ECLI:NL:RBOBR:2025:4591

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
82.065222.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen van witwassen en in voorraad hebben van merk vervalste kleding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen en het in voorraad hebben van merk vervalste kleding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag van € 99.825,00 heeft gewitwassen, dat afkomstig was uit belastingfraude. De verdachte had kennis van de herkomst van het geld en heeft dit samen met de medeverdachte uitgegeven aan luxe goederen. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het in voorraad hebben van merk vervalste kleding, waaronder artikelen van bekende merken zoals Balenciaga, Louis Vuitton en Prada. Tijdens een doorzoeking op 6 maart 2024 zijn deze vervalste goederen aangetroffen in de woning van de verdachte. De rechtbank heeft de tenlastelegging voldoende concreet geacht en het verweer van de verdediging verworpen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en een taakstraf van 120 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens zijn er diverse goederen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82.065222.24
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 december 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
Hij in of omstreeks 4 augustus 2023 tot en met 5 juni 2024 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag van EUR 99.825, althans enig geldbedrag en/of meerdere goederen, althans enig goed, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n), wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
T.a.v. feit 2:
Hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Arnhem, in elk geval in Nederland, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst,

en/of

e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) kleding en/of tassen, valselijk voorzien van het beschermd woord- en/of beeldmerk ”Balenciaga” en/of “Louis Vuitton” en/of “Prada” en/of andere beschermde woord- en/of beeldmerken, in elk geval een of meer wa(a)r(en), valselijk voorzien van (een) vals(e) en/of vervalst(e) merk(en) dan wel valselijk voorzien van een anders handelsnaam en/of van een merk waar (een) ander(en) recht op heeft/hebben
heeft ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verkocht, te koop heeft aangeboden, afgeleverd, uitgedeeld en/of in voorraad gehad.

De formele voorvragen.

De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 nietig is omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet is. Naar het oordeel van de rechtbank is de tenlastelegging voldoende concreet, omdat de merken genoemd staan in de tenlastelegging. Bovendien blijkt uit het dossier om welke kledingstukken en tassen het gaat. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsvraag.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om ten aanzien van beide aan verdachte ten laste gelegde feiten tot een bewezenverklaring te komen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat de wetenschap bij verdachte ontbrak dat het geld van misdrijf afkomstig was. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zelf heeft verklaard dat het echt is, dat het niet vreemd is dat het gaat om andere maten en dat verdachte kleding na het dragen terug in de verpakking stopte. Daarmee zou hij de vervalste merkkleding niet bewust voorhanden hebben gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn opgesomd en uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van feit 1.
De rechtbank overweegt dat medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van belastingfraude, waardoor de belastingdienst ten onrechte € 99.825,00 op haar rekening heeft gestort. Dit geldbedrag is vervolgens in een maand tijd uitgegeven. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte hiervan geen wetenschap had, zodat hij dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan witwassen samen met medeverdachte, op grond van het volgende.
Uit het politieverhoor van medeverdachte blijkt dat verdachte op de hoogte was van de storting van het geldbedrag door de belastingdienst. Verdachte had naar eigen zeggen ook zicht op het inkomen en beschikbare vermogen van verdachte. Verdachte en medeverdachte hadden samen een gemeenschappelijke financiële huishouding. Verdachte wist daarom dat er weinig geld beschikbaar was binnen het gezin. Kort na de storting door de belastingdienst heeft verdachte meerdere betaalverzoeken van aanzienlijke bedragen naar medeverdachte verstuurd. Deze betaalverzoeken passen naar het oordeel van de rechtbank niet in het normale betalingspatroon binnen het gezin. Het verweer dat het door hen in 2023 uitgegeven geld afkomstig was van een tegemoetkoming vanwege de kinderopvangtoeslagaffaire verwerpt de rechtbank gelet op het feit dat deze tegemoetkoming is uitgekeerd in 2022 en dat bedrag kennelijk al was uitgegeven nu het saldo van geen van de betaal- en spaarrekeningen van verdachte en medeverdachte hoger was dan € 1,50.
Het volledige bedrag van bijna € 100.000,00 is uitgegeven door verdachte en medeverdachte samen. Het geld is immers onder meer uitgegeven aan auto’s die op naam van de verdachte zijn gezet, een dure bril voor verdachte, en andere (dure) goederen voor het gezin. In totaal heeft verdachte € 45.000,00 uitgegeven.
Gelet op deze omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte wist van het door de belastingdienst uitgekeerde bedrag en dat hij wist (ten minste in voorwaardelijke zin) dat dit afkomstig was uit de belastingfraude gepleegd door medeverdachte. De rechtbank overweegt dat de nauwe en bewuste samenwerking terugkomt in de omzettingshandelingen. Verdachten hebben immers samen het grote geldbedrag dat uit misdrijf afkomstig was, uitgegeven.
Ten aanzien van feit 2.
De rechtbank stelt vast dat op 6 maart 2024 tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 2] te Arnhem een grote partij kleding is aangetroffen waarvan werd vermoed dat deze merk vervalst was.
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen kleding van hemzelf was en dat de merken echt waren. Uit onderzoek is gebleken dat de kleding merk vervalst was. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoek, dat is uitgevoerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar die binnen de Douane is opgeleid tot deskundige op het gebied van de herkenning van inbreuk op intellectueel eigendomsrecht.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte geen beroep op de uitzonderingsgrond, neergelegd in artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht toekomt. Gelet op de grote hoeveelheid merk vervalste kleding die is aangetroffen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsmiddelenbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode 4 augustus 2023 tot en met 5 juni 2024 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een geldbedrag van EUR 99.825, heeft omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn medeverdachte, wisten, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
T.a.v. feit 2:
op 6 maart 2024 te Arnhemopzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst,

