ECLI:NL:RBOBR:2025:4330

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/26
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag voor energietoeslag 2022 door de gemeente ’s-Hertogenbosch

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 10 juli 2025, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor de eenmalige energietoeslag 2022 beoordeeld. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch afgewezen op basis van het inkomen van eisers, dat volgens het college te hoog was. De rechtbank oordeelt dat het college zich ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 2, zesde lid, van de Beleidsregels II, dat eerder door de rechtbank in een andere zaak onverbindend was verklaard. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat de energietoeslag 2022 op onjuiste gronden terecht is afgewezen. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eisers moet vergoeden en hen een proceskostenvergoeding van € 1.814,00 moet betalen. De uitspraak benadrukt het belang van verifieerbare inkomensgegevens voor de beoordeling van aanvragen voor energietoeslag.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/26

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], eiser

[eiseres], eiseres, beiden uit [woonplaats],
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: [naam]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, het college
(gemachtigde: mr. E. Heijligenberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor energietoeslag 2022.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 november 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Op 6 februari 2025 heeft het college meegedeeld dat er naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank in een soortgelijke zaak [1] een nieuwe beoordeling van het recht op energietoeslag 2022 zal worden gemaakt.
1.4.
Bij brief van 9 maart 20225 hebben eisers gereageerd op deze mededeling.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eisers in de gelegenheid te stellen boekhoudkundige cijfers over de maand januari 2022 over te leggen, zodat het college aan de hand daarvan het recht op energietoeslag opnieuw kan beoordelen.
1.6.
Op 9 april 2025 heeft het college de rechtbank bericht dat partijen er onderling niet zijn uitgekomen. Het college heeft de correspondentie met eisers bijgevoegd.
1.7.
Bij bericht van 20 april 2025 hebben eisers hierop gereageerd.
1.8.
De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft, nu partijen, desgevraagd, niet hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord.
1.9.
Op 5 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Deze zaak gaat over de eenmalige energietoeslag 2022. Deze toeslag is een vorm van bijzondere bijstand, die is bedoeld als compensatie voor hoge energielasten. Huishoudens met een inkomen onder, op of net boven het sociaal minimum kunnen in aanmerking komen voor de energietoeslag. De overheid heeft de uitvoering van de energietoeslag overgelaten aan de gemeenten. Het college heeft de regels voor de uitvoering neergelegd in de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente ’s-Hertogenbosch (de Beleidsregels). In de Beleidsregels heeft het college neergelegd welke peildatum het hanteert voor het inkomen en heeft het bepaald wanneer een huishouden een laag inkomen heeft. Het college heeft deze Beleidsregels in de periode die voor deze zaak van belang is vervolgens twee keer gewijzigd. De rechtbank zal de gewijzigde Beleidsregels aanduiden als de Beleidsregels I en de Beleidsregels II. De Beleidsregels I golden van 8 oktober 2022 tot en met 23 december 2022. De Beleidsregels II golden van 24 december 2022 tot en met 30 juni 2023.
2.1.
Eisers hebben samen een Vennootschap onder firma (Vof): ‘[naam Vof]’. Eiser heeft daarnaast ook een eenmanszaak: ‘[naam eenmanszaak]’. Eisers hebben op 13 april 2023 de eenmalige energietoeslag 2022 aangevraagd. Deze aanvraag heeft het college op 10 mei 2023 afgewezen omdat het inkomen van eisers te hoog was. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 mei 2023.
2.2.
Bij besluit op bezwaar van 21 november 2023 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 10 mei 2023, met een nadere motivering, in stand gelaten. Het college heeft zich, in navolging van de commissie van advies voor de bezwaarschriften, op het standpunt gesteld dat conform de beleidsregels het netto maandinkomen is vastgesteld op basis van het inkomen over het gehele kalenderjaar 2021. De aanvraag is afgewezen omdat het in aanmerking te nemen netto maandinkomen dat is vastgesteld ruimschoots hoger is dan de norm van € 1.777,92. Het netto-inkomen van eisers over 2021 is vastgesteld op € 42.537,00. Dat is omgerekend € 3.367,51 netto per maand (exclusief vakantiegeld). Het college heeft bij de berekening de gegevens uit de aangifte inkomstenbelasting 2021 gehanteerd. Het college is van mening dat de door eisers geschetste omstandigheden niet zijn aan te merken als dringende redenen om hen alsnog in aanmerking te laten komen voor de eenmalige energietoeslag. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.

Gewijzigd standpunt in beroep

2.3.
Op 6 februari 2025 heeft het college de rechtbank laten weten dat zij voornemens is het recht op energietoeslag 2022 opnieuw te beoordelen. Reden daarvoor is dat de meervoudige kamer van deze rechtbank op 24 december 2024 uitspraak heeft gedaan in een zaak die vergelijkbaar is met onderhavige zaak. [2] Deze uitspraak had eveneens betrekking op de energietoeslag 2022 en ging ook om een zelfstandige. In de betreffende uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat het college voor de betrokken zelfstandige alsnog moet beoordelen of de betrokkene recht had op energietoeslag 2022 wanneer wordt gekeken naar het inkomen over 2022 in vergelijking met de bijstandsnorm over dat jaar. Het college is van mening dat dezelfde beoordeling moet worden toegepast bij eisers. Daarom heeft het college op 5 februari 2024 (de rechtbank begrijpt: 2025) per e-mail aan de gemachtigde van eisers gevraagd om de aangifte inkomstenbelasting 2022 te overleggen, zodat het college het inkomen in 2022 kan vaststellen. Het college heeft aangekondigd dat hij de rechtbank nader zal informeren wanneer deze stukken zijn ontvangen en het recht op energietoeslag 2022 opnieuw is beoordeeld.
2.4.
Vervolgens heeft het college ter zitting aangegeven bereid te zijn de boekhoudkundige cijfers over de maand januari 2022 als uitgangspunt te nemen voor de beoordeling van het recht op energietoeslag 2022.

Beoordeling door de rechtbank

3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
De rechtbank moet beoordelen of het college de aanvraag van eisers voor de eenmalige energietoeslag 2022 terecht heeft afgewezen, omdat eisers over het jaar 2021 teveel inkomen hadden. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college zich ten onrechte op artikel 2, zesde lid, van de Beleidsregels II heeft gebaseerd voor de beoordeling van de aanvraag. Daarom is het beroep gegrond. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar voornoemde uitspraak van 24 december 2024. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft in deze uitspraak – voor zover hier van belang – artikel 2, zesde lid, van de Beleidsregels II, voor zover daarin het jaartal 2021 staat, onverbindend verklaard. Dat het college inzicht wil hebben in de inkomensgegevens van een zelfstandig ondernemer en daarvoor zo betrouwbaar mogelijke gegevens wil hebben, vindt de rechtbank op zichzelf een legitiem doel. Maar het middel om dat doel te bereiken, namelijk door, anders dan bij andere minima, het kalenderjaar 2021 als gefixeerde referteperiode vast te leggen om te bepalen of sprake is van een laag inkomen, vindt de rechtbank niet redelijk en geschikt.
3.2.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. In dat kader overweegt de rechtbank als volgt.
3.3.
Uit de toelichting van partijen ter zitting maakt de rechtbank op dat partijen het er inmiddels over eens zijn dat de maand januari 2022 als peildatum moet worden gehanteerd voor de beoordeling van het recht op energietoeslag 2022. Ter zitting is daarom afgesproken dat eisers de boekhoudkundige cijfers over deze maand aan het college zullen verstrekken, waarna het college het recht op energietoeslag 2022 opnieuw zal beoordelen.
3.4.
Uit de door het college overgelegde correspondentie tussen eisers en het college maakt de rechtbank op dat eisers op 26 maart 2025 het college het navolgende overzicht hebben toegezonden:
3.5.
Op 2 april 2025 hebben eisers een tweede overzicht aan het college toegezonden:
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt het college terecht dat deze overzichten onvoldoende inzicht geven in het inkomen van eisers in de maand januari 2022. Zoals hiervoor overwogen hebben partijen op zitting afgesproken dat eisers de boekhoudkundige cijfers over januari 2022 zullen verstrekken. De rechtbank kan eisers nageven dat die afspraak niet lijkt in te houden dat ook onderliggende stukken zoals facturen en bankafschriften moeten worden overgelegd. Maar naar het oordeel van de rechtbank moeten de ‘boekhoudkundige cijfers’ wel een specificatie van de inkomsten en uitgaven inhouden, zoals bijvoorbeeld de omzet en de kosten van inkoop, materialen en brandstof. Van een aanvrager om energietoeslag mag immers worden verwacht dat hij verifieerbare inkomensgegevens aanlevert. Het ligt namelijk op de weg van de aanvrager van energietoeslag om aannemelijk te maken dat hij in aanmerking komt voor energietoeslag. Met de verstrekte overzichten hebben eisers hieraan niet voldaan. Uit deze overzichten blijkt bijvoorbeeld niet op welke ondernemingen deze betrekking hebben en op welk jaar de cijfers zien, maar belangrijker is dat de genoemde bedragen niet zijn gespecificeerd. De rechtbank ziet niet in waarom het nader specificeren van de bedragen veel tijd en geld zou moeten kosten, zoals eisers lijken te stellen. Verder is van belang dat uit de e-mails van 2 april 2025 van de gemachtigde van eisers blijkt dat zij niet bereid zijn om meer of andere gegevens aan te leveren, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe van het college.
3.7.
Bij deze stand van zaken stelt het college zich terecht op het standpunt dat het recht op energietoeslag moet worden afgewezen omdat eisers geen verifieerbare stukken hebben overgelegd waaruit het recht op energietoeslag 2022 blijkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het college op te dragen opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen nu eisers expliciet hebben aangegeven dat zij niet bereid zijn meer of andere gegevens aan te leveren. Daarom bestaat er aanleiding voor finale geschilbeslechting en zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.

