ECLI:NL:RBOBR:2025:4601

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/01/373289 / HA ZA 21-507
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap en de beoordeling van een verkapte schenking bij de verkoop van een woning onder de marktwaarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de verdeling van een nalatenschap. De zaak betreft een geschil tussen verschillende erfgenamen over de vraag of er sprake is van een verkapte schenking. De eiseres, [eiser 1], en de gedaagden, waaronder [gedaagde 1] en [gedaagde 2], zijn betrokken bij de verdeling van de nalatenschap van hun moeder. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat er een deskundigenrapport moest worden ingediend om de marktwaarde van de woning te bepalen die in 1986 door [gedaagde 1] is gekocht van haar ouders. Het deskundigenrapport heeft vastgesteld dat de marktwaarde van de woning per 28 februari 1986 € 42.462,00 bedroeg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aankoopprijs van € 38.571,32, die [gedaagde 1] voor de woning heeft betaald, niet substantieel afwijkt van de marktwaarde, waardoor er geen sprake is van een verkapte schenking. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers in conventie afgewezen en gelast dat de verdeling van de nalatenschap onder voorwaarden zal plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met de notariskosten en de kosten van het deskundigenonderzoek. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer / rolnummer: C/01/373289 / HA ZA 21-507
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
advocaat mr. M.G.J.M. van der Staak te Boxmeer
,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.V.C. Van Sambeek te Eindhoven,

2.[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. K.M.J. Wartena te Eindhoven,

3.[gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,

6.[gedaagde 6] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
8.
[gedaagde 8],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
9.
[gedaagde 9],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden. Daarnaast zal eiseres sub 1 [eiser 1] genoemd worden en zullen gedaagde sub 1 en 2 afzonderlijk respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 juli 2023,
  • het deskundigenbericht,
  • de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 2 oktober 2024, met 2 aanvullende producties,
  • de akte uitlaten namens eisers van 30 oktober 2024,
  • de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 13 november 2024, met 5 aanvullende producties,
  • de brief van de deskundige van 23 januari 2025,
  • de akte uitlaten namens [gedaagde 2] van 19 maart 2025,
  • de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 19 maart 2025,
  • de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 16 april 2025,
  • de antwoordakte namens eisers van 16 april 2025,
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Het deskundigenrapport
2.1.
De rechtbank verwijst naar hetgeen in de tussenvonnissen van 22 juni 2022 en 28 september 2022 is overwogen en beslist.
2.2.
Kortgezegd is tussen partijen in geschil of [gedaagde 1] in 1986 een schenking van haar ouders heeft ontvangen door de woning van haar ouders (hierna: de woning) onder de marktwaarde te kopen en of zij die schenking moet inbrengen in de nalatenschap van haar moeder. Daarnaast wordt in reconventie gevorderd de verdeling van de nalatenschap te bevelen en de wijze van verdeling vast te stellen.
2.3.
In het tussenvonnis van 22 juni 2022 is onder andere bepaald dat de rechtbank zelf niet kon vaststellen wat de marktwaarde van de woning per 28 februari 1986 was. Daarom is in het tussenvonnis van 28 september 2022 een deskundigenbericht bevolen. In het tussenvonnis van 23 juli 2023 is de heer J.M.M. Hermens als deskundige (hierna: de deskundige) benoemd.
2.4.
De rechtbank heeft op 3 september 2024 het deskundigenrapport van de deskundige ontvangen (hierna: het deskundigenrapport). Hierin is geoordeeld dat de marktwaarde van de woning per 28 februari 1986, omgerekend naar Euro’s, € 42.462,00 heeft bedragen. De deskundige heeft zich gebaseerd op de vergelijkingsmethode. Daarvoor heeft hij 11 transacties van vergelijkbare woningen gebruikt uit de periode 1984 tot 1987 en op basis daarvan een gangbare vierkantemeterprijs bepaald. Deze prijs heeft de deskundige vervolgens toegepast op de gebruiksoppervlakte van de woning.
2.5.
