ECLI:NL:RBOBR:2025:4434

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
01-121250-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 01-121250-21, waarin de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd behandeld. De veroordeelde, geboren in 1973 en thans gedetineerd in P.I. Grave, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij naar behoren was opgeroepen en afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op 27 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. T. Kemper en de raadsman mr. A.J. Sprey aanwezig waren, evenals reclasseringswerkers mevrouw I. Evers en mevrouw G. van Zeeland.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie van 12 juni 2025, die strekte tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De veroordeelde had nagenoeg alle bijzondere voorwaarden van zijn voorwaardelijke veroordeling niet nageleefd. De rechtbank heeft de inhoud van het reclasseringsrapport van 3 juni 2025 en de toelichting van deskundigen in haar overwegingen betrokken. Eerder, op 7 november 2024, had de rechtbank al een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bevolen, waarbij een gevangenisstraf van zes maanden was opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de vordering voldeed aan alle wettelijke eisen en dat er geen omstandigheden waren die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden. Gezien de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde, heeft de rechtbank besloten de gevorderde tenuitvoerlegging van 265 dagen gevangenisstraf toe te wijzen. De beslissing is genomen door de rechters M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), W.B. Kok en S.S. Arendse, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier S. Durmuş.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-121250-21
Hof parketnummer: 20-002013-22
Uitspraakdatum: 11 juli 2025

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

Beslissing op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank betreffende veroordeelde:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedag] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave,
hierna: veroordeelde,
is niet verschenen.
Veroordeelde is naar behoren opgeroepen, maar niet verschenen. Veroordeelde heeft afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn.

Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 27 juni 2025.
Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. T. Kemper;
- de raadsman, mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam;
- mevrouw I. Evers, reclasseringswerker;
- mevrouw G. van Zeeland, reclasseringswerker.
Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 juni 2024 is aan de veroordeelde onder meer opgelegd: een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met een aantal bijzondere voorwaarden, en met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht en een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie van 12 juni 2025.
De vordering van de officier van justitie strekt tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze
voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij haar oordeel acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 3 juni 2025, de toelichting op de terechtzitting van de deskundigen en de standpunten van de officier van justitie en de raadsman.

Procesverloop.

Bij beslissing van deze rechtbank van 7 november 2024 is al een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bevolen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechter-commissaris heeft op 6 juni 2025 de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bevolen. De rechtbank doet einduitspraak op 11 juli 2025. De rechtbank begrijpt dat daarmee een gedeelte van 265 dagen resteert.

De beoordeling.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde nagenoeg alle bijzondere voorwaarden langere tijd niet heeft nageleefd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

DE BESLISSING

De rechtbank:
-
wijstde vordering
toe;
-
gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 21 juni 2024, gewezen onder parketnummer 20-002013-22, te weten:
265 dagen gevangenisstraf.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. W.B. Kok en mr. S.S. Arendse, leden,
in tegenwoordigheid van S. Durmuş, griffier,
en is uitgesproken op 11 juli 2025.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.