en

e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten een hoeveelheid kleding en tassen, valselijk voorzien van het beschermd woord- en beeldmerk ”Balenciaga” en “Louis Vuitton” en “Prada” en andere beschermde woord- en beeldmerken, valselijk voorzien van valse en vervalste merken dan wel valselijk voorzien van een anders handelsnaam en van een merk waar een ander recht op heeft
heeft in voorraad gehad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de impact van de zaak op verdachte en zijn gezin en een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt het witwassen van bijna € 100.000,00 en het in voorraad hebben van een grote hoeveelheid merk vervalste kleding en tassen.
Het uit de belastingfraude verkregen criminele vermogen werd witgewassen door verdachte en zijn medeverdachte. Witwassen vormt een inbreuk op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Verdachte heeft het geld samen met de medeverdachte vrijwel direct uitgegeven en heeft daarmee alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Door het in voorraad te hebben van merk vervalste goederen brengt verdachte de economie en de betreffende merkhouders schade toe. Bovendien houdt hij hiermee de handel in merk vervalste goederen in stand. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding geven om de op te leggen taakstraf te matigen. Om het recidivegevaar te beperken, en de ernst van de feiten voldoende tot uitdrukking te brengen, acht de rechtbank het van belang om naast de op te leggen taakstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte twee dagen in verzekering gesteld is geweest. De rechtbank zal de inverzekeringstelling in mindering brengen op de op te leggen taakstraf. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Alles overziend, zal de rechtbank aldus aan verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis en met aftrek van het voorarrest, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Beslag.

De rechtbank stelt vast dat er beslag rust op een personenauto, een bril, een kinderwagen, twee televisies en diverse kleding en tassen.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevorderd om de personenauto, bril, kinderwagen en twee televisies verbeurd te verklaren. Ten aanzien van de kleding en tassen heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de personenauto, de bril, de kinderwagen en de twee televisies vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn die aan de veroordeelde toebehoorden en die door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen merk vervalste kleding en tassen is de rechtbank van oordeel dat deze vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 337 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
witwassen, gepleegd in vereniging;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straffen:
* een
taakstrafvoor de duur van
120 urensubsidiair
60 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd, die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan verdachte opgelegde taakstraf. De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid;

* een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, op de grond dat verdachte voor het einde van een proeftijd van
twee jaarde hierna te noemen voorwaarde niet heeft nageleefd;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;

* verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:

1. STK Personenauto;
1. STK Bril / Cartier bril;
1. STK Televisie Kleur met folie;
1. STK Kinderwagen;
1. STK Televisie Kleur;
legt op de volgende
maatregel:
*
onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten:
46 STK Kleding / valse merkkleding, diverse merken;
21 STK Kleding / valse merkkleding, diverse merken;
2 STK Tas / 1 rugtas en 1 handtas van Gucci / vals.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.C. Palmboom, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.P.H. Kirkels, griffier,
en is uitgesproken op 17 juli 2025.