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich over het deskundigenrapport uit te laten. Eisers hebben in hun akte vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de conclusies uit het rapport, vanwege de gebruikte vergelijkingsobjecten. [gedaagde 1] heeft in haar akte verder nog gesteld dat de deskundige ten onrechte ervan uit is gegaan dat er geen aardappelschuur aanwezig was op het aangrenzende perceel ten tijde van de verkoop. Dit heeft volgens [gedaagde 1] een negatieve invloed gehad op de woningwaarde van destijds. De deskundige heeft gemotiveerd op de aktes gereageerd en geen aanleiding gezien om zijn conclusies daarop aan te passen. De rechtbank gaat ervan uit dat de deskundige in zijn reactie voldoende is ingegaan op de bezwaren van partijen en zal conform de visie van de deskundige uitgaan van een marktwaarde van € 42.462,00. De rechtbank voegt hieraan toe dat het hier gaat om de waardebepaling van een woonhuis met als peildatum 28 februari 1986 (dus bijna 40 jaar geleden), waarbij in de periode na die peildatum ook nog een aantal verbouwingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht de keuze van de deskundige voor een waardering gebaseerd op een vierkantemeterprijs bij verkopen van vergelijkbare woningen in de periode 1984 tot 1987 dan ook een goed verdedigbare keuze en zal de conclusie van de deskundige dan ook volgen.
[gedaagde 1] heeft geen schenking ontvangen door de woning voor € 38.571,32 te kopen
2.6.
Onder 5.8 van het tussenvonnis van 22 juni 2022 is bepaald dat [gedaagde 1] een bedrag van fl. 85.000,00 voor de aankoop van de woning heeft betaald. Dat is omgerekend € 38.571,32. Ten opzichte van het door de deskundige getaxeerde marktwaarde van de woning is dat een verschil van € 3.890,68, oftewel ongeveer 10%. Onder de gegeven omstandigheden is dat een dermate klein verschil dat de rechtbank oordeelt dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de woning voor een zodanig laag bedrag aan [gedaagde 1] is verkocht, dat sprake is geweest van een verkapte schenking. Dat wordt hierna toegelicht.
2.7.
Ten eerste geldt dat de deskundige een opdracht heeft gekregen om de woning te taxeren op de peildatum 28 februari 1986. Dat feit alleen leidt er al toe dat het redelijk is om een bepaalde bandbreedte te hanteren waarbinnen een vastgestelde marktwaarde logisch en te verwachten is. Een taxatie betreft immers altijd al een inschatting van de waarde van een woning op een bepaald moment. Omdat de deskundige daarvoor bijna veertig jaar terug in de tijd heeft moeten gaan, is het te meer de vraag in hoeverre verwacht mag worden dat de deskundige met een volledig precieze taxatie komt. Daarbij is ook van belang dat de deskundige de woning niet in de staat heeft kunnen zien waarin deze verkeerde in 1986, noch heeft de deskundige de staat van het interieur kunnen beoordelen. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de woning sinds 1986 meerdere keren is verbouwd, waardoor het een nog moeilijkere opgave is geweest om voor de taxatie terug te gaan naar de staat van de woning per 1986. Gezien het voorgaande acht de rechtbank een bandbreedte van ten minste 10% (zowel naar onder als naar boven) ten opzichte van de getaxeerde marktwaarde meer dan realistisch.
2.8.
Het is vervolgens aan eisers om te motiveren waarom het verschil tussen de getaxeerde waarde en de koopprijs ondanks hetgeen hiervoor is overwogen nog altijd zodanig is, dat er sprake geweest moet zijn van een schenking. Dat hebben zij nagelaten. Eisers hebben slechts gesteld dat de deskundige met zijn taxatie aan de onderkant van de markt zit, waarbij een aantal vergelijkingsobjecten in twijfel worden gesteld. Voor het overige hebben zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het gemotiveerde oordeel van de deskundige. De conclusie is daarmee dat de overdracht van de woning aan [gedaagde 1] tegen een marktconforme prijs is gedaan, zodat er geen sprake is van een schenking van haar ouders. [gedaagde 1] heeft daarmee ook geen verplichting om enig bedrag in de nalatenschap in te brengen. De vordering om [gedaagde 1] daartoe te veroordelen wordt dan ook afgewezen. In het verlengde daarvan zal ook de vordering om gedaagden te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
Overige vorderingen in conventie
2.10.
