Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.384616.24
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2007] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 15 november 2024 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland openlijk, te weten op of aan de Ridderstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] meermaals met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, in elk geval in de richting van het gezicht te spuiten, en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan, in elk geval slaande bewegingen te maken, en/of
- die [slachtoffer 1] meermaals tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, in elk geval
schoppende bewegingen te maken, en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bult op het achterhoofd, krassen op het gezicht, een geschaafde ellenboog en/of een blauwe plek op de heup, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 16 november 2024 te Rosmalen, althans in Nederland openlijk, te weten op of aan de Deken van Roestellaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] meermaals met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, in elk geval in de richting van het gezicht te spuiten, en/of
- die [slachtoffer 2] meermaals met de vuisten tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan, en/of
- die [slachtoffer 2] met een hard/zwaar voorwerp tegen het hoofd te slaan, waarna hij op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 2] meermaals met kracht tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen, terwijl hij op de grond lag,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten verwondingen aan het hoofd, verminderd zicht van het oog, een kneuzing van de oogkas, een bloeding tussen de hersenen en/of een hersenschudding, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 3:
hij op of omstreeks 23 november 2024 te Rosmalen, althans in Nederland openlijk, te weten op of aan het Bevrijdingspad, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door
- die [slachtoffer 3] van de fiets te trappen en/of tegen de onderbenen te trappen, waarna hij op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 3] bij de neus en/of de nek te grijpen, en/of
- bovenop die [slachtoffer 3] te zitten en/of een knie in de nek van die [slachtoffer 3] te duwen, en/of
- die [slachtoffer 3] op de rug te trappen en/of op de rug van die [slachtoffer 3] te staan, en/of
- die [slachtoffer 3] bij de haren te pakken en/of aan de haren omhoog te trekken, en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan de knie en/of een verwonding aan de neus, voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 26 november 2024 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland
openlijk, te weten op of aan de Empelseweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] door
- die [slachtoffer 4] een hard/zwaar voorwerp tegen het hoofd te gooien, en/of
- die [slachtoffer 4] meermaals tegen het hoofd te slaan, waarna hij op enig moment op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 4] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen, terwijl hij op de grond lag,
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 4] uit te trekken, en/of
- die [slachtoffer 4] in het water te gooien, en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan het hoofd, voor die [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 25 november 2024 te Rosmalen, althans in Nederland openlijk, te weten op of aan de Groote Wielenlaan en/of Cascadeweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] door
- een houten plank tegen die [slachtoffer 5] aan te gooien, in elk geval in de richting van die [slachtoffer 5] te gooien, en/of
- die [slachtoffer 5] te duwen en/of te slaan, waarna hij op de grond viel, en/of
- die [slachtoffer 5] te slaan en/of te trappen, terwijl hij op de grond lag,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een gezwollen oog, verwondingen in het gezicht, een schaafwond op de knie en/of kneuzingen, voor die [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 6:
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland
openlijk, te weten op of aan de kruising van de Van Veldekekade, Helellaan en/of Zuid-Willemsvaart, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten een onbekend gebleven slachtoffer door
- dat slachtoffer met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, in elk geval in de richting van het gezicht te spuiten, en/of
- dat slachtoffer te duwen en/of te slaan, en/of
- dat slachtoffer op de buik te stampen, en/of
- dat slachtoffer op de borst en/of de schouder, althans het lichaam te trappen, en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten verlies van bewustzijn en/of verwondingen aan het hoofd/lichaam, voor dat slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
T.a.v. feit 7:
hij op of omstreeks 13 oktober 2024 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland openlijk, te weten op of aan de Laaghemaal, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee persoon, te weten [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] door
- die [slachtoffer 6] te duwen en/of tegen het gezicht te slaan, en/of
- die [slachtoffer 7] te duwen en/of tegen het gezicht te slaan, en/of
- die [slachtoffer 7] tegen de grond te duwen, en/of
- die [slachtoffer 7] tegen de arm en/of tegen het hoofd te trappen, en/of
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een verdikking van de wang, voor die [slachtoffer 6] ten gevolge heeft gehad, en/of
- verwondingen en/of zwellingen aan het gezicht, voor die [slachtoffer 7] ten gevolge heeft gehad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding
Verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte 1] en [medeverdachte 2] worden steeds verweten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen personen en dat door het gepleegde geweld aan deze personen enig dan wel zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
De rechtbank merkt op dat zij de verdachten in verband met de leesbaarheid van het vonnis hierna, onder ‘Bewijs’ telkens bij hun achternamen zal noemen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 7 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft hij ten aanzien van feit 2 de opmerking gemaakt dat verdachte niet het letsel heeft veroorzaakt. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte vanaf het moment dat aangever [slachtoffer 4] te water is geraakt is gestopt met het plegen van geweldshandelingen. Enkel medeverdachte [medeverdachte 1] is doorgegaan en heeft toen de broek en onderbroek van aangever uitgetrokken. Van dit gedeelte van de tenlastelegging dient verdachte daarom te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Het bewijs.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1.
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 22 november 2024, dossierpagina’s 89-92, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 15 november 2024 om iets voor 23.00 uur liep ik op de straat. (…)
Ik liep op de kruising Verwerstraat/Achter het Stadhuis in ‘s-Hertogenbosch en toen kwam ik de twee scooters met drie jongens weer tegen. Ik zag dat ze een herkennende blik gaven richting mij. Ik zag dat ze op mij afkwamen rijden. Ik zag dat de eerste scooter ongeveer een meter van mij af reed en ik voelde direct weer veel nevel in mijn gezicht. Ik zag dat de tweede scooter er vlak achter reed. Op dat moment weerde ik de scooter af met mijn voet en tegelijkertijd met mijn handen de bestuurder. Ik deed dit omdat ik het gevoel had dat de bestuurder mij aan wilde rijden en omdat ik niet verder meer achteruit kon. Ik zag dat de scooter uit balans ging. Ik zag dat de scooter op zijn zij lag. De scooterrijder ging niet hard, dus dat de scooter op zijn zij lag kwam meer door de onbalans. We pakten elkaar vast. Hierna vielen we op de grond en er ontstond een worsteling. De bestuurder had zijn helm nog op. Ook de andere twee hadden nog een helm op. Zij stonden iets verder van ons vandaan. Ik was alleen met de achterste scooterrijder in een worsteling. Ik had in eerste instantie de bovenliggende positie. Enkele seconden later voelde ik een klap op mijn achterhoofd, hierdoor ontstond pijn en letsel. Ik merkte dat die klap afkomstig was van een hand. (…) Ik zag dat er een blonde jongen filmde. Op dat moment had hij geen helm meer op.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 19 november 2024, dossierpagina’s 85-88, voor zover inhoudende:
De camerabeelden die ik bekeek hadden als bestandsnaam: Achter het Stadhuis/Ridderstraat 15-11-2024. Om 23:04:48 uur zag ik dat er twee personen met helm op het beeld in komen. Ik zag dat deze personen slaande en duwende bewegingen maakten. Ik zag dat de persoon met bruine jas een schoppende beweging maakte.
Om 23:04:50 zag ik dat de twee personen met de helm in de richting van aangever lopen met slaande en duwende bewegingen. Ik zag dat deze twee personen werden tegengehouden door meerdere omstanders. Om 23:05:00 verdwijnen de personen met helm rechts uit beeld.
Om 23:05:05 zag ik dat persoon 2 terug loopt naar aangever. Ik zag dat persoon 2 met zijn rechterbeen omhoog een schoppende beweging maakt in de richting van het hoofd van aangever. Ik zag dat persoon 2 werd tegengehouden door een omstander. Hierna zag ik dat er omstanders tussen persoon 1, 2 en aangever blijven staan. Ik zag dat aangever om 23:05:22 zijn telefoon pakt en tegen zijn oor aan houdt. Enkele seconden later verdwijnen persoon 1 en 2 uit beeld. Om 23:05:35 zag ik persoon 1 zonder helm rechts het beeld in komen. Ik zag dat het ging om een man, hij een blanke huidskleur en blond haar had. Ik zag dat hij zijn telefoon in zijn rechterhand omhoog hield. Ik zag dat hij door omstanders werd weggeduwd.
Ik las dat de collega’s het signalement hadden van betrokkene [verdachte 1] . Ik las dat dit signalement overeenkwam met persoon 1. Ik las dat de collega's een fotografische afbeelding maakte van betrokkene [medeverdachte 1] . Ik zag dat dit overeenkwam met persoon 2.
3.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 30 december 2024, dossierpagina’s 404-413, voor zover inhoudende:
V: Op 15 november vond er een mishandeling plaats op de Ridderstraat in
‘s-Hertogenbosch, dat is het incident in de stad. Hoe verplaatste jij je die avond?
A: Op de scooter.
V: Met wie was je deze avond?
A: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
V: De aangever verklaarde dat hij door jullie werd bespoten, daarna door een van de twee scooters werd aangereden en daarna werd mishandeld. Wat kun je hier over verklaren?
A: Ik kan er over verklaren. Ik heb hem bespoten. Ik reed met [medeverdachte 1] voorop. [medeverdachte 2] reed achter ons. (…)
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2.
4.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] d.d. 28 november 2024, dossierpagina’s 65-68, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 15 november 2024 rond 23.10 uur reed ik thuis weg op de fiets. Ik reed naar ‘s-Hertogenbosch over het lange fietspad die vanuit Oss leidt. Ik fietste en zag scooters mij tegemoet rijden dit was zaterdag 16 november 2024 tussen 00.15 en 00.30 uur. Dit was de Deken van Roestellaan in Rosmalen. Ter hoogte van de zigzag oversteekplaats. Eerst dacht ik een scooter en later, omdat ze met z’n drieën waren dacht ik dat het er twee waren. Ik zag twee felle koplampen. Dit irriteerde mij dus ik kneep mijn ogen dicht. Zij kwamen mij voorbij en toen voelde ik een vloeistof in mijn gezicht. Ik zag niet hoe dit gebeurde. Ik schrok hiervan en veegde het van mijn gezicht af. Ik keek toen naar links en toen zag ik twee jongens en een scooter naar mij kijken. Ze keken naar mij wat ik ging doen op een uitdagende manier.
Ik hoorde de blanke jongen zeggen: “kom dan kom dan”. Ik liep ook op hem af maar diegene sprong snel achterop bij een van de scooters en toen reden ze weg. Ik rende enkele meters achter hen aan. Ik zag toen dat diegene die achterop sprong, de blanke blonde jongen, mij meerdere malen met een plantenspuit in mijn gezicht sprayde. Ik zag dat het ging om een normale plantenspuit. Ik zag echt dat hij kneep in de spray en zag de straal recht op mij afkomen. Dit was op ongeveer 2 a 2,5 meter afstand.
