ECLI:NL:RBOBR:2025:4598

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/01/416114 / HA ZA 25-365
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een incidentele vordering tot voorlopige voorziening in een echtscheidingszaak met betrekking tot de verdeling van inboedelgoederen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, betreft het een incident in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De rechtbank had eerder op 1 juni 2023 de echtscheiding uitgesproken en partijen bevolen om de gemeenschap van goederen te verdelen. De vrouw vorderde in het incident een voorlopige voorziening, omdat de man niet meewerkte aan de verdeling van inboedelgoederen, die in een opslagruimte waren ondergebracht. De vrouw stelde dat zij de kosten van de opslag niet kon dragen en vroeg de rechtbank om de man te verplichten de inboedelgoederen op te halen of om de man te veroordelen tot betaling van de opslagkosten.

De man voerde verweer en betwistte de financiële nood van de vrouw. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende belang had bij haar vordering, omdat er geen bewijs was dat zij in financiële problemen verkeerde of dat de opslagkosten haar in ernstige problemen zouden brengen. De rechtbank wees de vordering tot voorlopige voorziening af, omdat er geen dringende redenen waren om de man te verplichten tot het ophalen van de inboedelgoederen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 23 juli 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/416114 / HA ZA 25-365
Vonnis in incident van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.P. de Vries te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L. van der Steen te Veghel.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De hoofdzaak in het kort

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Bij beschikking van 1 juni 2023 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en daarbij is partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun gemeenschap ten overstaan van een notaris. De voormalige echtelijke woning, die tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen behoorde, is inmiddels verkocht en op 31 mei 2024 geleverd aan de kopers. De ontbonden huwelijksgemeenschap is nog niet (geheel) verdeeld en de vrouw vordert daarom in de hoofdzaak:
(1) de wijze van verdeling te gelasten en daarbij de volgende (inboedel)goederen toe te delen aan de man: meubels (kast, dressoir, Tv-kast, salontafel, eettafel, zes eetkamerstoelen), Barry Emons kast, muziekinstrumenten (Selmer tenorsaxofoon, saxofoon, altsaxofoon, sopraansaxofoon en tuba), wasmachine en wasdroger, Philips televisie, computer, servies, persoonlijke spullen van de man, trippelstoel, kerstspullen, alles uit het tuinhuis (bladblazer, aggregaat, trappen etc.),
(2) veroordeling van de man tot betaling van € 3.046,17 aan verhuiskosten en opslagkosten aan de vrouw,
(3) de vrouw te veroordelen tot betaling van € 6.354,28 aan gebruiksvergoeding aan de man, (4) de man te veroordelen tot betaling van € 4.859,94 aan eigenaarslasten aan de vrouw,
(5) de man te veroordelen tot betaling van € 11.802,78 aan verbeurde dwangsommen aan de vrouw,
(6) de man te veroordelen tot betaling van € 1.748,12 aan de vrouw uit hoofde van onverschuldigde betaling,
(7) de man te veroordelen tot betaling van € 1.098,08 aan de vrouw ter zake van zijn advocaatkosten,
(8) de Opel Movano rolstoelbus met rolstoellift toe te delen aan de man, onder de voorwaarde dat de man een vergoeding van € 2.000,00 betaalt aan de vrouw.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
De vrouw vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Primair vordert zij te bepalen dat de man de inboedelgoederen op moet halen uit de opslagruimte van Verhuisservice Nederland waarin deze zich bevinden. Subsidiair vordert de vrouw te bepalen dat de man per kwartaal (als voorschot) aan haar de volledige opslagkosten voor de door haar gehuurde opslagruimte moet betalen. De vrouw legt aan deze vorderingen ten grondslag dat de man niet meewerkt aan een verdeling van deze inboedelgoederen, dat zij daarom genoodzaakt is om deze goederen extern op te slaan, dat de kosten daarvan aanzienlijk oplopen en op dit moment geheel voor haar rekening komen. Zij stelt dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van het hoofdgeding afwacht. Het gaat haar erom gedurende de procedure niet de kosten van de opslag te hoeven dragen.
3.2.
De man voert verweer. Hij betwist de stelling van de vrouw dat zij vanwege financiële moeilijkheden problemen had met de kosten van de opslag van de goederen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.4.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer de vrouw daarbij voldoende belang heeft. Dit kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat de vrouw de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank doet geen van deze omstandigheden zich voor en is er ook geen sprake van een andere grond die voldoende belang bij de toewijzing oplevert. De vrouw stelt dat de opslagkosten oplopen en dat zij die kosten gedurende de procedure alleen moet betalen, maar uit niets blijkt dat zij dat vanwege haar financiële situatie niet zou kunnen dragen of dat zij daardoor in problemen zou komen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de opslagkosten waar het om gaat niet heel hoog zijn (blijkens de factuur in productie 10 bij dagvaarding € 526,35 per kwartaal) en dat de vrouw na de levering van de woning op 31 mei 2024 de helft van de verkoopopbrengst heeft ontvangen. Dat partijen geen (volledige) overeenstemming over de verdeling van de inboedelgoederen hebben, staat ook in de weg aan een veroordeling van de man om
alleopgeslagen inboedelgoederen op te halen. De rechtbank zal de provisionele vordering afwijzen wegens onvoldoende belang.
3.5.
Gelet op de familierelatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.