In het tussenvonnis van 22 juni 2022 is verder al bepaald dat ook de overige vorderingen in conventie moeten worden afgewezen. Wel zal de rechtbank hierna bij het bepalen van de wijze van verdeling in reconventie rekening houden met de notariskosten die [eiser 1] heeft betaald voor het verkrijgen van een verklaring van erfrecht.
2.11.
De kosten van het deskundigenonderzoek ter hoogte van € 2.530,50 komen voor rekening van eisers in conventie, die een voorschot van € 2.299,00 en een eindbedrag van
€ 231,50 al hebben betaald.
in reconventie
De wijze van verdeling van de nalatenschap wordt gelast onder voorwaarden
2.12.
In reconventie heeft [gedaagde 1] gevorderd dat de rechtbank de verdeling van de nalatenschap van moeder beveelt en de wijze van verdeling vaststelt. Volgens [gedaagde 1] dient er van het saldo van de nalatenschap eerst € 500,00 aan eisers te worden uitbetaald en dient het resterende saldo naar evenredigheid van ieders erfdeel te worden verdeeld. Eisers hebben die wijze van verdeling betwist, met verwijzing naar hun vorderingen in conventie.
2.13.
De rechtbank begrijpt uit de akte van eisers van 15 april 2025 dat partijen nog niet (verder) zijn overgegaan tot vereffening van de nalatenschap, naar aanleiding van de beneficiaire aanvaarding daarvan door de vijf kleinkinderen. Uit de stukken blijkt ook niet dat de vereffening heeft plaatsgevonden. Zo is niet gebleken dat er bijvoorbeeld een boedelbeschrijving is opgemaakt welke ter inzage is gelegd bij de boedelnotaris dan wel de griffie van de rechtbank. Gelet op de maatstaf uit het arrest van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:939) en de uitlatingen van partijen daarover, zal de rechtbank beslissen dat het gelasten van de wijze van de verdeling zal gebeuren onder de voorwaarde dat partijen als erfgenamen alsnog de nalatenschap eerst vereffenen.
2.14.
Artikel 3:185 BW bepaalt verder dat de rechter de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt, als deelgenoten in een gemeenschap niet zelf tot een overeenstemming over een verdeling kunnen komen. Hierbij dient de rechter naar billijkheid rekening te houden met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
2.15.
De rechtbank zal op basis van de door partijen overgelegde (en niet-overgelegde) informatie
de wijze van verdeling van de nalatenschapgelasten. Als peilmoment voor de waardering van de nalatenschap geldt de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard (onder andere HR 8 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1722, r.o. 3.3). Het is de rechtbank niet gebleken dat van de hoofdregel moet worden afgeweken, zodat het volledige saldo op de datum van feitelijke verdeling zal moeten worden verdeeld.
2.16.
In het tussenvonnis van 22 juni 2022 is al vastgesteld dat het uitgangspunt is dat de omvang van de nalatenschap na betaling van de uitvaartkosten ongeveer € 10.000,00 heeft bedragen, zodat iedere erfgenaam een aandeel van ongeveer € 1.000,00 had. Dit bedrag is ook daadwerkelijk uitbetaald aan de erfgenamen. Hiervan zal ook verder worden uitgegaan. De rechtbank heeft geen recente bankafschriften van de ervenrekening ontvangen, zodat de verdeling van het resterende saldo niet exact kan worden vastgesteld. Wel zal de rechtbank gelasten dat het resterende saldo als volgt zal moeten worden verdeeld.
2.17.
Voor het vaststellen van
de wijze van verdelingdient de rechtbank eerst de totale omvang van de nalatenschap vast te stellen. Boven op het huidige saldo op de ervenrekening betreffen dat de al uitgekeerde (en niet teruggestorte) bedragen aan de erfgenamen. Dat gaat om € 8.000,00. Daarbij komt dat eisers (sub 1, sub 2 en sub 3) en gedaagde sub 8 en sub 9, allen kleinkinderen van moeder, de door hen ontvangen bedragen (viermaal € 500,- en éénmaal € 1.000,00 - in totaal € 3.000,00) hebben teruggestort.
2.18.
Wat betreft de schulden van de nalatenschap is in het tussenvonnis van 22 juni 2022 al bepaald dat de kosten voor het opvragen van de verklaring van erfrecht, betaald door [eiser 1] , voor rekening van de nalatenschap komen. Dat gaat om € 729,84. [eiser 1] mag dit bedrag daarom ten laste van de nalatenschap brengen.
