vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.088526.25
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2025 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing te veroorzaken
in een woning gelegen aan de [adres] te 's-Hertogenbosch, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen,
te weten
- de woning en/of de in die woning aanwezige goederen en/of
- aangrenzende woningen
te duchten was, met dat opzet de gaskraan in voornoemde woning heeft opengezet en/of heeft aangekondigd dat hij met een brandende sigaret voornoemde woning zou gaan binnenlopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht verdachte van het ten laste gelegde vrij te spreken. De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake is van deugdelijke poging, omdat de brandweer geen gevaarlijke waarden heeft gemeten en verdachte niet het opzet had om brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken nu hij iedereen in de buurt en de politie vooraf had gewaarschuwd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gaskraan in zijn woning heeft opengedraaid uitsluitend met het doel zijn leven te nemen door een explosie.
Het oordeel van de rechtbank.
De grondslag voor de strafbaarstelling van poging is daarin gelegen, dat er gedragingen zijn die het reële gevaar in zich bergen dat er voltooide delicten zullen ontstaan. Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard (artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht).
Er zijn echter handelingen, die weliswaar zijn gericht op voltooiing, maar waarvan vaststaat dat ze het resultaat nooit zullen bereiken, de zogenaamde ondeugdelijke pogingen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen absoluut en relatief ondeugdelijke pogingen.
Van een absoluut ondeugdelijke poging is sprake als het middel of het object op zichzelf ondeugdelijk is en het streven van de dader daardoor nooit kan slagen. Een absoluut ondeugdelijke poging is niet strafbaar.
Een poging is relatief ondeugdelijk als het gebruikte middel deugt en het object in orde is, maar de manier waarop beide tot elkaar worden gebracht niet. Een relatief ondeugdelijke poging is onder omstandigheden wel strafbaar.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen het volgende komen vast te staan.
Verdachte heeft de gaskraan in zijn woning opengedraaid. Verdachte heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan met het doel om zijn leven te nemen door een explosie. Dat hij die bedoeling had volgt ook uit de omstandigheid dat verdachte bij de politie melding heeft gemaakt van zijn handelen, zodat buren tijdig geïnformeerd zouden worden. Toen de politie ter plaatse kwam heeft verdachte aangekondigd dat hij met een brandende sigaret de woning zou gaan binnenlopen. Verdachte had daadwerkelijk een brandende sigaret in zijn handen. De gaskraan heeft lange tijd opengestaan. Er is gaslucht geroken op straatniveau, op het dak van de woning en bij de brievenbus. De brandweer heeft bij de brievenbus gas gemeten. De betrokken instanties hebben het gevaar erkend. Omliggende woningen zijn ontruimd, door de energieleverancier is het gas afgesloten en de brandweer is met ademlucht de woning binnengegaan, heeft de hoofdafsluiter in de meterkast handmatig dichtgedraaid en de ruimtes geventileerd.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen voldoende komen vast te staan dat verdachte opzet had op het stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing en dat dit voornemen zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering.
Van een absoluut of relatief ondeugdelijke poging tot brand stichten of een ontploffing teweegbrengen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het opendraaien van de gaskraan en de vrijgekomen gaslucht in aanraking willen brengen met open vuur kan leiden tot een ontploffing. Het is een feit van algemene bekendheid dat als gevolg van een ontploffing brand kan ontstaan. Het middel of het object is op zichzelf niet ondeugdelijk en ook de manier waarop beide tot elkaar zouden worden gebracht niet. De gaskraan heeft verschillende uren opengestaan. Dat de gemeten waarde bij de brievenbus onder de explosiegrens lag, maakt niet dat de poging ondeugdelijk was. Er heeft geen meting plaatsgevonden dichtbij de gaskraan (in de keuken) en er ontbreken gegevens over meerdere variabelen die bepalend zijn voor het risico, zoals gesloten ruimtes en aanwezige ontstekingsbronnen. Bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat zijn doel was om een explosie te veroorzaken en hebben betrokken instanties het gevaar erkend zoals hiervoor omschreven. Het voltooien van het misdrijf is slechts voorkomen door het ingrijpen van de politie en brandweer.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 20 maart 2025 te ’s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing te veroorzaken in een woning gelegen aan de [adres] te 's-Hertogenbosch, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten
- de woning en de in die woning aanwezige goederen en
- aangrenzende woningen
te duchten was, met dat opzet de gaskraan in voornoemde woning heeft opengezet en heeft aangekondigd dat hij met een brandende sigaret voornoemde woning zou gaan binnenlopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op te leggen met aftrek van voorarrest waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met het gevaarlijke gedrag van verdachte en de omstandigheid dat omwonenden zijn geëvacueerd en dat dit een grote schok voor deze mensen is geweest.
De officier van justitie heeft gewezen op de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor brandstichting die een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden inhoudt.
De officier van justitie heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de omstandigheden dat het bij een poging is gebleven, dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij het feit heeft gepleegd als een schreeuw om hulp.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht een straf op te leggen die recht doet aan de specifieke omstandigheden van deze zaak. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de afgelopen jaren emotioneel volledig stuk is gedraaid. Hij voelt zich niet begrepen in al hetgeen hij doet en heeft gedaan. Dit heeft geleid tot een uitzichtloosheid en een wens om het leven te verlaten. Een netwerk heeft verdachte niet meer, iedereen is afgehaakt en dat maakt het leven nog veel moeilijker. De huidige omstandigheden in detentie ervaart verdachte als een verademing. Hij wordt gehoord, hij heeft contact en de raadsman heeft hem in detentie zien opbloeien.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij geen strafvoorstel kan doen, maar verwijst naar de rapportage van de reclassering. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, eenmaal in vrijheid, absoluut niet aan zijn lot kan worden overgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd brand te stichten in zijn woning of een ontploffing te veroorzaken door de gaskraan langdurig open te zetten en aan te kondigen met een brandende sigaret de woning binnen te lopen. Het handelen van verdachte heeft geresulteerd in de evacuatie van omwonenden. Dit moet voor hen zeer beangstigend zijn geweest. Dergelijke delicten veroorzaken bovendien veel maatschappelijke onrust en leiden tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat sprake was van een schreeuw om hulp. Verdachte had mentale problemen en zag het leven niet meer zitten. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feit in een vroeg stadium van het onderzoek heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden dat verdachte ten gevolge van dit feit zijn woning is kwijtgeraakt en dat hij geen netwerk heeft om op terug te vallen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 19 juni 2025. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van drie jaren en de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alcoholverbod en schuldhulpverlening. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is zich te houden aan deze voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal daarop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, te weten 10 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de door de reclassering geadviseerde en hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank zal, om het recidivegevaar te verkleinen en om de motivatie van verdachte gedurende een langere periode vast te houden en hem optimaal te laten profiteren van de hulp en begeleiding van de reclassering, een proeftijd van drie jaren opleggen.
De rechtbank zal aldus dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank is van oordeel dat dit een passende straf is.
Hoewel het bewezenverklaarde in dit geval geen gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen heeft veroorzaakt, zou soortgelijk handelen in de toekomst wel degelijk dat gevaar kunnen opleveren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 157 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
10 maanden voorwaardelijken een
proeftijdvan
3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden: