Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[gedaagde 4],
,
1.[gedaagde 1] ,
2.[gedaagde 2] ,
3.[gedaagde 3] ,
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
6.[gedaagde 6] ,
[gedaagde 7],
[gedaagde 8],
[gedaagde 9],
1.De verdere procedure
- het tussenvonnis van 23 juli 2023,
- het deskundigenbericht,
- de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 2 oktober 2024, met 2 aanvullende producties,
- de akte uitlaten namens eisers van 30 oktober 2024,
- de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 13 november 2024, met 5 aanvullende producties,
- de brief van de deskundige van 23 januari 2025,
- de akte uitlaten namens [gedaagde 2] van 19 maart 2025,
- de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 19 maart 2025,
- de akte uitlaten namens [gedaagde 1] van 16 april 2025,
- de antwoordakte namens eisers van 16 april 2025,
2.De verdere beoordeling
de wijze van verdeling van de nalatenschapgelasten. Als peilmoment voor de waardering van de nalatenschap geldt de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen, of als op grond van redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard (onder andere HR 8 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1722, r.o. 3.3). Het is de rechtbank niet gebleken dat van de hoofdregel moet worden afgeweken, zodat het volledige saldo op de datum van feitelijke verdeling zal moeten worden verdeeld.
de wijze van verdelingdient de rechtbank eerst de totale omvang van de nalatenschap vast te stellen. Boven op het huidige saldo op de ervenrekening betreffen dat de al uitgekeerde (en niet teruggestorte) bedragen aan de erfgenamen. Dat gaat om € 8.000,00. Daarbij komt dat eisers (sub 1, sub 2 en sub 3) en gedaagde sub 8 en sub 9, allen kleinkinderen van moeder, de door hen ontvangen bedragen (viermaal € 500,- en éénmaal € 1.000,00 - in totaal € 3.000,00) hebben teruggestort.
voldoendeis om (nogmaals) aan eiseres sub 1, gedaagde sub 8, eiser 2 en gedaagde sub 9 ieder een bedrag van € 500,00 (dus in totaal € 2.000,00) uit te keren en aan eiser sub 3 een bedrag van € 1.000,00.
onvoldoendeis om deze bedragen van viermaal € 500,00 en eenmaal € 1.000,00 uit te betalen, dan dienen de overige erfgenamen de door hen ontvangen bedragen ook terug te betalen. Vervolgens zal, na betaling van de hiervoor genoemde € 729,84 aan [eiser 1] , het saldo op de ervenrekening naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
3.De beslissing
- Partijen hebben elk al € 1.000,00 per erfgenaam ontvangen uit de nalatenschap, met uitzondering van eisers sub 1 en 2 en gedaagden 8 en 9 (allen kleinkinderen van moeder), die ieder een bedrag van € 500,00 hebben ontvangen,
- Eisers sub 1 en 2 en gedaagden sub 8 en 9 en eiser sub 3 hebben ieder de door hen ontvangen bedragen (viermaal € 500,00 en eenmaal € 1.000,00) van in totaal € 3.000,00 teruggestort op de ervenrekening,
- De door [eiser 1] gemaakte kosten voor het opvragen van de verklaring van erfrecht ter hoogte van € 729,84 komen ten laste van de nalatenschap,
voldoendeis om (nogmaals) aan eiseres sub 1, gedaagde sub 8, eiser 2 en gedaagde sub 9 ieder een bedrag van € 500,00 (dus in totaal € 2.000,00) uit te keren. Het resterende bedrag zal naar evenredigheid van ieders erfdeel tussen de erfgenamen worden verdeeld.
onvoldoendeis om de bedragen van viermaal
23 juli 2025.