ECLI:NL:RBOBR:2025:3692

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
01-226500-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid van bestuurder

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juni 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Erp, gemeente Meierijstad. De verdachte, als bestuurder van een motorrijtuig, heeft zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij een andere verkeersdeelnemer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de lading in zijn voertuig niet goed had gezekerd en onvoldoende aandacht heeft besteed aan het verkeer, wat leidde tot de aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden geëist. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had en zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.226500.23]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.226500.23
Datum uitspraak: 27 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1962] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 mei 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat verdachte:
op of omstreeks 26 juni 2023 te Erp, gemeente Meierijstad, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N279 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
  • terwijl de lading in het door hem, verdachte bestuurde voertuig, niet zodanig was gezekerd, dat deze onder normale omstandigheden, waaronder volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kon brengen, en/of
  • terwijl hij, verdachte, op korte afstand een stilstaande, althans langzaam rijdende file was genaderd te rijden, zonder voortdurend zijn aandacht bij het verkeer te houden, en/of
  • de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet zodanig te regelen en/of aan te passen dat hij in staat was om het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of
  • met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen een zich voor hem rijdende, althans zich bevindende bakwagen is gereden en/of gebotst,

waardoor, althans mede waardoor, de in het door hem, verdachte, bestuurde voertuig vervoerde lading is gaan schuiven en/of in beweging is gekomen en/of waardoor deze lading de linker schuifdeur van het door hem bestuurde voertuig van binnenuit naar buiten heeft vervormd en/of waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen/door het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en een tegemoetkomend voertuig, waardoor, althans mede waardoor, een ander (de bestuurder van dat tegemoetkomend voertuig, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten tien, althans een of meer gebroken ribben, waarvoor operatie noodzakelijk was, en/of een gebroken sleutelbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 26 juni 2023 te Erp, gemeente Meierijstad, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N279,
  • terwijl de lading in het door hem, verdachte bestuurde voertuig, niet zodanig was gezekerd, dat deze onder normale omstandigheden, waaronder volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kon brengen, en/of
  • terwijl hij, verdachte, op korte afstand een stilstaande, althans langzaam rijdende file was genaderd,
  • heeft gereden, zonder voortdurend zijn aandacht bij het verkeer te houden, en/of
  • de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet zodanig heeft geregeld en/of aangepast dat hij in staat was om het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en/of
  • met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen een zich voor hem rijdende, althans zich bevindende bakwagen is gereden en/of gebotst,

waardoor, althans mede waardoor, de in het door hem, verdachte, bestuurde voertuig vervoerde lading is gaan schuiven en/of in beweging is gekomen en/of waardoor deze lading de linker schuifdeur van het door hem bestuurde voertuig van binnenuit naar buiten heeft vervormd en/of waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aanrijding is ontstaan met/tussen/door het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en een tegemoetkomend voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het tenlastegelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de lading in zijn voertuig niet goed gezekerd en tijdens het rijden onvoldoende opgelet. Verdachte heeft door zijn handelen aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Het slachtoffer dat door verdachte is aangereden heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank op gronden zoals weergegeven in de door haar overgelegde pleitnota verzocht om verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Daartoe heeft de verdediging het volgende naar voren gebracht. Door een moment van onoplettendheid heeft verdachte niet op tijd kunnen stoppen met zijn voertuig, maar dat hoeft nog geen schuld op te leveren. Verdachte was zich er niet van bewust dat hij de lading anders had moeten zekeren. Er is geen sprake van (zeer) aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag.
Ten aanzien van het subsidiair ten last gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.

het beoordelingskader
Dat verdachte opzet heeft gehad op het veroorzaken van de tenlastegelegde aanrijding, ligt niet als vraag voor aan de rechtbank en dat is ook niet het (strafrechtelijk) verwijt dat hem wordt gemaakt. De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het komt er daarbij op aan of verdachte tekort is geschoten in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Daarbij is van belang dat niet al uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat strafrechtelijk sprake is van schuld in voornoemde zin.
Het voorgaande brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Een enkel moment van onoplettendheid kan onder omstandigheden voldoende zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. De omstandigheden van het geval (waaronder ook de aard van de verkeerssituatie) kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt.

de bewijsmiddelen.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bij dit vonnis gevoegde bewijsbijlage. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Verdachte is met zijn voertuig tegen het voor hem rijdende voertuig aangereden. Vervolgens is verdachte met zijn voertuig deels op de weghelft voor tegenliggers geraakt en in aanrijding gekomen met een voertuig dat uit tegengestelde richting kwam. Verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie aldaar en heeft verklaard dat het druk was op de weg.
De oorzaak van deze aanrijdingen is gelegen in het handelen van verdachte. Verdachte was ondanks de verkeersdrukte afgeleid en heeft zijn voertuig niet tijdig tot stilstand gebracht toen het voertuig voor hem tot stilstand kwam, althans langzamer ging rijden, omdat het verkeerslicht in hun rijrichting op rood stond. Als gevolg hiervan heeft de eerste aanrijding plaatsgevonden. Verder had verdachte de lading in zijn voertuig onvoldoende gezekerd. De lading is door de impact van de aanrijding gaan schuiven. Verdachte is daardoor uit koers geraakt en de lading is gedeeltelijk buiten het voertuig gekomen. Als gevolg hiervan heeft de tweede aanrijding plaatsgevonden.

de conclusie
De rechtbank overweegt het volgende.
Van een gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat deze voldoende aandacht heeft voor de verkeerslichten en het rijgedrag van andere verkeersdeelnemers, zeker als er veel verkeer is.. Verder mag van een verkeersdeelnemer die vracht vervoert worden verwacht dat deze die vracht voldoende zekert. Dat geldt temeer voor een beroepsmatige chauffeur die uit hoofde van zijn werk regelmatig vracht vervoert, zeker als dit een zware vracht betreft (zoals hier het geval was). Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte tekort is geschoten in vergelijking met een gemiddelde andere weggebruiker in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. De verdediging heeft weliswaar aangevoerd dat verdachte zich er niet van bewust was dat hij de lading anders had moeten zekeren, maar dat leidt niet tot een ander oordeel. Verdachte had beter moeten weten, zich moeten verdiepen in de voorschriften en daarnaar moeten handelen.
De rechtbank oordeelt dan ook dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Dit betekent dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” zal worden weergegeven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 juni 2023 te Erp, gemeente Meierijstad, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg de N279 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
  • terwijl de lading in het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet zodanig was gezekerd dat deze onder normale omstandigheden – waaronder volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek – de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kon brengen, en
  • terwijl hij, verdachte, op korte afstand een stilstaande, althans langzaam rijdende, file was genaderd, zonder voortdurend zijn aandacht bij het verkeer te houden, en
  • de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet zodanig te regelen of aan te passen dat hij in staat was om het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was en
  • met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig tegen een voor hem rijdende, althans zich bevindende, bakwagen is gereden,

mede waardoor de in het door hem, verdachte, bestuurde voertuig vervoerde lading is gaan schuiven en waardoor deze lading de linker schuifdeur van het door hem bestuurde voertuig van binnenuit naar buiten heeft vervormd en mede waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en een tegemoetkomend voertuig, waardoor een ander (de bestuurder van dat tegemoetkomende voertuig, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten tien gebroken ribben, waarvoor operatie noodzakelijk was en een gebroken sleutelbeen werd toegebracht.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft hierbij in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het een oud feit betreft.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de verdediging bepleit het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde feit. Verder heeft de verdediging de rechtbank verzocht om bij het eventueel opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft geen strafblad en heeft sinds het ongeval geen andere aanrijding gehad. Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Tot slot heeft de verdediging gewezen op het tijdsverloop sinds het ongeval.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst.
Verdachte heeft een aanrijding veroorzaakt als gevolg waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat deze aanrijding voorkomen had kunnen worden als verdachte beter had opgelet en voldoende voorzichtigheid had betracht. Verdachte was immers afgeleid onder het rijden en had de lading in zijn voertuig onvoldoende gezekerd. Hierdoor heeft verdachte twee aanrijdingen veroorzaakt. Uit de medische gegevens en de verklaring van het slachtoffer volgt dat hij na het ongeval is geopereerd en drie dagen in coma is gehouden. Twee maanden na het ongeval kon het slachtoffer nog niet veel en was hij nog niet aan het werk.
Blanco strafblad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte geen eerdere veroordelingen heeft.
De strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het vertrekpunt is in dit geval 120 uur taakstraf en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank ziet aanleiding om hiervan af te wijken en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte werkt als chauffeur en kan bij zijn werkgever geen vervangende werkzaamheden verrichten. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zijn beroep kan blijven uitoefenen en zal daarom – conform de eis van de officier van justitie en het verzoek van de verdediging – een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren opleggen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat dit de eerste en (tot nu toe) enige keer is dat verdachte een ongeval heeft veroorzaakt en dat verdachte er ter zitting en in gesprek met de reclassering blijk van heeft gegeven van het gebeurde te hebben geleerd.
Ook verder volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie en zal een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis opleggen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte op zijn 62e voor de eerste keer voor een rechtbank moet verschijnen en dat verdachte direct na het ongeval openheid van zaken heeft gegeven en zijn spijt heeft betuigd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het een eenmalige fout betreft.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
 een
taakstrafvoor de duur
van 80 uren[tachtig uren] te vervangen door 40 dagen hechtenis indien veroordeelde deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
 een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur
van zes maanden.
Bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van twee jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.L. Traag, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. M.W.J. van Breukelen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 27 juni 2025.