaren, kan het wat de rechtbank betreft niet anders dan dat verdachte wist dat de drugs in de auto lag en dat verdachte de feitelijke macht over de drugs heeft kunnen uitoefenen en heeft kunnen bepalen wat er met de drugs zou gebeuren. Voor medeplegen ziet de rechtbank onvoldoende bewijs, zodat hij voor dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Feit 4 ̶ Witwassen geldbedrag en motoren
In deze zaak kan geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en de tenlastegelegde geldbedragen en de twee motoren. Verdachte is niet veroordeeld voor of wordt niet verdacht van feiten die de herkomst van die voorwerpen direct verklaren. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit het zogenaamde 6-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481). Aan de hand van dat toetsingskader kan witwassen niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp – in dit geval: een contact geld bedrag en twee motoren – uit enig misdrijf afkomstig is.
Daartoe dient het Openbaar Ministerie allereerst feiten en omstandigheden aan te dragen, die een ernstig vermoeden rechtvaardigen dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft dat het voorwerp
nietvan misdrijf afkomstig is. Die verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek moet ten slotte blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Contante geldbedrag (briefgeld) en Honda motor
Het Openbaar Ministerie heeft een strafrechtelijk financieel onderzoek ingesteld naar de bankrekeningen van verdachte voor een periode van 1 januari 2019 tot en met 2 november 2024. Op deze bankrekeningen vindt gedurende het laatste jaar van de onderzoeksperiode een toename in het aantal contante opnames en stortingen plaats. Echter, het gaat niet om bedragen die ook maar in de buurt komen van het contante geldbedrag dat bij verdachte is aangetroffen. Op grond daarvan acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de contante gelden in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Daarnaast blijkt uit onderzoek geen girale betaling voor de aankoop van de Honda motor. De motor staat niet op naam van verdachte en ook heeft verdachte geen motorrijbewijs, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden rechtvaardigt dat deze Honda motor uit enig misdrijf afkomstig is.
Door de onderzoeksbevindingen van zowel het contante geldbedrag als van de Honda motor mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld en de Honda motor niet van misdrijf afkomstig zijn.
De verdachte heeft er voor gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht. Dit kan niet als een concrete, min of meer verifieerbare verklaring worden aangemerkt. Door niets te verklaren biedt verdachte geen tegenwicht en voor het Openbaar Ministerie is er dan ook geen mogelijkheid een gestelde alternatieve herkomst te onderzoeken. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het onder verdachte aangetroffen contante briefgeld en de Honda onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde ten aanzien van het contante geldbedrag van EUR 95.670,- en de Honda motor.
Kawasaki motor
De Kawasaki motor is in 2021 aangekocht. De verdediging heeft aangevoerd dat het aankoopbedrag niet dusdanig hoog was dat dit niet van gespaard geld kon worden betaald. Er zijn ten aanzien van deze motor, anders dan bij de Honda, geen bijzondere omstandigheden gebleken die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan het hiervoor beschreven stappenplan.
Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte de Kawasaki motor heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Feit 5 ̶ Voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk
Voor het voorhanden hebben van een voorwerp is vereist dat verdachte de feitelijke macht over het voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarnaast is vereist dat verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dit houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp.
Verdachte heeft de feitelijke macht kunnen uitoefenen over de Cobra’s die zijn aangetroffen in de woning, de schuur en de bagagekoffer van de Honda motor. Immers, naast het feit dat verdachte vrij toegang heeft tot de woning, bevindt de schuur zich achterin de tuin van de woning en maakte verdachte gebruik van de Honda motor.
Verdachte woonde samen met zijn vader en stiefmoeder in de woning. Uit het dossier komt niet naar voren dat zij enige wetenschap hebben gehad ten aanzien van de Cobra’s. Verdachte had echter foto’s van Cobra’s in zijn telefoon staan. Verdachte heeft tijdens zijn verhoren en ter terechtzitting geen verdere of andere verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze Cobra’s. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat verdachte de Cobra’s voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen.
