20.4.In de verklaring van [basisschool A] staat onder meer:
“Op [basisschool A] vinden wij het heel belangrijk dat leerlingen met Peers (gelijkgestemde) zich kunnen ontwikkelen. (...) Ook bij [zoon] en [Z] is de behoefte aan Peers, gelijkgestemde leerlingen met wie zij zich samen kunnen ontwikkelen, erg groot. Vandaar dat [basisschool A] voor hen een passende school is.”
21. Het college heeft het advies van H&G Onderwijs B.V. zonder motivering naast zich neergelegd. Het advies van het Samenwerkingsverband heeft het college terzijde geschoven, omdat de directeur van het Samenwerkingsverband zou hebben gezegd dat dit niet tot de bevoegdheden van het Samenwerkingsverband behoort. Tot slot heeft het college het advies van de latende school (de rechtbank begrijpt: het advies van [K] van [P] ) terzijde geschoven, omdat daar een financieel motief achter zou zitten. Op de zitting heeft de gemachtigde desgevraagd toegelicht dat dit laatste eiser niet zou zijn tegengeworpen, ondanks dat het wel wordt benoemd in de besluitvorming.
22. De rechtbank is van oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser enkel met een verklaring van [basisschool B] kan aantonen dat die school niet toegankelijk is voor [zoon] . Zoals de rechtbank het college op zitting ook heeft voorgehouden, volgt dat namelijk niet uit artikel 8, vierde lid onder b, van de Verordening. Het volgt ook niet uit de Beleidsregels leerlingenvervoer 2023 (de Beleidsregels).
23. De rechtbank vindt dat eiser met de drie adviezen wel degelijk heeft aangetoond dat [basisschool B] voor [zoon] niet toegankelijk is. Uit die adviezen komt onmiskenbaar naar voren dat [zoon] groot belang heeft bij een onderwijssetting met gelijkgestemde leeftijdsgenoten. Daarbij heeft eiser ook aannemelijk gemaakt dat [zoon] geen tot zeer weinig leeftijdsgenoten zou treffen op [basisschool B] . Uit e-mails van zowel [basisschool B] als [basisschool C] (resp. van 3 juni 2025 en van 19 mei 2025), blijkt dat er in totaal maar 14 á 15 kinderen (van verschillende leeftijden) op [basisschool B] zitten en dat er momenteel drie leerlingen in groep 5 worden verwacht.
24. Bij dit alles komt nog dat zelfs áls het college wel zou kunnen worden gevolgd in zijn standpunt dat enkel een verklaring van [basisschool B] volstaat om de niet-toegankelijkheid te kunnen aantonen, eiser onbetwist heeft gesteld dat [basisschool B] daartoe niet (meer) bereid is. In een e-mail van 13 mei 2025 heeft [basisschool B] namelijk laten weten geen verklaringen meer te verstrekken over leerlingen die niet bij hen staan ingeschreven. Dat maakt een verklaring van [basisschool B] op dit moment hoe dan ook onmogelijk. Het blijven tegenwerpen van het ontbreken van zo’n verklaring brengt ouders die moeten aantonen dat [basisschool B] niet toegankelijk is, dan ook in een onmogelijke positie.
25. Op verzoek van het college heeft [basisschool B] in een e-mail van 17 december 2024 wel gesteld dat zij een passende school voor [zoon] zouden kunnen zijn. Maar daarbij is duidelijk vermeld dat er voor een volledig beeld ook nog een gesprek met ouders en de school, en een observatie op de huidige school nodig is. Ook wordt uit deze e-mail niet duidelijk in hoeverre [basisschool B] het belang van de gelijkgestemde leeftijdsgenoten voor [zoon] heeft meegewogen en of de drie adviezen die eiser heeft overgelegd, daarbij zijn betrokken.
26. Eiser heeft op zitting bovendien verklaard dat [basisschool B] in een gesprek aan hem heeft laten weten dat als zij kinderen gaan afwijzen met een hb-profielop het aantal “peers”, zij nooit zullen gaan groeien. Door het college is dit niet weersproken en daarom ziet de rechtbank ook geen reden om hier aan te twijfelen. Dat betekent dat er voor [basisschool B] mogelijk ook een ander belang schuilt achter het niet afwijzen van [zoon] op toegankelijkheid. Ook om die reden is de rechtbank van oordeel dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat enkel met een verklaring van [basisschool B] kan worden aangenomen dat [basisschool B] niet toegankelijk is voor [zoon] .
27. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college in geen geval heeft kunnen volstaan met deze benadering. Het college had de drie adviezen serieus moeten betrekken. Hierbij wijst de rechtbank er nog op dat ondanks dat dit soort adviezen niet tot de bevoegdheden van het Samenwerkingsverband horen, dat nog niet maakt dat er geen waarde kan worden gehecht aan het advies van het Samenwerkingsverband.Laat staan dat dit zomaar buiten beschouwing kan worden gelaten. Het college had op basis van alle drie de adviezen in ieder geval de verschillen tussen beide scholen in ogenschouw moeten nemen en de aanvraag verdergaand materieel moeten beoordelen, waarbij het, indien nodig, ook zelf deskundigen had kunnen raadplegen.Nu het college dit allemaal heeft nagelaten, kunnen de rechtgevolgen dan ook geen standhouden.
28. Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat het beroep gegrond is en dat daarom het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zou de rest van de beroepsgronden onbesproken kunnen laten gelet op dit oordeel, maar ziet de aanleiding deze toch te behandelen.
29. Eiser wijst op het advies van de bezwaarschriftencommissie, waarin staat dat het college niet deugdelijk heeft onderzocht en gemotiveerd of er in deze situatie toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule. Het college heeft dit advies zonder nadere motivering naast zich neergelegd. Eiser beschrijft de uitdagingen waar het gezin tegen aanloopt. Het gezin wordt al bijgestaan door het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) en eiser heeft een e-mail overgelegd van hun begeleider, die reden ziet voor gebruikmaking van de hardheidsclausule. Het CJG werkt onder verantwoordelijkheid van het college en daarom zou het college hier volgens eiser grote waarde aan moeten toekennen.
30. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in deze casus duidelijk is dat er twee ouders zijn en drie kinderen, de vierde op komst. Het college heeft gezegd zich ervan bewust te zijn dat deze situatie pittig is. Het is volgens het college echter niet uitzonderlijk en daarom ziet het college geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.
31. Op de zitting heeft de rechtbank gevraagd aan eiser om de thuissituatie toe te lichten. Eiser en zijn vrouw zijn na de geboorte van hun derde kind, hun dochter [D] , beiden uitgevallen van werk. [D] is ziek geboren. Zij hebben vijf maanden met haar in het ziekenhuis gezeten, waarbij ze [D] bijna hebben zien sterven. Ondanks dat het vier jaar geleden is, blijft dit voor hen heel zwaar. De jongste dochter [E] is nu vijf maanden en is zonder schildklier geboren. Zij heeft ook al twee keer in het ziekenhuis gelegen, wat ook de herinneringen aan vier jaar eerder weer terug brengt. Daarnaast hebben eiser en zijn vrouw twee uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen. Dat ze een IQ hebben dat dus boven “normale” hoogbegaafdheid uitstijgt, maakt dat het erg lastig is om voor hen een goede plek te vinden. Het CJG begeleidt het gezin qua opvang voor de jongste dochter, maar biedt ook ondersteuning bij de opvoeding van de kinderen. De twee uitzonderlijk hoogbegaafde kinderen hebben soms boze buien, omdat ze zich niet altijd goed begrepen voelen. De jongste van deze twee heeft zelfs een aantal maanden thuis gezeten, maar gaat nu langzaam weer naar school. Zowel eiser als zijn vrouw zijn nog steeds thuis en niet in staat om te werken.
32. Op de zitting heeft de gemachtigde van het college erkend niet op de hoogte te zijn van de ziekte van de twee dochters, maar wel te weten dat het pittig was voor het gezin.
33. De rechtbank vindt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van eisers gezin, terwijl dat voor het college bovendien vrij eenvoudig was te doen. Behalve het aan eiser zelf te vragen, had het college ook contact kunnen opnemen met de vaste contactpersoon van het CJG. In het besluit wordt zeer summier gemotiveerd waarom er naar het oordeel van het college geen sprake is van een uitzonderlijke situatie. Gelet op de uitgebreide toelichting van eiser op zitting – een toelichting waar het college dus zelf om had kunnen vragen ten behoeve van het nemen van het bestreden besluit – vindt de rechtbank dat het college met die summiere motivering geenszins heeft kunnen volstaan.
34. Bovendien had het college ook de drie overgelegde deskundigenadviezen moeten betrekken bij de beoordeling van het beroep op de hardheidsclausule.Deze beoordeling is namelijk ruimer dan alleen de thuissituatie van eiser. Ook dat is door het college nagelaten.
35. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook.
36. Eiser doet tot een beroep op het gelijkheidsbeginsel en wijst op de situatie van [Z] , die identiek is aan de situatie van [zoon] . [Z] is een vriendje van [zoon] . Zowel [Z] als [zoon] hebben vanwege hun uitzonderlijke hoogbegaafdheid behoefte aan voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs. Voor zowel [Z] als [zoon] staat vast dat het voor hun ontwikkeling noodzakelijk is dat er genoeg ontwikkelingsgelijken in hun omgeving zijn. [basisschool B] kon dit aanbod aan ontwikkelingsgelijken niet bieden voor [Z] , waardoor het
[basisschool A] de best passende school is voor [Z] . De ouders van [Z] hebben wel leerlingenvervoer toegekend gekregen naar [basisschool A] door het college. Ook de ouders van [Z] hebben geen aanmeldingsprocedure bij [basisschool B] doorlopen. Na het afwijzen van het leerlingenvervoer in het primaire besluit, hebben de ouders van [Z] ook bezwaar gemaakt, waarbij de bezwaarschriftencommissie een gelijkluidend advies heeft uitgebracht als in de situatie van eiser. De stukken van [Z] zijn vervolgens naar [basisschool B] gestuurd ter beoordeling. De ouders van [Z] hebben zelf gevraagd om een gesprek met [basisschool B] om de stukken toe te lichten. Daardoor kon [basisschool B] een volledige beoordeling maken en heeft [basisschool B] aangegeven geen toegankelijke school te zijn voor [Z] . Eiser heeft het besluit en een verklaring van de ouders van [Z] overgelegd.
37. Voor eiser is het niet meer mogelijk om op deze manier aan te tonen dat [basisschool B] geen toegankelijke school is voor [zoon] . [basisschool B] wil namelijk om hen moverende redenen niet meer in gesprek met ouders van leerlingen die zich niet hebben aangemeld (zie ook r.o. 24). Ook een nieuwe aanmelding bij [basisschool B] om alsnog deze procedure te doorlopen is niet mogelijk. Daarvoor is namelijk de medewerking van [basisschool A] nodig als huidige school van [zoon] . Die school zal geen tijd en moeite investeren in een aanmeldingsprocedure die alleen voor de vorm moet worden gevolgd om het leerlingenvervoer alsnog toegekend te krijgen. Het is volgens eiser onduidelijk waarom het college in de situatie van [Z] wel leerlingenvervoer toekent en in de situatie van [zoon] niet, terwijl de problematiek en omstandigheden exact gelijk zijn. Het enige verschil tussen beide situaties is dat de ouders van [Z] een gesprek hebben gehad met [basisschool B] na de bezwaarprocedure en eiser niet.
38. Op de zitting is door de gemachtigde van het college toegelicht dat er geen sprake is van een gelijk geval, omdat in het geval van [Z] wel door [basisschool B] is bepaald dat hij daar niet plaatsbaar is.
39. De rechtbank vindt dat het college hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake zou zijn van een gelijk geval en betrekt daarbij ook wat zij heeft overwogen onder rechtsoverwegingen 22 tot en met 28. Het college houdt stug vast aan de aanwezigheid van een verklaring van [basisschool B] , maar heeft daarbij niet beoordeeld of de situatie van [zoon] gelijk is aan die van [Z] en waarom [basisschool B] voor [Z] niet toegankelijk is gebleken (volgens [basisschool B] zelf). In de verklaring van de ouders van [Z] wordt gesteld dat [basisschool B] [Z] geen omgeving met voldoende ontwikkelingsgelijken kon bieden. Op basis daarvan is de vergoeding van het leerlingenvervoer vervolgens toegewezen.
40. De rechtbank wijst hierbij ook op de e-mail van de gemachtigde van het college van 10 december 2024, gericht aan het Samenwerkingsverband. Daarin schrijft gemachtigde onder meer het volgende:
“
Een aantal weken geleden hebben we op het kantoor van [F] een gesprek gehad over de advisering van hoogbegaafden naar passend onderwijs. Daarbij is aan de orde gekomen dat er afgelopen zomer vanuit het samenwerkingsverband twee exact dezelfde adviezen zijn verzonden voor leerlingen uit [X] . Geadviseerd werd [basisschool A] terwijl wij een hoogbegaafdenvoorziening binnen de gemeente hebben.
Inmiddels is voor deze beide leerlingen leerlingenvervoer aangevraagd naar [basisschool A] . Beide zaken zijn afgewezen. We zitten nu voor de ene zaak in een bezwarenprocedure, voor de andere in een beroepsprocedure. In beide gevallen voeren de ouders aan dat ze veel gewicht hechten aan het advies van het samenwerkingsverband.”
Door het samenwerkingsverband zijn twee exact dezelfde adviezen gegeven. Ervan uitgaande dat in deze e-mail wordt gedoeld op de aanvraag van [Z] , is het des te meer de vraag waarom er bij twee exact dezelfde adviezen – zoals door gemachtigde zelf wordt gesteld – anders wordt beslist.
41. Nu het college in ieder geval ook op de aanvraag van het leerlingenvervoer van [Z] heeft beslist, had het college eenvoudig kunnen nagaan of hiermee het beroep op het gelijkheidsbeginsel een kans van slagen zou hebben. Dit heeft het college ten onrechte nagelaten.
42. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook.