Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijswaardering.
De bewijsmiddelen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die beschuldigd werd van het opzettelijk overtreden van de Arbeidsomstandighedenwet, wat heeft geleid tot de dood van een werknemer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte rechtspersoon, als werkgever, op 3 december 2021 in Thorn nalatig was in het treffen van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen tijdens werkzaamheden op een balkon op de derde verdieping van een appartementencomplex. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet had gezorgd voor deugdelijke leuningwerken en dat de risico's van het werken op hoogte niet adequaat waren geïnventariseerd en gecommuniceerd aan de werknemers. Dit leidde tot een bedrijfsongeval waarbij de werknemer, de heer [slachtoffer], van het balkon viel en op 6 januari 2022 aan de gevolgen daarvan overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte rechtspersoon opzettelijk had gehandeld door de veiligheid van haar werknemers in gevaar te brengen en dat er sprake was van aanmerkelijke onzorgvuldigheid. De rechtbank legde een geldboete op van € 50.000,00 en wees de vordering van de benadeelde partij af, omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor affectieschade. De rechtbank benadrukte de verantwoordelijkheid van werkgevers om te zorgen voor een veilige werkomgeving en de noodzaak om risico's adequaat te inventariseren en te communiceren.