In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 17 juli 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het betreft een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad is verleend voor de bouw van een schuur door vergunninghouders. Verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen deze vergunning, vorderen een voorlopige voorziening om onomkeerbare schade te voorkomen, aangezien de bouw al is gestart. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen redenen zijn om de vergunning te schorsen. De motivering van het besluit van het college wordt als summier beschouwd, maar niet voldoende om tot schorsing over te gaan. De voorzieningenrechter concludeert dat de vergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de schuur als bijgebouw kan worden aangemerkt en de beoogde functie niet strijdig is met de bestemming. De voorzieningenrechter wijst erop dat het college geen bedrijfsmatige activiteiten heeft goedgekeurd en dat de vergunninghouders hebben aangegeven de schuur niet voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken. De voorzieningenrechter benadrukt dat het oordeel voorlopig is en geen bindende werking heeft voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak wordt gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.