In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het betreft een besluit van de burgemeester van Eindhoven om een pand tijdelijk te sluiten voor de duur van drie maanden wegens overtreding van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoekster, die een horeca-inrichting exploiteert, is het niet eens met dit besluit en vraagt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. Daarnaast is er geen evident onrechtmatig besluit vastgesteld. De voorzieningenrechter legt uit dat de procedure bedoeld is om in afwachting van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen, maar dat in dit geval geen onomkeerbare situatie dreigt. De burgemeester heeft zijn besluit goed gemotiveerd en de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage te twijfelen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.