Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een kind. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig was om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 mei 2025, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 juni 2025 achter gesloten deuren.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die op 10-jarige leeftijd de seksuele handelingen zou hebben ondergaan, beoordeeld. Hoewel de aangeefster verschillende verklaringen heeft afgelegd, vond de rechtbank dat deze niet op voldoende specifieke punten bevestigd werden door ander bewijsmateriaal. De verklaringen van getuigen, waaronder een vriendin van de aangeefster, werden als onvoldoende steunbewijs beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de aangeefster niet alleen moesten worden beoordeeld op hun betrouwbaarheid, maar ook op de aanwezigheid van steunbewijs.
De officier van justitie had gevorderd om de verdachte een jeugddetentie van drie maanden voorwaardelijk op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet op voldoende specifieke punten bevestigd werden in het bewijsmateriaal, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.