Ik zag dat de drie jongens terugreden met hun scooters. Ik dacht dat ze een scooter iets verderop lieten staan. De getuige riep naar de drie jongens dat ze hiermee moesten stoppen en dat ze weg moesten gaan. De drie jongens liepen gewoon door in onze richting. Ik zag ineens dat de jongen die mij bespoot mij als eerste begon te slaan. Dit deed hij met directe gebalde vuisten. Ik weerde mijzelf af door met mijn twee armen naar voren af te weren. Hierna zag ik dat ze alle drie op mij sloegen. Ik voelde een hard voorwerp op mijn hoofd. Dit voelde ik op mijn linker achterhoofd. Ik ging neer naar de grond. Op het moment merkte ik dat ik erg duizelig was en een beetje van de wereld. Op enig moment kroop ik een soort van over de grond. Ik weet niet meer wanneer ze gestopt zijn en hoe ze weg gingen.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , d.d. 16 november 2024, dossierpagina's 57-59, voor zover inhoudende:
Op zaterdag 16 november 2024, omstreeks 00.15 uur, kwam ik aan op het treinstation in Rosmalen. Ik liep vanaf het treinstation op het voetpad langs de Deken van Roestellaan in de richting van het verzorgingshuis Annenborch. Ik liep ook aan de straatkant waar de Annenborch zich bevindt. Ik zag dat bij het fietsers oversteekpunt op de weg drie jongens en een man stonden. Ik zag hierna dat een man naar zijn fiets toe liep, welke aan mijn kant van de weg lag. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat er iets in zijn gezicht gespoten was. Ik zag dat de man hierna in de richting van de jongens rende om verhaal te halen. Hierna zag ik dat de drie jongens de man sloegen. Ik zag dat de jongens de man nogmaals sloegen waarna de man op de grond viel. Ik zag dat de man op de grond lag. Ik zag dat alle drie de jongens, de man meerdere keren trapten. Ik zag dat de man ook tegen zijn hoofd getrapt werd.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , d.d. 3 december 2024, dossierpagina’s pagina’s 434-441, voor zover inhoudende:
Ik was belast met het bekijken en beschrijven van beelden naar aanleiding van een openlijke geweldpleging, gepleegd op de Deken van Roestellaan in Rosmalen in de nacht van vrijdag 15 november 2024 op zaterdag 16 november 2024.
Ik verbalisant, zag dat het fragment startte en dat een mannelijk persoon op zijn knieën en zijn linker elleboog op de grond steunde. Ik zag dat links in het beeld de onderste helft van het lichaam van een andere man verscheen en dat hij direct een trappende beweging richting het hoofd van de man die op de grond steunde maakte. Ik zag dat de trappende man witte schoenen met een gele zool, die ik herkende als Adidas Yeezy's en een donkergrijze broek met een zwarte bies droeg. Ik zag dat de wreef van de trappende man het hoofd van de andere man aan de rechter zijkant raakte en hoorde een doffe klap. Achter de trappende persoon zag ik een andere man, die witte schoenen en een lichte spijkerbroek droeg, aanlopen. Ik zag dat de man die de trap kreeg in elkaar zakte en op zijn linkerzij terecht kwam.
Ik hoorde dat de filmende persoon direct na de trap zei: “Kankerhomo'tje.” Daarnaast zag ik dat de filmer met de camera van zijn mobiele telefoon boven de getrapte man hing en zei: “Wat denk jij, wat heeft hij in zijn hand.” Ik zag vervolgens dat de filmende persoon zijn camera naar beneden richtte waarna ik zag dat hij een paar witte Adidas Yeezy schoenen, een donkergroene broek, een beige of lichtbruine jas en zwarte handschoenen droeg. Ik zag dat de filmende persoon een cilindervormig object uit de handen van de zojuist getrapte man pakte en dit op de grond liet vallen. Ik zag vervolgens het onderlichaam van een persoon die nog niet eerder in het fragment verscheen. Ik zag dat deze persoon een lichtblauwe spijkerbroek en witte Nike Air Jordans met een rood logo droeg. Vervolgens hoorde ik een geluid wat erop duidde dat het object dat viel een metalen object betrof.
7.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 5 december 2024, dossierpagina’s 339-340, voor zover inhoudende:
Er heeft iemand een persoon tegen het hoofd geschopt en dat ben jij geweest?
Ja. (Deken van Roestellaan).
Je hebt ook verklaard dat bij alles jullie met zijn drieën waren, dezelfde jongens?
Ja, [verdachte 1] en [medeverdachte 1] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3.
8.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 23 november 2024, dossierpagina’s 114-116, voor zover inhoudende:
Op zaterdag 23 november 2024 omstreeks 00.45 uur fietste ik van ‘s-Hertogenbosch richting mijn woning in Rosmalen. Ik fietste op de fietsbrug ter hoogte van de Tivoliweg en ik zag zes jongeren, waarvan drie met een scooter, het fietspad blokkeren.
Vervolgens probeerden de jongeren met de scooter mijn fiets te pakken en mijn sleutel uit mijn fiets te pakken. Ik fietste vervolgens door richting Rosmalen. Ik zag dat de jongens op de scooters mij inhaalden waarna ik hen uit het oog verloor. Ongeveer tweehonderd meter later, ten hoogte van de Rooseveltlaan, zag ik ineens die drie jongens uit de bosjes springen en trapten mij van mijn fiets af. Ik vroeg aan de jongens: “Willen jullie mij doodmaken?” Hierna stond ik op en vrijwel direct voelde ik dat één van de jongens van achter om mijn nek vloog. Ik voelde dat ik op de grond terugkwam en hoorde dat de jongens maar bleven zeggen tegen mij: “Zeg sorry.” en “Zeg dat je van jongens pijpen houdt.” Ik zag dat een van de jongens mij filmde terwijl hij dit tegen mij zei.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 4 december 2024, dossierpagina’s 444-452, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was op dinsdag 3 december 2024 werkzaam bij de teamrecherche van basisteam 's-Hertogenbosch. Ik was belast met het uitschrijven van videobeelden naar aanleiding van een openlijke geweldpleging wat plaatsvond op 23 november 2024 op het
Bevrijdingspad in Rosmalen. De voor mij beschikbare beelden waren afkomstig van de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] .
23-11-2024 Bevrijdingspad - Video-1 00.37.mp4
Ik zag dat de video 9 seconden duurde. Ik zag dat een persoon op één knie zat, het slachtoffer. Ik zag links in beeld een persoon. Ik omschrijf deze persoon als volgt:
- blauwe jas
- grijze Boxer helm met rode “duivelsoortjes”
- donkere schoenen met bovenop reflecterende strepen.
Ik zag dat deze persoon de persoon die op een knie zat duwde. Ik zag dat de persoon die op een knie zat op zijn rug/rechterzij belandde. Ik zag dat hij overeind kwam. Ik hoorde een stem zeggen: “Wat willen jullie bereiken, serieus?” Ik zag dat een ander persoon de zojuist geduwde man bij zijn neus/voorhoofd greep. Ik hoorde een stem zeggen: “Stil maar jongen”. Ik zag dat deze persoon de geduwde man terug op zijn rug duwde. Ik hoorde een lachende stem zeggen: “Blijven liggen”. Ik hoorde personen lachen. Ik zag dat een persoon met een groene broek en witte schoenen van het merk Adidas Yeezy op de schouder/nek van de geduwde man trapte. Ik zag dat de geduwde man op de grond bleef liggen. Ik zag dat deze schoen in de nek van de geduwde man bleef staan.
Ik zag dat de man hierdoor omdraaide op zijn buik en hierna omhoog kwam en op zijn knieën terecht kwam. Ik zag dat de geduwde man door drie handen in zijn nek werd gegrepen.
23-11-2024 Bevrijdingspad - Video-2 00.41.mp4
Ik zag dat de video 13 seconden duurde. Ik zag dat de geduwde man met zijn buik op de grond lag. Ik zag dat deze man een zwart horloge om zijn rechter pols had. Ik zag dat er twee personen boven op de man zaten. Ik zag dat de linker persoon er als volgt uit zag:
- blauwe Canada Goose jas;
- lichtblauwe spijkerbroek;
- witte sneakers van het merk Nike Air Jordan;
- zwarte Boxer helm;
- zwarte handschoenen.
Ik zag dat de rechter persoon er als volgt uit zag:
- blauwe jas;
- grijze Roof Boxer helm.
Ik hoorde een stem meerdere keren zeggen: “Handen op je rug”. Ik hoor de man die op zijn buik ligt zeggen: “Oke oke oke”. Ik zie dat de linker persoon zijn knie en handen in de nek van de man drukt. Ik zie dat het beeld inzoomt naar het gezicht van de man op zijn buik. Ik hoorde een stem een meerdere keren zeggen: “Zeg sorry, zeg sorry”. Ik hoor de man op zijn buik zeggen: “Sorry sorry”. Ik hoor een stem zeggen: “Zeg nu ik ben homo NU NU”. Ik hoor dat de man zegt: “Ik ben homo”. Ik hoor een stem zeggen: “Goedzo” en “Handen op je rug”.
23-11-2024 Bevrijdingspad - Video-3 00.41.mp4
Ik zag dat de video 8 seconden duurde. Ik zag de geduwde man op zijn buik liggen met zijn handen op zijn rug. Ik zag aan de linkerzijde een donkere schoen met bovenop reflecterende strepen. Ik zag dat een persoon met een groene broek en witte schoenen van het merk Adidas Yeezy op de rug van de man trappen. Ik hoorde hierbij de woorden: “Zeg sorry zeg sorry”. Ik hoor de man op de grond zeggen: “Sorry sorry”. Ik hoor een stem zeggen:
“Goedzo”.
Ik zag dat de persoon met groene broek en witte schoenen van het merk Adidas Yeezy op de rug van de man met zijn volle gewicht ging staan. Ik hoorde die stem zeggen: “Zeg sorry jij bent homo”. Ik hoorde de man op de grond zeggen: “Sorry ik ben homo”. Ik hoorde een stem zeggen: “Goedzo” ik hoorde een andere stem zeggen: “In de naam van de wet. In de naam...”.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] d.d. 14 december 2024, dossierpagina’s 474-483, voor zover inhoudende:
Ik was belast met het bekijken van de data van de uitgelezen telefoon van [medeverdachte 2] .
23-11-2024 Bevrijdingspad 00.41.mp4
Ik hoor de filmer zeggen: “Burgerarrestatie heren, handen op je rug laten.” Ik zag dat persoon 1 met zijn knie op de rug van het slachtoffer ging zitten. Ik zag dat persoon 1 met zijn linkerhand het slachtoffer bij de haren pakte en omhoog trok. Ik hoor persoon 1 zeggen: “Zeg: ik vond jongens pijpen lekker.” Ik zag dat hij met zijn telefoon het slachtoffer filmde.
11.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 5 december 2024, dossierpagina’s 339-340, voor zover inhoudende:
Je hebt ook verklaard dat bij alles jullie met zijn drieën waren, dezelfde jongens?
Ja, [verdachte 1] en [medeverdachte 1] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4.
12.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 27 november 2024, dossierpagina's 155-157, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 26 november 2024 stond ik om 23.15 uur op de parkeerplaats Empelseweg te Rosmalen. Ik zag 3 scooters aan komen rijden met in totaal 3 personen. Ik schat ze rond de 18 jaar oud en ze spraken Nederlands met een Bosch accent. Ik zag dat scooters naar mij toe kwamen rijden, ik opende mijn raam. Ik hoorde een jongen zeggen: “Wat sta je hier te doen kankerflikker.” Ik zag dat er iets over mijn auto gespoten werd. Later zag ik dat dit een op ketchup lijkende substantie was. Ik stapte uit en zag dat er een flesje naar mij toe werd gegooid. Hierop stapte ik weer in mijn voertuig en ben achter ze aangereden. Bij de uitgang van de parkeerplaats liep ik naar die jongens toe. Ik gaf aan dat ze normaal moesten doen en hierop werd het naar mij idee wat rustiger. Ik liep naar mijn auto en zag dat persoon 1 mijn arm op dat moment pakte. Vervolgens zag en voelde ik dat persoon 3 mij op mijn hoofd sloeg. Persoon 1 zag ik naar zijn scooter lopen en iets pakken. Ik zag dat dit een voorwerp van 20 cm lang was en wat licht gaf. Ik zag dat persoon 1 dit naar mij toe gooide. Ik voelde dat dit op mijn hoofd terecht kwam en dat het heel pijn deed. Ik kreeg op dat moment het idee dat ze achter mij probeerde te komen. Ik heb mijzelf proberen te verdedigen en alle 3 de personen sloegen op mijn hoofd. Er is ook een moment geweest dat ik op de grond terecht ben gekomen. Ik heb toen gevoeld dat er op mijn hoofd werd getrapt. Ik zag dat er een auto aan kwam rijden. Hierop stopte het schoppen en slaan.
13.
Een proces-verbaal aanvullend verhoor [slachtoffer 4] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 13 december 2024, dossierpagina's 160-165, voor zover inhoudende:
Persoon 1 pakte mij regelmatig vast, waarop de kleinste persoon dader 2 ook steeds dreigender dichterbij kwam. Ik heb dit een redelijke tijd aangekeken tot ik er klaar mee was en toen gemeld dat ze hun handen thuis moesten houden, waarop gelijk dader 1 mij flink aan me arm trok en ik hem hierop terug duwde. Op dit moment kwam de kleine lafaard van de zijkant en sloeg me op mijn gezicht. Dader 3 kwam er op dit moment bij en dader 2. Op het moment dat dader 1 er weer bij kwam liep dader 3 naar de scooter en pakte er iets uit. Ik ben vanaf dit moment alleen maar bezig geweest met te proberen ze alle 3 voor me te houden. Dit ging met al wat incasseren van een aantal stoten op mijn hoofd.
Op het moment dat we een stuk verder de weg op waren gooide de derde persoon het voorwerp wat hij uit de scooter had gepakt. Dit voelde heel hard en zwaar aan ik hoorde het op de grond vallen nadat het mijn oogkas raakte het klonk als staal. Op het moment van gooien stond persoon 3 in het midden maar achter de andere 2. Op het moment van raken vloog hij direct tussen hun door en begon op mij in te slaan. Doordat ik even gedesoriënteerd was en hij daarvan dankbaar gebruik maakte, door hierop te wachten en toen gelijk de aanval vol in zette, had ik wel het idee mede door het constant met 3 man tactisch te proberen te omsingelen van hun prooi dat dit hun geen onbekend terrein was. Ik heb geen idee meer wie allemaal op dit moment nog achter mij aanzaten. Ik weet dat ik tegen de grond aanging en toen het trappen begon. Het waren stoten en trappen op het hoofd na een tijdje begonnen ze te trappen in mijn rug. Persoon 1 kwam steeds dichterbij en ik kon hem ook door te rennen niet voor blijven. Op het moment hij mij vastpakte gooide hij mij ook met gemak tegen de grond aan en hierop kwam er tenminste 1 persoon bij om vervolgens weer uitgebreid tegen mijn hoofd aan te trappen. Het waren trappen die steeds harder doorkwamen aangezien ik de kracht niet meer had om me hoofd te beschermen. De persoon 1 hoorde ik in het begin ook een opmerking maken hij heeft nog niet genoeg gehad, hij heeft mij ook geraakt! Tijdens de 2e aanval is er ook een moment geweest dat er gefilmd werd, ze hebben geprobeerd mijn broek uit te trekken.
14.
Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] d.d. 4 december 2024, dossierpagina's 453-465, voor zover inhoudende:
Ik was belast met het uitschrijven van videobeelden naar aanleiding van een openlijke geweldpleging wat plaatsvond op de Empelseweg te 's-Hertogenbosch. De voor mij beschikbare beelden waren afkomstig van de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] .
26-11-2024 Empelseweg - Video-1 23.13.MP4:
Ik zag een man op zijn knieën op de grond liggen en met zijn handen over zijn hoofd
ter bescherming. Ik hoor dat de man die op zijn knieën ligt en met zijn handen over het hoofd ter bescherming, een kreunend geluid maakt van de pijn. Ik hoor dat er “kankerhomo'tje” wordt geroepen.
Ik zag en hoorde, terwijl dat er “kankerhomo’tje” wordt geroepen, dat er een man, gekleed in een blauwe jas en een grijze trainingsbroek van het merk Emporio Armani met een zwarte bies en opvallende zwarte sportschoenen met een reflecterende bovenkant. Deze persoon is (man 1) verder in het proces verbaal. Ik zag, dat die jongen met zijn rechterbeen naar achter gaat en ik zie dat zijn rechterbeen met kracht naar voren gaat. Ik zag dat de rechterschoen met kracht in de buikstreek van de hulpbehoevende man gaat. Ik zag dat de hulpbehoevende man door deze trap in zijn buikstreek veel pijn heeft. Ik zag dat de hulpbehoevende man met zijn ellenbogen zijn evenwicht probeert te houden. Ik zag dat de hulpbehoevende man op zijn knieën en ellenbogen door het gras aan het kruipen is. Ik zag dat de man uit de richting van de schoppende man probeert te kruipen. Ik hoor een andere man zeggen “GA AAN DE KANT GA AAN DE KANT”. Ik zag dat de hulpbehoevende man aan het wegkruipen is van het gevaar. Ik hoor dat er een man zegt “GA AAN DE KANT” Ik hoor dat die man die dat aan het roepen is, een brullend geluid maakt. Ik zag dat de man de hulpbehoevende man, een forse trap krijgt tegen zijn linker onderkant van zijn bil en in zijn kruis. Ik zie dat de trap zo hard is geweest dat de rechterschoen van de man was losgekomen van zijn rechtervoet.
Ik zag nu tevens dat de man die aan het filmen is, dat dit ook de man van de harde trap is die op de linker bil en tussen het kruis van de hulpbehoevende man is. Ik hoor dat dat die man zegt “DAT DOET PIJN HE”. Ik zag dat de man van de trap tegen de linker bil en kruis, zijn rechterschoen aantrekt die was losgekomen van zijn rechtervoet. Ik zag dat de man die aan het filmen is en die de trap gaf tegen de linker bil en kruis de volgende kleding aan had.
-Zwarte handschoenen;
-Grijze jas;
-Groene broek;
-Opvallende witte Adidas Yeezy.
26-11-2024 Empelseweg - Video-2 23.13.MP4
Ik zag dat de hulpbehoevende man op de grond ligt. Ik zag dat hij zijn gezicht afschermt met zijn handen. Ik hoor dat dat de man die aan het filmen is schreeuwen “ZEG SORRY ZEG SORRY”. Ik zag een andere man, met een blauwe broek en groene jas en witte sneakers in het beeld verschijnen. Ik zag dat die man de jas van de hulpbehoevende man omhoog probeert te trekken. De man trekt zo hard dat hij de hulpbehoevende man een meter over de grond trekt. Ik hoor dat er één van de mannen zegt “HIJ ZIT ECHT HELEMAAL VOL MET TATTOOS”. Ik hoor dat de man die aan het filmen is “GOOI HEM IN HET WATER”. Ik hoor meerdere personen lachen.
26-11-2024 Empelseweg - Video-3 23.14.MP4
Ik zag dat de man in de blauwe broek en de groene jas en witte sneakers, de hulpbehoevende man over de grond trekt. Ik zag tevens dat de man een trap tegen zijn hoofd krijgt met een witte sneaker. Deze sneaker is van de man die de hulpbehoevende man over de grond trekt. Ik hoor dat de man die aan het filmen is roept “KLEED HEM UIT KLEED HE UIT”. Ik hoor hard gelach door de andere twee personen. Ik zag dat de hulpbehoevende man op zijn knieën liggen en zijn ellenbogen in het gras. Ik zie dat hulpbehoevende man zijn hoofd aan het beschermen is. Ik hoor dat de man pijn heeft, gezien deze aan het kreunen is van de pijn. Ik zag dat er met een zwarte sportschoen met reflecterende vlakken aan de bovenzijden, vol tegen het hoofd van de man getrapt wordt. Ik zag dat de hulpbehoevende man in een soort van foetus houding ligt. Ik zag dat de drie mannen op het lichaam trappen van de hulpbehoevende man. Ik zag dat de man die aan het filmen is, met kracht in de onderbuik van de hulpbehoevende man stampt. Ik hoor dat de man die aan het filmen is zegt “MIJN SLAAN TOCH”. Ik zag vervolgens dat de man die aan het filmen is vol met zijn rechtervoet tegen de onderrug van de hulpbehoevende man schopt. Ik hoor de hulpbehoevende man kermen van de pijn.
26-11-2024 Empelseweg - Video-4 23.15.MP4
Ik zag dat de hulpbehoevende man uit het water kruipen. Ik hoor de persoon die aan het filmen is hard lachen. Ik hoor dat de man die aan het filmen is roepen tegen de hulpbehoevende man “ZEG SORRY ZEG SORRY NU, GA OP JE KNIEEN”. Ik zag dat de hulpbehoevende man, probeert rechtop te staan en ik zag dat de man pijn heeft. Ik hoor de man die aan het filmen is “OP JE KNIEEN OP JE KNIEEN OP JE KNIEEN OP JE
KNIEEN OP JE KNIEEN OP JE KNIEEN OP JE KNIEEN OP JE KNIEEN.”
Ik zag dat de hulpbehoevende man onvast op zijn benen staan en probeert op adem te komen. Ik zag de hulpbehoevende man voorover gebogen staat met zijn handen op zijn knieën. Ik hoor de man die aan het filmen is “GA OP JE KANKER KNIEEN GA OP JE KANKER KNIEEN GA OP JE KANKER KNIEEN GA OP JE KANKER KNIEEN GA OP JE KANKER KNIEEN NU”. Ik hoor dat de hulpbehoevende man zegt “IK MOET EVEN RECHTOP LOPEN”. Ik hoor dat de man die aan het filmen is zeggen “GA OP JE KANKER KNIEEN NU”. Ik zie dat de hulpbehoevende man onvast op zijn benen aan het wankelen is. Ik hoor dat de man die aan het filmen is zeggen “ZEG SORRY”.
Ik zag dat de man zijn oriëntatie gevoel kwijt is en versuft om zich heen kijkt. Ik hoor dat de hulpbehoevende man zegt “JA SORRY”. Ik hoor dat de man die aan het filmen is zegt “GA OP JE KNIEEN JONGEN GA OP JE KNIEEN”.
26-11-2024 Empelseweg - Video-5 23.20.MP4
Ik zag dat de hulpbehoevende man met zijn broek op zijn knieën ligt en met zijn
handen over zijn gezicht ter bescherming. Ik hoor dat de man die aan het filmen is zeggen “VERTEL WIE JE BENT KANKERHOMO'TJE”. Ik zag dat de man die aan het filmen is probeert de jas omhoog te trekken van de hulpbehoevende man die in zijn onderbroek in het gras zit. Ik hoor de man die aan het filmen is zeggen “VERTEL DE REDEN WAAROM JE HIER BENT”. Ik zag dat de man die aan het filmen is, met zijn rechterschoen hard in het gezicht trapt van de hulpbehoevende man. Ik hoor dat de het uitschreeuwt van de pijn.
Ik hoor dat de man die aan het filmen is zeggen “VERTEL WAAROM JE HIER BENT, DAN STOPPEN WE”. Ik zag dat de hulpbehoevende man, zijn rechterhand voor zijn gezicht heeft gezien de harde trap die hij tegen zijn hoofd heeft gekregen.
26-11-2024 Empelseweg - Video-6 23.21.MP4
Ik zag dat de man die aan het filmen is, de hulpbehoevende man aan het duwen is. Dit gebeurt terwijl de hulpbehoevende man in zijn onderbroek in het gras zit. Ik zag dat de hulpbehoevende man rechtop zit en ik zag dat hij een harde schop krijgt tegen zijn hoofd. Ik zag dat de man die aan het filmen is zo hard tegen het hoofd trapt, dat de hulpbehoevende man op zijn linkerzij valt. Ik zag dat terwijl de hulpbehoevende man op de grond ligt dat de man die aan het filmen is, zijn onderbroek naar beneden trekt. Het trekken aan de onderbroek gebeurt met kracht en ik hoor dat de onderbroek aan het scheuren is. Ik zag dat de hulpbehoevende man met veel moeite zijn joggingsbroek omhoog trekt. Terwijl de hulpbehoevende man dit aan het doen is, zag ik dat de man die aan het filmen is meerdere malen in de buikstreek trapt van de hulpbehoevende man. Ik hoor dat de hulpbehoevende man veel pijn heeft door de trappen die hij krijgt. Ik zag dat de hulpbehoevende man rechtop probeert te zitten en terwijl hij dat doet, zag ik dat de man een bebloed gezicht heeft. Ik zag de angst in de ogen van de hulpbehoevende man. Ik zag dat de hulpbehoevende man zijn handen voor zijn gezicht ter bescherming van de trappen. Ik zag dat de man die aan het filmen is de man wederom een harde trap tegen de rechterschouder geeft. Ik zag dat de hulpbehoevende man omvalt op zijn linkerschouder.
Terwijl de hulpbehoevende man probeert omhoog te gaan, hoor ik dat de man die aan het filmen is zeggen “NIEMAND IS HIER ENKEL IK KANKERHOMO”. Ik zag dat de man die aan het filmen is nu alleen is met de man. Ik zag dat dat de man die aan het filmen is een
rondje maakt waarbij hij de omgeving laat zien. Ik zag dat terwijl de hulpbehoevende man probeert op te staan, de man die aan het filmen is, de man bij zijn onderbroek naar de grond trekt. Ik zag dat de hulpbehoevende man hierdoor weer op de grond gaat zitten.
26-11-2024 Empelseweg - Video-7 23.21.MP4
Ik zag dat de hulpbehoevende man op met zijn benen gestrekt op de grond zit. Ik zag dat de hulpbehoevende man een bebloed gezicht heeft en helemaal gedesoriënteerd is. Ik zag dat de hulpbehoevende man zijn handen voor zijn gezicht heeft.
15.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 5 december 2024, dossierpagina’s 339-340, voor zover inhoudende:
Je hebt ook verklaard dat bij alles jullie met zijn drieën waren, dezelfde jongens?
Ja, [verdachte 1] en [medeverdachte 1] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5.
16.
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] d.d. 25 november 2024, dossierpagina's 133-135, voor zover inhoudende:
Op maandag 25 november 2024 omstreeks 01.20 uur zat ik achterop de fiets bij een vriend [naam 1] . Wij reden op de Groote Wielenlaan ter hoogte van de apotheek in de richting van Empel toen er twee scooters naast ons kwamen rijden. Op de voorste scooter zat 1 persoon. Op de 2e scooter zaten er 2. Degene die daar achterop zat gooide een houten plank tegen ons aan. Deze raakte de fiets op het voorwiel. Er werd niks bij gezegd. De scooters zijn vervolgens omgedraaid om de plank op te halen.
Even later ter hoogte van de bushalte kwamen ze weer naast ons rijden en gooiden ze weer de plank. Ik weet niet zeker of dit dezelfde persoon was. De plank miste ons. Vervolgens hebben ze weer de plank opgeraapt. Wij riepen nog wat ze aan het doen waren. Ze kwamen even later voor ons rijden en stopten de scooters in het parkeervak op de Cascadeweg. Wij vroegen wat ze wilden en vroegen waar het over ging. Wij hoorden dat ze van alles riepen, ik weet niet precies wat maar het was duidelijk dat ze ruzie zochten. Ze stonden toen met zijn drieën om ons heen. Wij wilden weglopen en toen werd er weer een plank gegooid naar mijn vriend. Deze ontweek hij. De jongens liepen vervolgens op ons af en uit het niets begonnen ze ons te slaan. Ik en mijn vriend hebben ons proberen te verdedigen maar het was te veel. Ik ben op de grond gevallen en in de foetus houding gaan liggen om mezelf te verdedigen. Ik kreeg toen nog steeds klappen en trappen. Ik voelde een trap tegen mijn ribben en tegen mijn nek aan de achterzijde. Mijn vriend sprong er tussen en heeft de jongens weg gejaagd.
17.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 30 december 2024, dossierpagina’s 404-413, voor zover inhoudende:
A: Wat ik kan verklaren over dit incident, dat wij op de scooter reden. Wij reden hen tegemoet. [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) gooide toen een plank naar hen en die raakte hun fiets.
V: Vervolgens werd dit slachtoffer door 3 personen geslagen en geschopt. Wat kun je hierover verklaren?
A: Eeh hoe het is, nadat de plank de eerste keer werd gegooid riepen zij, wat natuurlijk volkomen begrijpelijk is. Zij stapten af en wij toen ook. Ik gooide toen nogmaals de plank. De plank heeft hen toen niet geraakt. De kortste jongen van die twee kwam toen op mij af rennen om mij te slaan. Ik vocht toen met hem. Daarna kwamen [medeverdachte 2] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 1] ook vechten.
V: Jij zegt vocht met hem wat houdt dat in?
A: Dat we allebei slaan met gebalde vuisten tegen elkaar.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6.
18.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 10 december 2024, dossierpagina's 187-188, voor zover inhoudende:
Binnen het onderzoek was de telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] in beslaggenomen. Binnen de veiliggestelde gegevens van deze telefoon deden wij onderzoek naar een filmpje van een mogelijk nieuw incident, later te duiden met incident 6. Ons onderzoek was gericht om te achterhalen, waar mogelijk deze beelden waren gemaakt. Wij zagen in de tijdslijn van de telefoon op 27 oktober 2024 te 01:46 deze video van snapchat staan. Bij deze snapchat video upload waren de GPS coördinaten 51.687801, 5.316871 aangegeven. Middels de politieatlas werden deze GPS coördinaten ingevoerd, welke aangaven dat deze locatie zich bevond in 's-Hertogenbosch ter hoogte van de kruising Van Veldekekade/Hekellaan/ Zuid-Willemsvaart. Politiecollega [naam 2] gaf aan dat de video middels snapchat was opgenomen en geüpload, dus dat deze locatie ook de locatie van de mishandeling moest betreffen. Overige opmerking dient te worden gemaakt over het tijdstip van de mishandeling. In de nacht van 26 op 27 oktober 2024 gaat de zomertijd over naar de wintertijd. Vandaar dat de tijdsaanduiding verschild van 2:46 en 1:46 uur. Wij hebben berekend dat het om 2:46 uur moet zijn gepleegd.
19.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 3 december 2024, dossierpagina's 168-169, voor zover inhoudende:
De beelden die aan mij beschikbaar werden gesteld zijn opgeslagen op de operationele
schijf van Politie 's-Hertogenbosch onder de volgende bestandsnaam:
- 27-10-2024 Den Bosch - Video-1 02.46.MP4
Ik verbalisant, zag dat het beschikbare fragment vijf seconden duurde.
Ik verbalisant, zag dat het fragment startte en dat een jonge man op zijn rug op de grond lag. Ik zag dat zijn rechterarm gebogen boven zijn hoofd lag en dat zijn bovenkleding omhoog getrokken was waardoor zijn buikstreek zichtbaar was. Ik zag dat de man op de grond zijn ogen sloot en zijn mond half geopend hield. Ik hoorde vervolgens de filmende man zeggen: "Vuile kankerhomo." Hierna zag ik dat de filmende persoon witte Adidas Yeezy schoenen en een groene broek droeg. Ik zag dat hij boven de man op de grond hing, zijn been optilde en vervolgens naar beneden stampte, op de buik van de man die op de grond lag. Ik hoorde een doffe klap en zag dat de man die op de grond lag totaal niet op de trap reageerde. Ik hoorde dat de filmende man riep:
"Kankerhond." Daarnaast hoorde ik een andere persoon ook iets roepen.
Ik zag vervolgens een andere persoon, die ook witte schoenen van het merk Adidas Yeezy droeg, ten hoogte van het hoofd van de man die op de grond lag staan. Ik zag dat hij met zijn rechtervoet tegen de schouder en borst van de man die op de grond lag trapte. Ik zag dat de man die op de grond lag ook hier totaal niet op reageerde.
20.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] d.d. 9 december 2024, dossierpagina's 189-190, voor zover inhoudende:
Ik bekeek deze camerabeelden bestandsnaam 27-10-2024 Den Bosch - Video-1 02.46.MP4.
Ik zag dat de beelden afkomstig waren van een filmend persoon. Ik zag dat de broek en schoenen van de persoon die aan het filmen was te zien waren. Ook hoorde ik dat de stem van de persoon die aan het filmen was te horen was. Ik zag dat persoon die aan het filmen was een harde stamp met zijn schoen op de buik van een slachtoffer gaf. Ik hoorde dat de persoon bij het stampen riep; “Vuile kankerhomo”, “Kankerhond”. Bij het zien van deze beelden herkende ik direct de kleding in combinatie met de stem. Ik herkende de broek en de schoenen als die van verdachte [medeverdachte 1] . Ik zag namelijk dat de broek overeenkwam met de broek die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg. Ook herkende ik de schoenen als die van verdachte die bij zijn aanhouding in beslag waren genomen.
Naast dat ik de kleding herkende, herkende ik ook de stem van de persoon die aan het filmen was als de stem van verdachte [medeverdachte 1] . Zowel bij de aanhouding als het vervolgens overbrengen van verdachte naar het politiebureau, aan de Vogelstraat te 's-Hertogenbosch, sprak ik veelvuldig met verdachte.
21.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 30 december 2024, dossierpagina’s 404-413, voor zover inhoudende:
A: (…) We spoten alledrie wel met de plantenspuit, het is ook al eventjes geleden.
V: [medeverdachte 1] verklaarde dat jij dit slachtoffer uitschold bij de Arena in ‘s-Hertogenbosch. Waarom schold je hem uit?
A: Eeh nee zeg maar, wij spoten op hem en toen kwam hij achter ons aan fietsen het kan zijn dat ik toen gescholden heb. Hij fietsen achter ons aan tot aan de Hekellaan. Toen zei hij kom vechten dan. Toen sloeg hij mij en sloeg ik een keer terug. Daarna sloeg [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1]) hem en lag die gelijk knock-out.
22.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 6 januari 2025, dossierpagina’s 343-352, voor zover inhoudende:
O: Van dit incident zijn meerdere video's gevonden op alle drie de telefoons.
V: Wat gaan wij zien op deze video?
A: Dat ik hem tegen zijn schouder schop. En meer niet. Ja en dat iemand hem schopt op zijn buik maar ik weet niet wie dat doet. Dat is wat ik heb gezien op de video's.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 7.
23.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] d.d. 13 oktober 2024, dossierpagina’s 193-196, voor zover inhoudende:
Op zondag 13 oktober 2024 omstreeks 02.15 uur was het feest afgelopen en gingen wij met de groep richting huis. Wij fietsten in totaal met drie personen. Ik hoorde dat er twee scooters achter mij aan reden. Ze waren aan het toeteren. Wij fietsten richting de fietsbrug die over de rotonde gaat bij de Bruistensingel. De jongens bleven provoceren. Ik zei dat ik de politie ging bellen en stapte af van mijn fiets. Ik was in gesprek met de telefoniste van de meldkamer en wilde de kentekens doorgeven van de scooters. De jongens werden toen agressief en ze deden hun helm af en trokken hun jas uit. Ik liep richting de scooters en twee jongens liepen op mij af. Dit betroffen persoon 1 en persoon 3 die ik heb omschreven. Ze begonnen mij te duwen.(…) Ik ben toen ergens mijn bril verloren. Ik vermoed dat dit gebeurde toen persoon 1 uithaalde richting mij en mijn bril raakte waardoor deze van mijn gezicht af viel. Ik zag dat de jongens zich omdraaiden en richting [slachtoffer 7] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 7]) liepen. Ik zag dat [slachtoffer 7] werd geslagen door de jongens. Dit betroffen persoon 2 en 4. Ik zag niet precies hoe [slachtoffer 7] geslagen werd, maar ik zag twee jongens armbewegingen maakten richting [slachtoffer 7] . Ik kon niet zien of hij geraakt werd. Ik draaide mij kort om om kentekens te roepen naar de telefonist en toen ik weer richting [slachtoffer 7] keek zag ik dat hij op de grond lag en dat de twee jongens die mij eerder aanvielen [slachtoffer 7] aan het schoppen waren. Dit betroffen persoon 1 en 3.
24.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] d.d. 17 oktober 2024, dossierpagina’s 203-206, voor zover inhoudende:
Op zondagnacht op 13 oktober 2024 omstreeks 02:00 uur was ik samen met mijn vrienden bij een feestje van de volleybalvereniging. Ik zag dat er buiten een groep van vier personen stond. Ik ben toen tweemaal naar die groep gelopen omdat ze al geruime tijd vervelend aan het doen waren bij de ingang. Ik heb tegen hen toen gezegd: Ga naar huis. De groep zei tegen mij: wij zijn minderjarig. Je kan ons toch niets maken. Ik ben vervolgens weer naar binnen gelopen om te gaan schoonmaken. Ik weet in ieder geval zeker dat het twee scooters waren. Op de hiervoor benoemde datum omstreeks 02:15 uur pakte ik samen met [naam 3] en [slachtoffer 6] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 6]) onze fiets om naar huis te gaan. Wij zijn vervolgens vanaf het Rodenborch weggefietst in de richting van het Laaghemaal in Rosmalen. Ik zag enige tijd later dat de jongens die eerder bij de gymzaal stonden, achter ons bleven aanrijden. Ze reden tot wel vier à vijf keer tegen het achterwiel van mijn fiets. Ik hoorde dat er vanaf alle twee de scooters dat er naar mij werd geroepen: [slachtoffer 7] kom dan. Je bent toch niet alleen. Ter hoogte van het Laaghemaal ben ik samen met [slachtoffer 6] gestopt op de brug omdat ik hierom de politie wilde bellen. Ik hoorde dat [slachtoffer 6] de politie belde. Ik denk dat hij kentekens moest noteren omdat ik zag dat hij naar de achterkant van de scooters liep. Ik zag dat hij vervolgens werd aangevallen. Ik zag dat dat hij werd geduwd door de vier jongens. Ik zag dat hij verder wegliep en dat er toen twee jongens achter hem aan liepen. Dit betroffen persoon 1 en persoon 2. Ik zag dat er twee jongens naar mijn richting kwamen lopen. Dit waren persoon 3 en 4. Toen ze bij mij stonden voelde ik dat zij mij beide vervolgens duwden. Persoon 3 duwde mij het hardst. Ze duwden mij steeds harder. Ik voelde daarna dat ik op mijn gezicht werd geslagen. Ik zag dat persoon 3 uithaalde. Ik zag dat hij een vuist balde. Ik zag dat er een vuist op mij afkwam. Ik voelde vervolgens een doffe klap op mijn hoofd gericht. Ik voelde vervolgens veel pijn. Ik voelde een brandend gevoel en gedesoriënteerd. Ik voelde dat persoon 4 mij vastpakte. Ik rukte mijzelf los, maar vervolgens kreeg ik van beide personen veel klappen. Ik voelde deze klappen in mijn gezicht. Ik viel door een duw vervolgens op de grond. Ik ben toen weer opgestaan. Ik ben opgestaan om verder weg de situatie uit te lopen en verder weg te komen. Ik zag vervolgens dat er een derde persoon naar mij toe kwam lopen. Ik zag dat hij een Indonesisch uiterlijk had en breed gebouwd was. Dit betrof persoon 1. Ik hoorde dat persoon 3 vervolgens zei: Kom, we gaan hem over de railing gooien. Vervolgens werd ik door alle drie de jongens weer geslagen. Ook werd ik vervolgens weer tegen de grond geduwd waardoor ik nogmaals viel. Ik hield mijn handen voor mijn gezicht. Ik voelde dat ik door een van deze drie jongens tegen mijn linkerarm werd getrapt.
25.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte 1] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 30 december 2024, dossierpagina’s 404-413, voor zover inhoudende:
A: Toen stapten zij af boven op de brug. Wij lokten toen uit van stap dan af. We gingen toen weer in dat hij bij het Rodenborch agressief tegen ons deed.
V: En toen?
A: Toen stapten zij af en wij af. Toen zei hij dat hij ons wilde slaan en dat we onze helm af moesten doen. Dat deed ik toen ook. En daarna mondde dat uit in een vechtpartij. Die man trapte ook nog eens mijn scooter om.
V: Aangever en een getuige omschrijven het signalement dat overeenkomt met jou. Aangever verklaart dat die door jou geschopt en geslagen is. Wat kun je hier over verklaren?
A: Ik heb hem inderdaad geslagen. En het zou kunnen dat ik hem geschopt heb. Ik weet niet precies wat er gebeurde omdat doordat hij mijn scooter omtrapte er heel veel woede naar boven kwam.
V: Het lijkt dat jullie rond gaan rijden en dan mensen uit gaan dagen om ze vervolgens te slaan. Hoe zie jij dat?
A: Ik snap dat jullie dat zo zien. Ja het uitlokken is echt mijn intentie geweest. Als het dan uitliep tot een vechtpartij vond ik dan ook nog niet zo erg als die mensen ook wilden vechten.
26.
Een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] d.d. 6 januari 2025, dossierpagina’s 343-352, voor zover inhoudende:
Stukje verderop kwamen we ze weer tegen op de brug, twee mannen en een vrouw. Ze blokkeerden toen ons toen met hun fiets. Een van hun heeft toen de scooter van [verdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte 1]) om getrapt. [verdachte 1] en [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) gingen toen vechten met een man. (…) Die man kwam op mij af rennen en toen heb ik hem geslagen. Toen hebben [verdachte 1] en [medeverdachte 1] hem verder geslagen, hij ging toen ook naar de grond.
