ECLI:NL:RBOBR:2025:4004

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
01/055087-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en ontucht met een kind wegens onvoldoende bewijs

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een kind. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig was om tot een bewezenverklaring te komen. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 mei 2025, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 juni 2025 achter gesloten deuren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die op 10-jarige leeftijd de seksuele handelingen zou hebben ondergaan, beoordeeld. Hoewel de aangeefster verschillende verklaringen heeft afgelegd, vond de rechtbank dat deze niet op voldoende specifieke punten bevestigd werden door ander bewijsmateriaal. De verklaringen van getuigen, waaronder een vriendin van de aangeefster, werden als onvoldoende steunbewijs beschouwd. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de aangeefster niet alleen moesten worden beoordeeld op hun betrouwbaarheid, maar ook op de aanwezigheid van steunbewijs.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte een jeugddetentie van drie maanden voorwaardelijk op te leggen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet op voldoende specifieke punten bevestigd werden in het bewijsmateriaal, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.055087.24
Datum uitspraak: 4 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 20 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 30 augustus 2013 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [2002] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) meermalen, in elk geval eenmaal
- zijn/hun penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen en/of
- zijn/hun penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] naar een verlaten, althans rustige, locatie heeft/hebben gebracht, te weten een bosschage en/of struikgewas en/of beschutte groenstrook en/of
- zich met die [slachtoffer] en een of meer (andere) personen in een krappe/kleine opening in een bosschage en/of struikgewas heeft/hebben bevonden, terwijl er maar één uitgang aanwezig was (waardoor die [slachtoffer] niet weg kon gaan en/of (daardoor) een situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken) en/of
- zich met zijn/hun lichaam/lichamen tegelijkertijd zowel voor als achter die [slachtoffer] heeft/hebben bevonden (waardoor die [slachtoffer] niet weg kon gaan en/of (daardoor) een situatie is ontstaan waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken) en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt/vastgehouden en/of
- het lichaam van die [slachtoffer] (telkens) heeft/hebben gepositioneerd en/of verplaatst in een houding/positie die verdachte en/of zijn mededader(s) wilde(n) en/of
- die [slachtoffer] op dwingende/gebiedende wijze heeft/hebben gezegd welke handeling ze moest verrichten en/of
- (terwijl die [slachtoffer] onder meer ‘stop’ zei) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of
- een getalsmatig en/of fysiek overwicht heeft/hebben gecreëerd/gehad op die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft/hebben gemaakt van een fysiek en/of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] , veroorzaakt door het leeftijdsverschil tussen die [slachtoffer] en verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- aldus voor die [slachtoffer] een ongelijkwaardige en/of bedreigende en/of intimiderende situatie heeft/hebben doen ontstaan waardoor en/of waartegen die [slachtoffer] zich niet kon verzetten en/of waardoor die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan eerdergenoemde seksuele handelingen;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2011 tot en met 30 augustus 2013 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [2002] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen/brengen en/of houden en/of (heen en weer) bewegen van zijn/hun penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of de anus van die [slachtoffer] .

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Volgens de officier van justitie zijn de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) betrouwbaar. Bovendien vinden deze verklaringen voldoende steun in bewijs uit andere bron. Daarbij heeft de officier in het bijzonder gewezen op de verklaringen van [betrokkene 1] , een toenmalige vriendin van aangeefster (hierna: [betrokkene 1] ). Zij heeft in belangrijke mate de setting en het verrichten van seksuele handelingen, waarbij de jongens rouleerden, bevestigd. Verder heeft de officier van justitie gewezen op de andere bewijsmiddelen, waarin meer algemene ondersteuning kan worden gevonden.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde omdat naar haar oordeel voldoende wettig bewijs ontbreekt. Daarover overweegt zij het volgende.
Juridisch kader bewijs in zedenzaken.
De rechtbank moet beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan, met andere woorden: of in het dossier voldoende bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde kan worden gekomen.
De bewijsminimumregel staat in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en houdt in dat de rechter het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet kan aannemen op de verklaring van één getuige. Ook als de rechter de verklaring betrouwbaar vindt, is die verklaring alleen niet genoeg om tot een bewezenverklaring te komen. Om tot een bewezenverklaring te komen, moet er dus meer bewijs zijn dat de verklaring van de getuige ondersteunt (steunbewijs). Het is hierbij niet vereist dat de gedraging zelf steun vindt in ander bewijs, maar de verklaring van de getuige moet wel op specifieke punten worden bevestigd in het steunbewijs. Tussen de verklaring van de getuige en het steunbewijs mag verder niet een te ver verwijderd verband bestaan. De afweging en de beoordeling hierover dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
De rechtbank zal gelet hierop eerst beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar zijn en vervolgens of er voldoende steunbewijs in deze zaak is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te kunnen komen.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
In het dossier bevinden zich een informatief gesprek met aangeefster en de daarop gevolgde aangifte. Ook zit de getuigenverklaring die aangeefster – op verzoek van de verdediging – bij de rechter-commissaris heeft afgelegd in het dossier.
Aangeefster heeft verklaard dat toen zij tien jaar was, zij in de bosjes het spelletje ‘doen durven of de waarheid’ speelde. Daarbij waren ook [betrokkene 2] (de (inmiddels overleden) broer van aangeefster), [betrokkene 1] , [medeverdachte] , de broer van de [betrokkene 1] en medeverdachte (hierna: medeverdachte) en verdachte aanwezig.
De rechtbank merkt op dat zij de hiervoor genoemde personen met het oog op de leesbaarheid in het vonnis bij hun voornamen zal noemen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij opdrachten moest doen. Zij moest onder meer haar broek uitdoen en verdachte en medeverdachte hebben hun piemels tegelijkertijd bij haar erin gedaan: een van hen penetreerde haar vaginaal en de ander anaal. Op dat moment stonden zij volgens aangeefster alle drie.
De rechtbank vindt de verklaringen die aangeefster op meerdere momenten heeft afgelegd, ook bezien in het licht van het tijdsverloop, niet zodanig afwijkend van elkaar of innerlijk tegenstrijdig dat deze aanleiding geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Zij vindt de verklaringen van aangeefster dus betrouwbaar. Deze kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Steunbewijs.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de verklaringen van aangeefster in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt die vraag als volgt.
Bij de gebeurtenissen zouden volgens aangeefster verdachte, medeverdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 1] aanwezig zijn geweest.
Voor zover zij verklaringen hebben afgelegd, leveren die naar het oordeel van de rechtbank, geen steunbewijs op voor de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte ontkent de beschuldigingen en medeverdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Dit levert geen steunbewijs op. [betrokkene 2] is overleden.
Naar het oordeel van de rechtbank vormen de verklaringen die [betrokkene 1] heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
[betrokkene 1] heeft verklaard op hetzelfde moment als aangeefster in de bosjes te zijn geweest, samen met verdachte, medeverdachte en [betrokkene 2] . Zij heeft verder verklaard over wat haarzelf is overkomen.
Over dat wat aangeefster zou zijn overkomen, heeft [betrokkene 1] verklaard dat zij dat niet heeft gezien. Zij had het grootste deel haar ogen dicht. Zij heeft geprobeerd zich af te sluiten en in haar eigen bubbel te zitten. Verder heeft zij verklaard dat zij heeft geprobeerd het geluid te dempen en er geen aandacht aan te besteden. Zij heeft er ook niet veel van gehoord.
Bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 1] bevestigd dat zij in haar herinnering niet echt veel heeft gezien. Zij is vooral bezig geweest in haar eigen hoofd. Met wat om haar heen gebeurde, is zij niet bezig geweest. Verder heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard zich niet te kunnen herinneren wat zij heeft gehoord. Zij heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat verdachte en medeverdachte aangeefster hebben verkracht.
De verklaringen van [betrokkene 1] komen op punten overeen met de verklaringen van aangeefster. Maar juist op het punt van de seksuele handelingen die verdachte en medeverdachte bij aangeefster zouden hebben gepleegd, die zeer specifiek van aard zijn, worden de verklaringen van aangeefster niet bevestigd. [betrokkene 1] heeft, zoals hiervoor weergegeven, meerdere keren verklaard dat zij niet heeft gezien of gehoord wat aangeefster is overkomen.
Ook verder ziet de rechtbank in het dossier onvoldoende steun voor de verklaringen van aangeefster.
De verklaringen van de getuigen aan wie aangeefster heeft verteld wat haar zou zijn overkomen leveren naar het oordeel van de rechtbank geen steunbewijs op voor de verklaringen van aangeefster.
Aangeefster heeft als eerste aan haar zus [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) verteld wat haar zou zijn overkomen. Zij heeft dit ook aan haar moeder, [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ) verteld. Hun verklaringen zijn weergaven van wat aangeefster aan hen heeft verteld over de gebeurtenissen en komen dus niet uit een onafhankelijke bron. Bovendien valt het de rechtbank op dat [betrokkene 3] en [betrokkene 4] niet verklaren over de specifieke seksuele handelingen die verdachte en medeverdachte volgens aangeefster bij haar zouden hebben verricht.
De getuigenverklaringen van [getuige 1] , de zus van [betrokkene 1] en verdachte, en die van [getuige 2] , destijds een vriendin van [getuige 1] , geven weer wat zij destijds hebben gehoord van [betrokkene 1] . Die zien niet op dat wat aangeefster zou zijn overkomen.
Ten slotte zit in het dossier een proces-verbaal van bevindingen over een melding uit 2013. Ook in dit proces-verbaal ziet de rechtbank onvoldoende steunbewijs. Dat proces-verbaal ziet op dat wat [betrokkene 1] zou zijn overkomen en niet op wat aangeefster zou zijn overkomen.
Ook verder heeft de rechtbank geen steunbewijs in het dossier aangetroffen.
Conclusie.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet op voldoende specifieke punten bevestiging vinden in het bewijsmateriaal.
Alles afwegend, ziet de rechtbank onvoldoende wettig bewijs om tot het oordeel te komen dat verdachte het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Dat betekent dat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. N. Flikkenschild, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 4 juli 2025.
mr. J.H.L.M. Snijders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.