ECLI:NL:RBOBR:2025:4001

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
11675314
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming afgewezen wegens erkende huurachterstand en betalingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Woningstichting Compaen en de bewindvoerder van een huurder die onder bewind is gesteld. De eisende partij, Compaen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De bewindvoerder voerde verweer en stelde dat de huur sinds december 2024 op tijd wordt betaald en dat er een betalingsregeling van € 50,00 per maand is getroffen om de huurachterstand in te lopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding € 1.675,55 bedroeg en dat de bewindvoerder de huurtermijnen tijdig betaalt. De rechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder niet ernstig genoeg was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, vooral gezien het belang van de huurder om in de woning te blijven. De vorderingen tot ontbinding en ontruiming zijn afgewezen. Wel werd de huurachterstand van € 1.675,55 toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 158,27. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11675314 \ CV EXPL 25-3191
Vonnis van 10 juli 2025, bij vervroeging
in de zaak van
WONINGSTICHTING COMPAEN,
te Helmond,
eisende partij,
hierna te noemen: Compaen,
gemachtigde: mw. H.J.C. Oudshoorn (Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[bedrijfsnaam gedaagde],
in hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen van de te [plaats] wonende
[rechthebbende],
kantoorhoudende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna achtereenvolgens te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van het geding blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 april 2025 met één productie;
- de conclusie van antwoord van 1 mei 2025 met zeventien producties;
- de brief van de griffier van 4 juni 2025 waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 26 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat er een schriftelijke uitspraak zou volgen.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] huurt van Compaen de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Op grond van de huurovereenkomst is [rechthebbende] bij vooruitbetaling huur aan Compaen verschuldigd, laatstelijk bedragend € 503,77 per maand.
2.3.
[rechthebbende] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Compaen heeft de achterstand gemeld aan de gemeente in het kader van vroegsignalering op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.
2.4.
Bij beschikking van de kantonrechter van 12 november 2024 is [rechthebbende] onder bewind gesteld, waarbij de bewindvoerder als zodanig is benoemd.