Overwegingen over het bewijs.
Juridisch kader.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage niet gewelddadig van aard hoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De Hoge Raadheeft overwogen dat de in artikel 141, tweede lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen zwaardere strafbedreiging alleen van toepassing is op de verdachte die
zelfhet bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht, zodat de verdachte niet op grond van deze bepaling strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn mededaders in het kader van het openlijke geweld veroorzaakte letsel.
Bewezenverklaring alle ten laste gelegde feiten
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [verdachte 1] en [medeverdachte 2] openlijk geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 2] (feit 2), [slachtoffer 3] (feit 3), [slachtoffer 4] (feit 4), [slachtoffer 5] (feit 5), een onbekend gebleven persoon (feit 6) en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] (feit 7). Zij hebben alle drie een wezenlijke en significante bijdrage geleverd aan de door hen als groep gepleegde geweldshandelingen tegen deze personen.
[medeverdachte 1] en [verdachte 1] hebben daarnaast samen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] (feit 1). De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat [medeverdachte 2] bij deze openlijke geweldpleging een strafbare rol heeft gehad.
Het betoog van de raadsman dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het uittrekken van de broek en onderbroek van aangever [slachtoffer 4] ten aanzien van feit 4 omdat verdachte op enig moment is gestopt met het plegen van geweldshandelingen tegen aangever [slachtoffer 4] verwerpt de rechtbank. Weliswaar heeft verdachte vanaf het moment dat aangever in de sloot werd geschopt geen geweldshandelingen meer gepleegd, maar hij heeft zich niet onttrokken aan het geweld vanuit de groep, dat gewoon doorging. Verdachte is zelfs op dat moment de auto van aangever [slachtoffer 4] gaan halen en heeft daarbij geroepen “We hebben je auto”. De rechtbank ziet dat niet als een onttrekkingshandeling.
Partiele vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten.
Niet in geschil is dat door het ten laste gelegde geweld de betreffende slachtoffers lichamelijk letsel hebben opgelopen.
De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld
wievan de drie verdachten de persoon is geweest die het bij het betreffende slachtoffer ontstane letsel heeft toegebracht. Dit geldt voor alle aan verdachten ten laste gelegde feiten.
Verdachte en zijn twee medeverdachten zullen om deze reden steeds partieel worden vrijgesproken van het strafverzwarende gedeelte van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het door ieder zelf gepleegde geweld dat lichamelijk letsel heeft veroorzaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 15 november 2024 te ’s-Hertogenbosch, openlijk, te weten op de Ridderstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, en
- tegen die [slachtoffer 1] slaande bewegingen te maken, en
- tegen die [slachtoffer 1] schoppende bewegingen te maken, en
- het incident te filmen.
Ten aanzien van feit 2:
op 16 november 2024 te Rosmalen, openlijk, te weten op de Deken van Roestellaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 2] met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, en
- die [slachtoffer 2] met de vuisten tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan, en
- die [slachtoffer 2] met een hard voorwerp tegen het hoofd te slaan, waarna hij op de grond viel, en
- die [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam te trappen, terwijl hij op de grond lag, en
- het incident te filmen.
Ten aanzien van feit 3:
op 23 november 2024 te Rosmalen, openlijk, te weten op het Bevrijdingspad, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door
- die [slachtoffer 3] van de fiets te trappen, waarna hij op de grond viel, en
- die [slachtoffer 3] bij de neus en de nek te grijpen, en
- bovenop die [slachtoffer 3] te zitten en een knie in de nek van die [slachtoffer 3] te duwen, en
- die [slachtoffer 3] op de rug te trappen en op de rug van die [slachtoffer 3] te staan, en
- die [slachtoffer 3] bij de haren te pakken en aan de haren omhoog te trekken, en
- het incident te filmen.
Ten aanzien van feit 4:
op 26 november 2024 te ’s-Hertogenbosch, openlijk, te weten op de Empelseweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4]
door
- die [slachtoffer 4] een voorwerp tegen het hoofd te gooien, en
- die [slachtoffer 4] tegen het hoofd te slaan, waarna hij op enig moment op de grond viel, en
- die [slachtoffer 4] tegen het hoofd en tegen het lichaam te trappen, terwijl hij op de grond lag,
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 4] uit te trekken, en
- die [slachtoffer 4] in het water te gooien, en
- het incident te filmen.
Ten aanzien van feit 5:
op 25 november 2024 te Rosmalen, openlijk, te weten op de Groote Wielenlaan en Cascadeweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 5] door
- een houten plank in de richting van die [slachtoffer 5] te gooien, en
- die [slachtoffer 5] te slaan, waarna hij op de grond viel, en
- die [slachtoffer 5] te slaan en te trappen, terwijl hij op de grond lag.
Ten aanzien van feit 6:
op 27 oktober 2024 te ’s-Hertogenbosch, openlijk, te weten op de kruising van de Van Veldekekade, Hekellaan en Zuid-Willemsvaart, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten een onbekend gebleven slachtoffer door
- dat slachtoffer met een plantenspuit in het gezicht te spuiten, en
- dat slachtoffer te duwen en te slaan, en
- dat slachtoffer op de buik te stampen, en
- dat slachtoffer op de borst en de schouder te trappen, en
- het incident te filmen.
Ten aanzien van feit 7:
op 13 oktober 2024 te Rosmalen, openlijk, te weten op de Laaghemaal, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen twee persoon, te weten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] door
- die [slachtoffer 6] te duwen en tegen het gezicht te slaan, en
- die [slachtoffer 7] te duwen en tegen het gezicht te slaan, en
- die [slachtoffer 7] tegen de grond te duwen, en
- die [slachtoffer 7] tegen de arm te trappen, en
- het incident te filmen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De officier van justitie heeft gevorderd deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de inbeslaggenomen iPhone verbeurd te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat de rol van medeverdachte [medeverdachte 1] heftiger was dan die van verdachte. De rol van verdachte was kleiner, hetgeen in de strafmaat terug dient te komen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat het letsel bij het slachtoffer niet is veroorzaakt door verdachte. Ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de rol van verdachte kleiner was en dat met die bijdrage tot een andersoortige strafmaat gekomen dient te worden.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis zeer fors is en heeft met klem verzocht om verdachte niet te plaatsen in een kleinschalige voorziening of JJI, als de reden voor die plaatsing zou zijn dat verdachte verder het besef moet krijgen wat er precies is gebeurd en wat hij heeft gedaan. Dit proces loopt al en dient niet doorbroken te worden door detentie. Tevens is leedtoevoeging niet passend. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat hulpverlening in de vorm van therapie passender is. Ook ziet de jeugdreclassering dat de ouders van verdachte hem kunnen en willen ondersteunen in het proces dat nu al loopt. Wanneer de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt, moet verdachte nog een flink aantal maanden uitzitten. Er moet in dat geval maar net plek zijn in een kleinschalige voorziening, zo niet, dan kan zijn behandeling niet doorgaan. Verdachte staat juist open voor behandeling en ook zijn ouders zien graag dat hij op die manier wordt geholpen. De raadsman van verdachte verzoekt derhalve aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Indien de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming volgt in de redenering van het advies om aan verdachte een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen om hem (kort gezegd) tot inzicht te brengen, dan heeft de raadsman het verzoek gedaan tot het horen van de psycholoog die het Pro Justitia rapport heeft opgesteld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft de feiten gepleegd op zeventienjarige leeftijd. Dat betekent dat het jeugdstrafrecht van toepassing is. Bij het jeugdstrafrecht gelden andere, lagere uitgangspunten voor de straftoemeting. Verder wordt bij het bepalen van welke straf passend is veel belang gehecht aan wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt veel meer dan bij volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten zeven keer schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen andere mensen binnen een tijdsbestek van anderhalve maand. Zij gingen telkens weer de straat op met het doel de confrontatie te zoeken met onschuldige voorbijgangers. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het om heftige en schokkende feiten, gelet op de intensiteit van het geweld en de soms lange duur daarvan. Het geweld is steeds doelbewust door verdachte en zijn medeverdachten uitgelokt, meestal door middel van het gebruik van een plantenspuit met water dan wel een andere vloeistof, maar ook door het gooien met een plank en het spuiten van ketchup. Vervolgens zijn de slachtoffers geslagen en getrapt, in bepaalde gevallen ook tegen het hoofd, zelfs wanneer het slachtoffer weerloos op de grond lag.
Dat meerdere slachtoffers zich in kwetsbare posities bevonden doordat zij op de grond lagen en zich niet meer konden verweren (in een enkel geval bewoog het slachtoffer niet eens meer), hield de verdachten niet tegen om door te gaan met het geweld. Zij waren daarbij ook steeds in een overtalsituatie ten opzichte van de slachtoffers die door hen uitgelokt waren (meestal drie tegen één).
Het geweld tegen slachtoffer [slachtoffer 4] heeft lange tijd geduurd. Gedurende deze tijd is meerdere malen fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Hij werd omringd door de verdachten. Hierover heeft het slachtoffer verklaard dat hij het gevoel had dat hij als ‘prooi’ tactisch werd omsingeld. Hij is onder andere in zijn rug en tegen zijn hoofd getrapt en over de grond in een sloot gesleept. Zijn broek en onderbroek zijn uitgetrokken en kapot getrokken. Daarnaast is het slachtoffer gedurende het incident gefilmd. Naast de fysieke mishandeling is het slachtoffer ook verbaal vernederd en werd hij gedwongen zichzelf verbaal te vernederen. [slachtoffer 4] had hulp nodig en kermde van de pijn, maar de verdachten bleven maar doorgaan.
De rechtbank neemt het verdachten extra kwalijk dat bij vrijwel alle bewezenverklaarde feiten door hen is gefilmd, door verdachte en/of door zijn medeverdachten. Dit heeft bij slachtoffers tot veel onzekerheid geleid, nu het voor hen nog altijd niet zeker is wat er met deze beelden is gebeurd en of zij eventueel later weer in het openbaar kunnen opduiken. Ook het verbaal vernederen komt bij meerdere feiten terug. Slachtoffers werden gedwongen bepaalde uitlatingen te doen. Dit werd door hen als zeer vernederend ervaren.
De slachtoffers hebben allen fysiek en/of mentaal letsel opgelopen door de gebeurtenissen, waarvan verschillende slachtoffers nog altijd niet volledig hersteld zijn.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Zij hebben zich bij hun strafbaar handelen niet bekommerd om de slachtoffers en de gevolgen die zij hierdoor ondervinden.