De officier van justitie heeft nog gevorderd dat het aantal Cobra’s in de ten laste legging verbeterd gelezen wordt, zodat het zou gaan om 372 stuks totaal. De rechtbank gaat hierin niet mee. Zij is van oordeel dat een dergelijke wijziging slechts na een vordering wijziging tenlastelegging toelaatbaar is en die is niet gedaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 5 ten laste gelegde, zoals hierna in de bewezenverklaring omschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Feit 1
op 2 november 2024 te Eindhoven
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
een pistool, van het merk Retay, type Taurus Millennium, oorspronkelijk kaliber 9 mm, omgebouwd naar kaliber 7,65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 2 november 2024 te Eindhoven
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
zeven centraalvuur kogelpatronen, van het kaliber .32 auto/7,65 mm,
voorhanden heeft gehad;
Feit 3
op 2 november 2024 te Eindhoven
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
Feit 4
op 2 november 2024, te Eindhoven
een geldbedrag (95.670 euro)
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
en
(van) een Honda NC 750 X-ADV (kenteken: [kenteken 1] )
- heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was
en
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Feit 5
op 2 november 2024 te Eindhoven, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 303 stuks Cobra (knalvuurwerk),

voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in een woning.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 30 maanden gevorderd, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn eis rekening gehouden met de ernst en de duur van het feit en aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie bij dergelijke feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte voor een deel van de tenlastelegging vrijgesproken zou moeten worden. Onder verwijzing naar verschillende uitspraken ten aanzien van het voorhanden hebben van de Cobra’s heeft de verdediging bepleit dat de strafmaat – in den lande – fors lager ligt, waardoor de opstelsom van straffen een stuk lager zou moeten uitvallen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten. Feiten die zelfstandig al ernstige strafbare feiten zijn, laat staan als ze tezamen op een tenlastelegging staan.
Verdachte had een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende munitie op de openbare weg voorhanden. Hij had het wapen zelfs vast tijdens zijn staandehouding. Zulk ongecontroleerd bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict en daar moet streng tegen worden opgetreden.
Verdachte had ruim 300 cobra’s in zijn woning en schuur opgeslagen. Explosies met cobra’s zijn de laatste jaren exponentieel toegenomen en hebben steeds vaker tot doel personen te intimideren of plofkraken te bewerkstelligen. Ze veroorzaken niet alleen grote schade voor en hebben impact op de direct betrokkenen, maar zorgen ook voor gevoelens van angst en onveiligheid voor omwonenden en de samenleving als geheel. Verdachte heeft een grote hoeveelheid explosieve stoffen opgeslagen in zijn schuur in een woonwijk en heeft daarmee een groot risico genomen. Als deze explosieven tot ontploffing waren gekomen, zou dat tot grote schade hebben geleid met mogelijk dodelijke slachtoffers. De rechtbank acht het zorgelijk dat deze grote risico’s verdachte niet van dit stafbare feit hebben weerhouden.
Verdachte heeft op verschillende manieren geld witgewassen. Door uit criminele activiteiten verkregen geld in de reguliere economie om te zetten wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Door zijn handelwijze heeft verdachte de illegale herkomst van goederen en gelden aan het zicht van justitie onttrokken.
Mede gelet op de aangetroffen cocaïne en de gegevens in zijn telefoon, kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen.
Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte bovendien geen enkele verantwoordelijkheid voor de door hem begane strafbare feiten neemt. Al met al ziet de rechtbank een zeer zorgelijk beeld van een verdachte die zich in de criminaliteit begeeft.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte is het oriëntatiepunt 8 maanden. Voor witwassen wordt aansluiting gezocht bij de Fraude-oriëntatiepunten. Passend bij de hoogte van het witgewassen bedrag is een gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden. Voor de Cobra’s kent de rechtbank geen oriëntatiepunten. In dit verband wijst zij wel op het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van explosieven, zoals een handgranaat. Daarop staat in een woning 12 maanden gevangenisstraf. Verdachte had meer dan 300 Cobra’s in zijn bezit.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt en de officier van justitie bij de eis met name onvoldoende oog heeft gehad voor de combinatie van strafbare feiten en het feit dat verdachte een enorme hoeveelheid Cobra’s in een woonwijk had opgeslagen.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Een taakstraf zou absoluut geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde is een te geringe straf nu verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn:
- met betrekking tot welke de feiten zijn begaan; en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden;
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
2 en 10 van de Opiumwet;
1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, en;
1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4
witwassen, meermalen gepleegd
Feit 5
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan (artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit).
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en
legt op de volgende straffen:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

93345 EUR Geld Euro;
683 EUR Geld Euro;
193 EUR Geld Euro;
10 EUR Geld Euro;
2315 EUR Geld Euro;
€7.878,00 van 1 STK Motorfiets (Omschrijving: Honda).
1 stk gsm.
De rechtbank gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1. STK Motorfiets (Omschrijving: KAWASAKI),
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C. Mulders, voorzitter,
mrs. C.A. Mandemakers en C.W.H. Houg, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.F.G. St. Jago, griffier,
en is uitgesproken op 25 juni 2025.
Mr. R.F.G. St. Jago is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.