3.Het geschil

3.1.
Compaen vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen;
- betaling van:
de huurachterstand, die ten tijde van (het opstellen van de) dagvaarding € 1.784,33 bedroeg;
de (nog te) vervallen huurtermijnen van € 500,77 per maand vanaf mei 2025 tot en met het moment van ontbinding van de huurovereenkomst;
een gebruikersvergoeding van € 500,77 per maand vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst zolang [rechthebbende] de woning in gebruik houdt;
te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Compaen legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [rechthebbende] heeft, ondanks aanmaning en sommatie, de huur niet op tijd en niet volledig betaald. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan die op het moment van dagvaarding en ten tijde van de mondelinge behandeling ruim drie maanden bedroeg. Dit rechtvaardigt volgens Compaen de vorderingen tot ontbinding en ontruiming. Doordat er verschillende incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, heeft Compaen niet alleen recht op betaling van de hoofdsom, maar ook op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast moet er wettelijke rente betaald worden over de te laat betaalde huurtermijnen.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van de vorderingen tot ontbinding en ontruiming.
3.4.
De bewindvoerder voert hiertoe het volgende aan. Sinds december 2024 wordt de maandelijkse huur op tijd betaald. Daarnaast wordt er € 50,00 per maand afgelost op de huurachterstand. Een hoger bedrag is niet mogelijk, omdat er beslag ligt op het inkomen van [rechthebbende] . Door [rechthebbende] te dagvaarden wordt het aan Compaen te betalen bedrag hoger, terwijl er niet opeens meer geld beschikbaar is. De bewindvoerder heeft geprobeerd een betalingsregeling van € 50,00 af te spreken met Compaen en haar gemachtigde, maar Compaen ging hier niet mee akkoord. De bewindvoerder stelt dat dit niet strookt met het motto ‘samen schulden oplossen’ van de gemachtigde.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontbinding en ontruiming
4.1.
Volgens artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Dat is slechts anders als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.2.
Het (tijdig) betalen van de huur is één van de essentiële verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De vraag is of de tekortkoming van de bewindvoerder door de huur niet (volledig) te betalen voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Bij de beoordeling hiervan moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval [1] , waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. Tevens moet de ernst van de tekortkoming worden afgewogen tegen het woonbelang van [rechthebbende] .
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de huurachterstand van [rechthebbende] ten tijde van de dagvaarding niet € 1.784,33, maar € 1.725,55 bedroeg en dat deze inmiddels is teruggelopen tot een bedrag van € 1.675,55. Dit is een achterstand van nauwelijks meer dan drie maanden. Een achterstand van drie maanden rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst. Daarentegen staat [rechthebbende] sinds november 2024 onder bewind en sindsdien worden de lopende huurtermijnen betaald. Daarnaast wordt de huurachterstand vanaf februari 2025 ingelopen met € 50,00 per maand. Eind april 2025 is er alsnog besloten om de bewindvoerder te dagvaarden, terwijl zij meermaals bij Compaen en haar gemachtigde had aangegeven een betalingsregeling te willen sluiten. De bewindvoerder had er daarbij op gewezen dat een aflossingsbedrag van meer € 50,00 per maand eigenlijk niet eens mogelijk was in verband met beslag op het inkomen van [rechthebbende] . Bovendien kan het feit dat de huur met behulp van de bewindvoerder op tijd wordt betaald en de achterstand wordt ingelopen de verwachting rechtvaardigen dat in de toekomst geen nieuwe huurachterstand zal ontstaan.
4.4.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder het grote belang van [rechthebbende] om in de woning te kunnen blijven wonen, is de kantonrechter van oordeel dat de tekortkoming van [rechthebbende] in dit geval onvoldoende ernstig is om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt daarom afgewezen. Dat geldt dan ook voor de vordering tot ontruiming.
De toekomstige huurtermijnen en schadevergoeding
4.5.
Compaen heeft gevorderd de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van de toekomstige huurtermijnen vanaf mei 2025 tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Aangezien de huurovereenkomst niet wordt ontbonden en Compaen op grond van de huurovereenkomst aanspraak kan maken op betaling van de huurtermijnen, heeft Compaen geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van deze vordering. Het staat bovendien niet vast dat de bewindvoerder niet over zal gaan tot betaling van de toekomstige huurtermijnen, te meer nu de bewindvoerder de termijnen sinds de start van het bewind tijdig heeft betaald. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen. Er bestaat evenmin een grondslag voor de vordering tot betaling van een schadevergoeding voor de periode vanaf de ontbinding van de overeenkomst tot aan de ontruiming. De kantonrechter zal deze vordering daarom ook afwijzen.
De huurachterstand
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Compaen aangegeven dat de huurachterstand, na verschillende betalingen door de bewindvoerder, nog € 1.675,55 bedraagt. De bewindvoerder heeft die huurachterstand erkend. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de huurachterstand dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.675,55.
Wettelijke rente
4.7.
Omdat de huur niet tijdig is betaald, is wettelijke rente verschuldigd over de achterstallige betalingen. De bewindvoerder heeft de gevorderde wettelijke rente niet betwist. De wettelijke rente die door Compaen gevorderd is wordt daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Compaen maakt aanspraak op een bedrag van € 158,27 aan buitengerechtelijke incassokosten. Niet weersproken is dat [rechthebbende] een aanmaning is gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. De toentertijd bestaande huurachterstand is evenmin weersproken. Hierdoor komt Compaen in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Omdat Compaen geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met de btw. Aangezien de bewindvoerder de achterstallige huur gedeeltelijk heeft afgelost, maar deze aflossing buiten de betalingstermijn van de aanmaning heeft plaatsgevonden, heeft deze aflossing geen invloed op de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag dat Compaen vordert is gelijk aan het bedrag dat is vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van
€ 158,27 inclusief btw dan ook toe.
Proceskosten
4.9.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren en overweegt hiertoe als volgt. Compaen heeft gelijk dat [rechthebbende] en zijn bewindvoerder een huurachterstand heeft laten ontstaan en deze wordt toegewezen. Dat was echter niet in geschil en er is op afgelost. Nu er onvoldoende grond voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is, is ook Compaen deels in het ongelijk gesteld. De proceskosten worden daarom gecompenseerd in die zin dat dat iedere partij de eigen kosten draagt
.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om uit het vermogen van [rechthebbende] te betalen een bedrag van € 1.675,55 aan huurachterstand tot en met juni 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de afzonderlijke huurtermijnen tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder om uit het vermogen van [rechthebbende] te betalen een bedrag van € 158,27 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.