Slachtoffers van dit soort gewelddadige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van slachtoffer [slachtoffer 2] (feit 2), waarin het slachtoffer aangeeft dat zijn dagelijks leven is ontregeld. Hoewel hij zijn leven weer probeert op te pakken merkt hij aan zichzelf dat hij nog lang niet is wie hij ooit was. Ook slachtoffer [slachtoffer 4] (feit 4) geeft in een schriftelijke verklaring aan dat zijn leven sinds het incident is ingestort. Alles waar hij de afgelopen jaren voor heeft gevochten, is in één avond weggevaagd door de vernederende en laffe mishandeling door verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank is, zoals hiervoor overwogen, van oordeel dat verdachte en medeverdachten de openlijke geweldplegingen gezamenlijk hebben uitgevoerd. Daarbij heeft elk van hen, als de gebeurtenissen in hun totaliteit worden beschouwd, een vergelijkbare rol vervuld. De rechtbank maakt om die reden voor wat betreft de op te leggen straf geen onderscheid in de rollen die de verdachten hebben gehad in de bewezenverklaarde feiten.
De persoon van verdachte en persoonlijke omstandigheden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij ten tijde van de feiten een blanco strafblad had. Verder is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht formeel van toepassing vanwege een recente strafbeschikking (20/a RVV).
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de Pro Justitia rapportage die over verdachte is opgemaakt. In het psychologisch rapport van drs. [psycholoog] ,
GZ-psycholoog, d.d. 4 april 2025 is onder meer het volgende opgenomen:
“Op basis van het onderhavig psychologisch onderzoek blijkt er geen sprake van een
psychische stoornis of verstandelijke handicap. Betrokkene is een rationeel ingestelde
jongen met bovengemiddelde cognitieve capaciteiten. Het invoelingsvermogen is matig
ontwikkeld. Hij doorziet situaties snel en beschikt over voldoende coping vaardigheden.
Tevens blijkt hij stress te kunnen hanteren en is hij een zelfverzekerde en zelfingenomen
jongeman. Hij is voldoende weerbaar om zijn mannetje te kunnen staan en durft zijn visie
weer te geven en hiernaar te handelen, zonder dat hij zich laat remmen door de mening van
anderen. Er is geen sprake van een verhoogde beïnvloedbaarheid. Er zijn geen
aanwijzingen voor middelenmisbruik.
(…)
Toerekenen: Samengevat kan geconcludeerd worden dat betrokkene zich vooraf, ten tijde
en na het ten laste gelegde bewust was van het strafbare van zijn handelen ook al wil hij
doen geloven dat hij zich aangevallen voelde of bang was. Op basis van voorgaande wordt
geadviseerd het ten laste gelegde volledig aan betrokkene toe te rekenen.
Risico analyse: Na afname van de SAVRY (een gestructureerde taxatie van geweldsrisico bij
jongeren) blijkt dat de kans op recidive laag. Er blijken geen historische, sociale/ contextuele en individuele risico factoren aanwezig te zijn. Rapporteur is niet bekend of medeverdachten eerder politiecontacten hebben gehad (delinquente jongeren?). Protectieve factoren zijn ruim aanwezig. Na afname van de SAPROF (inventarisatie van beschermende factoren van gewelddadig gedrag) blijken er ruim voldoende beschermende factoren aanwezig en blijkt de noodzaak tot interventies afwezig.
Advies: Indien wordt overgegaan tot een strafafdoening wordt een taakstraf met een
voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd. Gedacht wordt aan een werkstraf. Betrokkene
zal doordrongen moeten worden van de ernst van de delicten en de consequenties daarvan.
Tevens wordt toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering geadviseerd voor de duur
van een jaar. Dit laatste acht rapporteur wenselijk om als stok achter de deur noodzakelijke
afspraken te bewaken (bv contactverbod met medeverdachten, verbod om te gaan kickboksen, niet op straat rondhangen na een bepaald tijdstip) en samen met ouders op te
kunnen trekken als betrokkene meer vrijheden afdwingt dan wenselijk is. De
jeugdreclassering kan tevens vinger aan de pols houden in hoeverre betrokkene
daadwerkelijk bereid en in staat is om na de strafzitting in de pas te blijven lopen en zijn
goede voornemens te blijven vasthouden. Men kan tijdig ingrijpen dan wel betrokkene
bewust maken van de consequenties van zijn handelen.”
In het Advies uitgebreid onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 juni 2025 is onder meer het volgenden opgenomen:
“De RvdK onderschrijft het in het Pro Justitia gegeven advies, dat het belangrijk is dat [verdachte 1] doordrongen raakt van de ernst van de verdenkingen en de consequenties daarvan. Daarnaast constateert de RvdK een aantal andere zorgen, waarvoor intensieve aandacht nodig is.
De RvdK vindt het verder belangrijk dat aan [verdachte 1] met het strafadvies een duidelijk signaal wordt afgegeven dat hij, indien bewezen, met dit strafbare gedrag alle perken te buiten is gegaan. De RvdK heeft een onvoorwaardelijke werkstraf met een voorwaardelijke jeugddetentie, zoals in het Pro Justitia rapport geadviseerd, overwogen. De RvdK vindt, anders dan uit het Pro Justitia rapport volgt, een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden waarop de jeugdreclassering toeziet het meest passende pedagogische strafadvies. De RvdK vindt dit passend bij de zorgen over [verdachte 1] en de ernst van de verdenkingen. De RvdK komt tot dit afwijkende advies om de volgende redenen;
Het is een grote zorg van de RvdK dat [verdachte 1] met zijn (cognitieve) capaciteiten op geen enkel moment heeft bedacht of heeft besloten om te stoppen met het plegen van het ten laste gelegde en meerdere malen opnieuw betrokken is geraakt. Er zijn meerdere slachtoffers met (zeer ernstig) fysiek letsel en mogelijk ook psychisch letsel. Kijkend naar wat [verdachte 1] over de delicten heeft verteld bij zowel de RvdK als bij de Pro Justitia rapporteur, vindt de RvdK dat [verdachte 1] nog onvoldoende doordrongen lijkt te zijn van de ernst van wat hij en de medeverdachten hebben aangericht en de enorme impact hiervan. Tijdens onderhavig onderzoek is meermaals met [verdachte 1] gesproken over de onderwerpen agressie en ongecontroleerde boosheid. Het valt de RvdK op dat hierover in het Pro Justitia rapport geen concrete zorgen zijn opgenomen. Wanneer de ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard, bestaat er bij de RvdK wel een grote zorg over de (verbale) agressie en (ongecontroleerde) boosheid van [verdachte 1] . Om die reden heeft de RvdK deze zorg meegenomen bij de score op het domein “agressie”. Bij de bespreking hiervan heeft [verdachte 1] aan de RvdK te kennen gegeven dat er tijdens het ten laste gelegde bij hem geen sprake is geweest van ‘oncontroleerbaar geweld’. De RvdK vindt dit verontrustend. Dit wekt de indruk dat [verdachte 1] zich tijdens het ten laste gelegde, voorzover bewezen, bewust is geweest van zijn handelen en de mate van (verbale) agressie of geweld die hij tegen de slachtoffers heeft gebruikt. Anders dan de Pro Justitia rapporteur, heeft de RvdK deze zorg wel mee laten wegen in zijn advies. De RvdK vindt het belangrijk dat [verdachte 1] werkt aan het onder controle houden en/of leren beheersen van(verbale) boosheid/agressie en respect voor de lichamelijke en psychische integriteit van anderen. Ondanks de lage scores op algemeen recidiverisico, wil de RvdK hier wel een kanttekening bij plaatsen. Ook voorafgaand aan de delicten waar [verdachte 1] van wordt verdacht, was er geen enkel signaal of zorg dat hij dit soort
delicten zou gaan plegen.
Daarnaast zijn [verdachte 1] en zijn medeverdachten geruime tijd doorgegaan met de delicten. Om het recidiverisico daadwerkelijk zo laag mogelijk te houden, vindt de RvdK dat er in elk geval intensieve aandacht besteed wordt aan bovenstaande zorgen.
Om die reden vindt de RvdK het, anders dan volgt uit de Pro Justitia rapportage, essentieel en van pedagogisch noodzakelijke meerwaarde dat [verdachte 1] vanuit een residentieel kader gedwongen wordt om zich meer bewust te worden van de ernst van de delicten, zijn aandeel en houding hierin, consequenties van zijn acties ervaart en de impact die dit heeft op de slachtoffers. De RvdK is zich ervan bewust dat een (deels) onvoorwaardelijke detentie een zwaar middel is voor een first-offender. Toch ziet de RvdK hierin een pedagogisch noodzakelijke meerwaarde. Om te zorgen dat [verdachte 1] zijn studie kan voortzetten en stagnatie zo veel als mogelijk wordt beperkt, heeft de RvdK de voorkeur voor een plaatsing in de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (verder te noemen KVJJ). Uit de gesprekken hierover met de coördinator van het KVJJ zijn geen contra-indicaties gebleken. Behandeling wordt niet geboden, begeleiding op maat wel. Er zijn vanuit de Pro Justitia rapportage geen indicatoren voor behandeling naar voren gekomen. Voor de RvdK is het belangrijkste doel om [verdachte 1] te leren inzicht te krijgen in en te reflecteren op zijn handelen (waarom gedaan en waarom niet gestopt) en de gevolgen voor de slachtoffers middels delictbespreking.
De RvdK vindt, vanuit pedagogisch oogpunt, dat een werkstraf en/of leerstraf [verdachte 1] op langere termijn niet de inzichten gaat bieden die vanuit een KVJJ wel kunnen worden geboden. De leerstraffen die vanuit de RvdK worden aangeboden die bij de persoon van [verdachte 1] passen (Tools4U en Tact) vindt de RvdK niet passend. Bij deze kortdurende interventies vermoedt de RvdK niet dat dit tot langdurige inzichten bij [verdachte 1] gaat leiden.
De RvdK vindt een werkstraf om twee redenen niet passend. Het sluit qua leereffect niet aan bij wat [verdachte 1] nodig heeft. Daarnaast vindt de RvdK dit niet in verhouding staan tot de ernst en de hoeveelheid delicten waarvan [verdachte 1] wordt verdacht. Het ten laste gelegde heeft grote gevolgen voor de betrokkenen/maatschappij en [verdachte 1] is volgens het Pro Justitia rapport, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, volledig toerekeningsvatbaar.
Tot slot vindt de RvdK het belangrijk dat een deel van de jeugddetentie voorwaardelijk wordt opgelegd. Dit als stevige stok achter de deur en om de bijzondere voorwaarden te borgen. Vanwege het moeizame verloop van de jeugdreclasseringsmaatregel, heeft de RvdK sterk getwijfeld aan de pedagogische meerwaarde hiervan. Desondanks ziet de RvdK meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden waarop de jeugdreclassering dient toe te zien. Deze bijzondere voorwaarden houden in dat [verdachte 1] (ook tijdens detentie binnen een KVJJ (evt JJI) en zonodig na het verblijf daar, zijn volledige medewerking zal
verlenen aan trajecten, gesprekken, hulpverlening rond de onderwerpen emotieregulatie, emoties herkennen en doorvoelen, reflectie op delictgedrag en denkpatronen inzien en doorbreken, in de vorm waarin en voor zolang deze nodig worden geacht door de KVJJ en de Jeugdreclassering. Het advies om de jeugddetentie ten uitvoer te leggen binnen een KVJJ betekent wel dat [verdachte 1] gemotiveerd moet zijn om daadwerkelijk mee te werken aan dat wat de RvdK (en JR en KVJJ) nodig vinden (hierboven beschreven). Om die reden heeft de RvdK de geadviseerde bijzondere voorwaarden niet alleen geformuleerd voor de situatie/periode van voorwaardelijke detentie, maar voor de volledigheid en voorzover mogelijk, ook voor de periode tijdens de detentie. Mocht detentie worden uitgesproken en ten uitvoer gelegd worden binnen een JJI, dan blijft de RvdK het nodig vinden dat aan de genoemde zorgen/onderwerpen wordt gewerkt.
Bij bewezen verklaring, zou er een mogelijkheid zijn dat [verdachte 1] in hoger beroep gaat. Gezien bovenstaande zorgen c.q. risicofactoren en ondanks dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat, adviseert de RvdK de dadelijke uitvoerbaarheid (DUT). Dit, zodat de jeugdreclasseringsbegeleiding gecontinueerd kan worden en toegezien kan worden op de bijzondere voorwaarden en de in te zetten interventies/ hulpverlening gericht hulpverlening rond de onderwerpen emotieregulatie, emoties herkennen en doorvoelen, reflectie op delictgedrag en denkpatronen inzien en doorbreken.”
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor
first offendersdie berecht worden op grond van het jeugdstrafrecht. Deze oriëntatiepunten, die ook onderbouwd zijn betrokken bij de eis van de officier van justitie, dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor (lichte) openlijke geweldpleging tegen personen wordt in beginsel een werkstraf opgelegd voor de duur van 40 uur of jeugddetentie van 20 dagen.
In strafverzwarende zin en dus in het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat het hier gaat om een groot aantal heftige openlijke geweldplegingen, telkens door verdachten met z’n drieën doelbewust uitgelokt, waarbij ernstig geweld is toegepast. Alle slachtoffers hebben letsel opgelopen, in een aantal gevallen zelf fors letsel. De aard en de ernst van het geweld en de aard en de ernst van het letsel vormen strafverzwarende omstandigheden. Tevens weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat in de meeste gevallen is gefilmd en dat verschillende slachtoffers zijn vernederd. De rechtbank vindt het belangrijk om te benoemen dat in de LOVS-oriëntatiepunten is opgenomen dat iedere strafverzwarende omstandigheid in beginsel voor 40 uur dan wel 20 dagen jeugddetentie telt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en het aantal van de bewezen verklaarde feiten een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie de enige passende strafmodaliteit is. Een werkstraf doet geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Dit betekent dat de rechtbank aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman van verdachte tot het horen van de psycholoog die het Pro Justitia rapport heeft opgesteld niet toekomt, omdat de voorwaarde niet is vervuld.
Hiervoor heeft de rechtbank al benoemd dat voor een openlijke geweldpleging 20 dagen jeugddetentie passend is. Kijkend naar de strafverzwarende omstandigheden die de rechtbank heeft genoemd, en hoeveel extra dagen jeugddetentie daarvoor gerekend kan worden, vindt de rechtbank per bewezen verklaard feit drie maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals de officier van justitie heeft genoemd, in beginsel passend. Dat zou betekenen dat aan verdachte in totaal 21 maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie zou kunnen worden opgelegd.
De rechtbank houdt echter rekening met de omstandigheid dat in het jeugdstrafrecht een jeugddetentie van maximaal 24 maanden kan worden opgelegd. Die straf wordt over het algemeen opgelegd aan verdachten die worden veroordeeld voor nog veel zwaardere delicten, zoals een levensdelict. De rechtbank vindt het niet in verhouding als verdachte voor 7 openlijke geweldplegingen, hoewel die ook zeer ernstig zijn, 21 maanden onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd krijgt.
Daarom zal de rechtbank een groot deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen. De rechtbank heeft hierbij ook de persoonlijke omstandigheden, zoals hiervoor beschreven, betrokken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld algemene en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming dat behandeling van belang is op het gebied van emotieregulatie, emoties herkennen en doorvoelen, reflectie op delictgedrag en denkpatronen inzien en doorbreken. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de bijzondere voorwaarden niet kunnen worden gekoppeld aan het (eventuele) verblijf in de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (hierna: KVJJ), zoals de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd. Als verdachte in de KVJJ verblijft, zit hij namelijk zijn onvoorwaardelijke jeugddetentie uit en aan een onvoorwaardelijke straf kunnen geen voorwaarden worden gekoppeld.
Verdachte moet dus nog enige tijd terug in detentie. De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om de jeugddetentie ten uitvoer te laten leggen binnen een KVJJ. De rechtbank spreekt de hoop uit dat dit gerealiseerd kan worden zodat verdachte de beschermende factoren studie en werk niet zal verliezen.
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, de op te leggen voorwaarden en het toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daarover overweegt zij het volgende.
In artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard, als er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt blijkt dat het gevaar voor herhaling op een geweldsmisdrijf als laag wordt ingeschat. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw – kort gezegd – een geweldsmisdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank, zoals gezegd, de voorwaarden en het toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de voorwaarden die zijn verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis blijven gelden. De rechtbank laat de schorsing van de voorlopige hechtenis namelijk voortduren.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert ter zake van het ten laste gelegde feit 2 een schadevergoeding van € 6.509,99, bestaande uit € 509,99 aan materiële schade en uit
€ 6.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het de vergoeding van de materiële schade. Het verzochte bedrag voor de immateriële schade is fors. Voorst heeft de raadsman verzocht (ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen) de vergoeding niet hoofdelijk toe te wijzen omdat het risico dan bestaat dat verdachte, die in staat is om de schade te vergoeden, een deel moet verhalen bij de medeverdachten. Verdachte wil geen contact meer met hen hebben.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade ook het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, integraal toewijzen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert ter zake van het ten laste gelegde feit 3 een schadevergoeding van € 351,34, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] opgevoerde niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 3 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de vordering integraal toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert ter zake van het ten laste gelegde feit 4 een schadevergoeding van € 7.814,33, bestaande uit € 814,33 aan materiële schade en uit
€ 6.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij opgevoerde niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd en de rechtbank is van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 4 en daarom ook voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde niet weersproken immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade ook het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 4. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, integraal toewijzen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] .
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert ter zake van het ten laste gelegde een schadevergoeding van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is ten aanzien van de niet weersproken gevorderde immateriële schade van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade ook het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit 7. De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade, rekening houdend met in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen aan smartengeld en naar billijkheid, integraal toewijzen.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot de dag der algehele voldoening.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] .
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert ter zake van het ten laste gelegde een schadevergoeding van € 662,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 562,00, hoofdelijk, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht het aantal dagen gijzeling op 0 dagen vast te stellen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft de rechtbank, evenals de officier van justitie, verzocht de vordering te matigen naar een bedrag van € 562,00 aangezien de benadeelde partij blijkens de factuur € 100,00 korting heeft ontvangen bij de aanschaf van een bril ter vervanging van zijn kapotte bril.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit 7 toegebrachte schade, de materiële schadepost, de bril van de benadeelde partij tot een bedrag van € 562,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal het overige gedeelte van de gevorderde materiële schade afwijzen, omdat uit de factuur blijkt dat de winkel waar de bril is gekocht een korting van € 100,00 heeft gegeven.
Kosten.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van alle benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders telkens samen jegens de verschillende slachtoffers een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelden hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade die elk van de slachtoffers heeft geleden. De rechtbank ziet anders dan de raadsman geen aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan alle slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank stelt, gelet op de minderjarigheid van verdachte, het aantal dagen gijzeling telkens op 0.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte (of zijn mededaders) heeft/hebben voldaan aan zijn/hun verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn/hun verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte (of zijn mededaders) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de iPhone, vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerp is gebruikt bij het begaan van strafbare feiten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 3:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 4:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 5:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 6:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Ten aanzien van feit 7:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7:
Een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat veroordeelde verplicht is zijn volledige medewerking te verlenen aan trajecten, gesprekken en hulpverlening rond de onderwerpen emotieregulatie, emoties herkennen en doorvoelen, reflectie op delictgedrag en denkpatronen inzien en doorbreken, in de vorm waarin en voor zolang deze nodig worden geacht door de Jeugdreclassering.
Dat veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan hulpverlening, waarvoor Jeugdreclassering aandacht en hulpverlening noodzakelijk vindt.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van feit 2: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
€ 6.509,99, bestaande uit € 509,99 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Ten aanzien van feit 2:
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 6.509,99.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit € 509,99 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien feit 3: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 351,34, bestaande uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Ten aanzien van feit 3:
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 351,34.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien feit 4: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 7.814,33, bestaande uit € 1.814,33 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Ten aanzien van feit 4:
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] , van een bedrag van € 7.814,33.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit € 1.814,33 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 7: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 7] , van een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Ten aanzien van feit 7:
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 7] , van een bedrag van € 500,00.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Ten aanzien van feit 7: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 6] , van een bedrag van € 562,00, bestaande uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Ten aanzien van feit 7:
Legt aan de veroordeelde op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 6] , van een bedrag van € 562,00.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (één van) zijn mededader(s) is betaald.
Bepaalt dat indien en voor zover de veroordeelde of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Beslag.
Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten:1 stk gsm (Omschrijving: PL2100-2024253518-G2281869 / Achterkant stuk. / code: 615700, blauw, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. N. Flikkenschild en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Akkers en mr. I.P.A. Willems, griffiers,
en is uitgesproken op 14 juli 2025.