In deze zaak heeft Gomacon V B.V. een kort geding aangespannen tegen Eindhoven Airport N.V. met als doel een voorschot op schadevergoeding te verkrijgen. De vordering van Gomacon V is primair gericht op een bedrag van € 90.000,-- als voorschot op de schadevergoeding, omdat zij meent dat het niet meer uitgeven van PPR's (Prior Permission Requests) door Eindhoven Airport de exploitatie van hun hangar onmogelijk maakt. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de gevorderde betaling, aangezien de huurbetalingen van de huurders van Gomacon V tot 1 januari 2026 doorlopen en er geen dringende noodzaak is aangetoond voor de betaling van het voorschot. De subsidiaire vordering, die gericht was op het intrekken van de mededeling aan de huurder van Gomacon V, werd ook afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om naast de lopende procedure van de huurder een eigen procedure te voeren. Gomacon V is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van Eindhoven Airport betalen, die zijn begroot op € 2.375,00. Het vonnis is uitgesproken op 1 juli 2025.