Conclusie en gevolgen

4. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eisers gegrond is, maar ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten omdat de energietoeslag 2022 – zij het op onjuiste gronden – terecht is afgewezen.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,00 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden, nu – anders dan eisers lijken te stellen – geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 8:12b, vierde lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 november 2023;
  • laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,00 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. de Jong-Nibourg, voorzitter, en mr. J.L.M. Dohmen en mr. R.A. de Wit, leden, in aanwezigheid van drs. M.T. Petersen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 35. Individuele en categoriale bijzondere bijstand
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de in het eerste lid bedoelde kosten binnen twaalf maanden een bedrag van € 167,00 niet te boven gaan.
In afwijking van het eerste lid kan bijzondere bijstand ook aan een persoon worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering of die premie ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.
In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
De in het vierde lid bedoelde toeslag kan in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bijzondere bijstand niet verstaan individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36.
Voorzover de gemeente krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, wordt de bijzondere bijstand verhoogd met de loonbelasting en premies volksverzekeringen.
Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 I gemeente ’s-Hertogenbosch
Artikel 1: Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
aanvrager: de alleenstaande die de energietoeslag aanvraagt of ambtshalve ontvangt, dan wel de samenwonenden die deze gezamenlijk aanvragen of ontvangen;
college: college van burgemeesters en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch;
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 6 van de Beleidsregels Bijzondere bijstand 2021 III ’s-Hertogenbosch;
peildatum: 1 januari 2022 en/of de eerste dag van de maand voorafgaand aan de datum waarin de aanvraag wordt gedaan, in het kalenderjaar 2022
referteperiode: de maand januari 2022 en/of de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag voor de eenmalige energietoeslag is ingediend.
samenwonende: degene die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander inclusief de kostendeler zoals bedoeld in de wet;
wet: Participatiewet;
zelfstandig huishouden: één of meer personen die gezamenlijk op één adres wonen in een zelfstandige woning in gemeente 's-Hertogenbosch;
zelfstandige woning: een woning voorzien van een eigen toegang waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld én met een eigen gas- en/of elektrameter.
Artikel 2: Doelgroep eenmalige energietoeslag 2022
De eenmalige energietoeslag 2022 van € 1.300,- is bedoeld voor een zelfstandig huishouden met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
Per zelfstandig huishouden verleent het college maximaal één keer de eenmalige energietoeslag.
Er bestaat geen recht op de eenmalige energietoeslag als de aanvrager eerder in 2022 voor hetzelfde doel een energietoeslag op grond van artikel 35 Participatiewet heeft ontvangen. Dit geldt ook als de aanvrager deze toeslag in een andere gemeente heeft ontvangen.
Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen. Een zelfstandig huishouden (alleenstaande of gezin) heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Er wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm zoals is neergelegd in artikel 22a van de wet.
De eenmalige energietoeslag is ook bedoeld voor zelfstandige huishoudens die vanwege problematische schulden en deelname aan een schuldhulptraject onvoldoende te besteden hebben. Hieronder wordt verstaan een besteedbaar inkomen gelijkgesteld aan het vrij te laten bedrag, circa 95% van de bijstandsnorm.