2.19.
Daarnaast hebben eisers de kosten van het deskundigenbericht betaald. Dat gaat om € 2.535,50. De rechtbank is van oordeel dat dit geen kosten van de nalatenschap zijn en dat deze kosten zodoende voor rekening van eisers blijven. Het deskundigenbericht was namelijk alleen nodig omdat eisers hebben gesteld dat [gedaagde 1] een te lage prijs voor de woning zou hebben betaald. Nu uit het deskundigenrapport is gebleken dat die stellingname onjuist is, komen de kosten voor het rapport voor rekening van eisers als de in het ongelijk gestelde partij.
2.20.
De erfgenamen die al € 1.000,00 van de nalatenschap hebben ontvangen én behouden, kunnen die uitkering ook na de verdeling behouden als het saldo van de ervenrekening, na betaling van € 729,84 aan [eiser 1] ,
voldoendeis om (nogmaals) aan eiseres sub 1, gedaagde sub 8, eiser 2 en gedaagde sub 9 ieder een bedrag van € 500,00 (dus in totaal € 2.000,00) uit te keren en aan eiser sub 3 een bedrag van € 1.000,00.
Het resterende bedrag zal naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
Als het saldo op de ervenrekening
onvoldoendeis om deze bedragen van viermaal € 500,00 en eenmaal € 1.000,00 uit te betalen, dan dienen de overige erfgenamen de door hen ontvangen bedragen ook terug te betalen. Vervolgens zal, na betaling van de hiervoor genoemde € 729,84 aan [eiser 1] , het saldo op de ervenrekening naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
in conventie en in reconventie
2.21.
Tot slot ziet de rechtbank vanwege de aard van de zaak en de familieverhoudingen tussen partijen aanleiding de proceskosten te compenseren, zowel in conventie als in reconventie, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
bepaalt dat de kosten van het deskundigenbericht ten laste van eisers (in conventie) komen en stelt vast dat deze kosten inmiddels al door eisers betaald zijn.
in reconventie
3.3.
gelast de verdeling van de nalatenschap van moeder op de volgende wijze, onder de voorwaarde dat partijen de nalatenschap eerst vereffenen:
Uitgangspunten:
  • Partijen hebben elk al € 1.000,00 per erfgenaam ontvangen uit de nalatenschap, met uitzondering van eisers sub 1 en 2 en gedaagden 8 en 9 (allen kleinkinderen van moeder), die ieder een bedrag van € 500,00 hebben ontvangen,
  • Eisers sub 1 en 2 en gedaagden sub 8 en 9 en eiser sub 3 hebben ieder de door hen ontvangen bedragen (viermaal € 500,00 en eenmaal € 1.000,00) van in totaal € 3.000,00 teruggestort op de ervenrekening,
  • De door [eiser 1] gemaakte kosten voor het opvragen van de verklaring van erfrecht ter hoogte van € 729,84 komen ten laste van de nalatenschap,
De wijze van verdeling:
De erfgenamen die al € 1.000,00 van de nalatenschap hebben ontvangen en behouden, kunnen die uitkering ook na de verdeling behouden als het saldo van de ervenrekening, na betaling van € 729,84 aan [eiser 1] ,
voldoendeis om (nogmaals) aan eiseres sub 1, gedaagde sub 8, eiser 2 en gedaagde sub 9 ieder een bedrag van € 500,00 (dus in totaal € 2.000,00) uit te keren. Het resterende bedrag zal naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
Als het saldo op de ervenrekening
onvoldoendeis om de bedragen van viermaal
€ 500,00 en eenmaal € 1.000,00 nogmaals uit te betalen aan eiser 1 en 2 en gedaagden 8 en 9 en aan eiser sub 3, dan dienen de overige erfgenamen de door hen ontvangen bedragen ook terug te betalen. Vervolgens zal, na betaling van de hiervoor genoemde
€ 729,84 aan [eiser 1] , het saldo op de ervenrekening naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
in conventie en in reconventie
3.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W.A. Stegeman-Kragting en in het openbaar uitgesproken op
23 juli 2025.