Bij inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep wordt op de peildatum het inkomen exclusief vakantietoeslag in aanmerking genomen over het gehele kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag van Belastingdienst over dat betreffende jaar, en secundair de aangifte.
Tot een zelfstandig huishouden wordt niet gerekend de persoon die op de peildatum:
a. in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;
b. jonger is dan 21 jaar;
c. is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.
Deze personen komen niet in aanmerking voor de eenmalige energietoeslag.
Artikel 5: Hardheidsclausule
Het college handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregels, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, conform artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.
Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 II gemeente ’s-Hertogenbosch
Artikel 1: Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
aanvrager: de alleenstaande die de energietoeslag aanvraagt of ambtshalve ontvangt, dan wel de samenwonenden die deze gezamenlijk aanvragen of ontvangen;
college: college van burgemeesters en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch;
inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 6 van de Beleidsregels Bijzondere bijstand 2021 III ’s-Hertogenbosch;
peildatum: 1 januari 2022 en/of de eerste dag van de maand voorafgaand aan de datum waarin de aanvraag wordt gedaan.
referteperiode: de maand januari 2022 en/of de kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag voor de eenmalige energietoeslag is ingediend.
samenwonende: degene die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander inclusief de kostendeler zoals bedoeld in de wet;
wet: Participatiewet;
zelfstandig huishouden: één of meer personen die gezamenlijk op één adres wonen in een zelfstandige woning in gemeente 's-Hertogenbosch;
zelfstandige woning: een woning voorzien van een eigen toegang waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld én met een eigen gas- en/of elektrameter.
Artikel 2: Doelgroep eenmalige energietoeslag 2022
De eenmalige energietoeslag 2022 van € 1.300,- is bedoeld voor een zelfstandig huishouden met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
Per zelfstandig huishouden verleent het college maximaal één keer de eenmalige energietoeslag.
Er bestaat geen recht op de eenmalige energietoeslag als de aanvrager eerder in 2022 voor hetzelfde doel een energietoeslag op grond van artikel 35 Participatiewet heeft ontvangen. Dit geldt ook als de aanvrager deze toeslag in een andere gemeente heeft ontvangen.
Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen. Een zelfstandig huishouden (alleenstaande of gezin) heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Er wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm zoals is neergelegd in artikel 22a van de wet.
De eenmalige energietoeslag is ook bedoeld voor zelfstandige huishoudens die vanwege problematische schulden en deelname aan een schuldhulptraject onvoldoende te besteden hebben. Hieronder wordt verstaan een besteedbaar inkomen gelijkgesteld aan het vrij te laten bedrag, circa 95% van de bijstandsnorm.
Bij inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep wordt op de peildatum het inkomen exclusief vakantietoeslag in aanmerking genomen over het gehele kalenderjaar voorafgaand aan de peildatum. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag van Belastingdienst over dat betreffende jaar, en secundair de aangifte.
7. Tot een zelfstandig huishouden wordt niet gerekend de persoon die op de peildatum:
a. in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;
b. jonger is dan 21 jaar;
c. is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.
Deze personen komen niet in aanmerking voor de eenmalige energietoeslag.
Artikel 5: Hardheidsclausule
1. Het college handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregels, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, conform artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht.