ECLI:NL:RBOBR:2025:4705

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
11519378 CV EXPL 25-523
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst in het kader van bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting BrabantWonen en de bewindvoerder van een huurder, [rechthebbende]. BrabantWonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De huurder had een huurachterstand opgebouwd door persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen en een daling van het inkomen. De bewindvoerder voerde verweer en stelde dat de tekortkoming van de huurder niet ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de huurder onvoldoende ernstig was en wees de vorderingen tot ontbinding en ontruiming af. De kantonrechter kende wel de huurachterstand van € 2.405,16 toe, te vermeerderen met wettelijke rente, maar wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat het beding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend was. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11519378 \ CV EXPL 25-523
Vonnis van 24 juli 2025
in de zaak van
STICHTING BRABANTWONEN,
te Oss,
eisende partij,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam gedaagde],
in de hoedanigheid van bewindvoerder van [rechthebbende] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt.
Partijen zullen hierna “BrabantWonen”, “de bewindvoerder” en “ [rechthebbende] ” worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 januari 2025 met productie 1;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 13 juni 2025 van de bewindvoerder met producties 3 tot en met 8;
- de e-mail van 9 juli 2025 van BrabantWonen met in de bijlage een specificatie van de huurachterstand van [rechthebbende] tot en met juli 2025;
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door BrabantWonen de Algemene voorwaarden Zelfstandige woonruimte (versie juli 2005) overgelegd.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] huurt van BrabantWonen de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) tegen betaling van een maandelijks bij vooruitbetaling, doch uiterlijk op de eerste dag van iedere maand, verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 476,59 per maand.
2.2.
[rechthebbende] heeft - behoudens een restant huurachterstand van € 397,03 van december 2022 - vanaf januari 2024 een huurachterstand laten ontstaan, door de huur over de maanden januari, juli, augustus, september en december 2024 niet te betalen.
2.3.
BrabantWonen heeft de achterstand gemeld aan de gemeente in het kader van vroegsignalering op grond van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening.
2.4.
In november 2024 heeft er een gesprek tussen [rechthebbende] , BrabantWonen (en de gemeente) plaatsgevonden. In dat gesprek hebben partijen afgesproken dat BrabantWonen geen (dagvaardings)procedure zou starten als [rechthebbende] voldoet aan de voorwaarden dat hij i) de maandelijkse huur betaalt en ii) zich onder bewind stelt.
2.5.
Bij beschikking van de kantonrechter van 9 december 2024 is [rechthebbende] onder bewind gesteld, waarbij de bewindvoerder als zodanig is benoemd.
2.6.
De bewindvoerder heeft vanaf 6 januari 2025 de huur van [rechthebbende] maandelijks volledig voldaan. Vanaf maart 2025 heeft de bewindvoerder – naast de huurbetalingen – ook maandelijks een bedrag van € 50,00 aan BrabantWonen afgelost om de huurachterstand in te lopen.

3.Het geschil

3.1.
BrabantWonen vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- ontbinding van de huurovereenkomst;
- ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen;
- betaling van:
de huurachterstand, die ten tijde van (het opstellen van) de dagvaarding € 2.198,93 in hoofdsom, te vermeerderen met wettelijke rente (€ 42,07) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 316,31), dus in totaal € 2.557,31, bedroeg, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.198,93 vanaf 17 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling;
de (nog te) vervallen huurtermijnen van € 456,23 per maand vanaf 24 januari 2025 tot en met het moment van ontbinding van de huurovereenkomst;
een schadevergoeding van € 456,23 per maand vanaf het moment van ontbinding van de huurovereenkomst zolang [rechthebbende] de woning in gebruik houdt;
- met veroordeling van [rechthebbende] in de kosten van het geding.
3.2.
BrabantWonen legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [rechthebbende] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis door de bij vooruitbetaling, doch uiterlijk op de eerste van iedere maand verschuldigde huurpenningen onbetaald te laten dan wel te laat te betalen. Ter zitting heeft BrabantWonen, onder overlegging van een specificatie van de huurachterstand, toegelicht dat de huurachterstand tot en met juli 2025 inmiddels € 2.405,16 (in hoofdsom) bedraagt. [rechthebbende] heeft, ondanks de aanmaning en sommatie, de huur niet (volledig) betaald. Ter zitting heeft BrabantWonen toegelicht dat [rechthebbende] (ook) de huur over de maand december 2024 onbetaald heeft gelaten en daarmee niet aan de voorwaarden heeft voldaan, zoals tussen partijen besproken in het gesprek in november 2024 (zie r.o. 2.4), waardoor BrabantWonen ervoor heeft gekozen om een procedure te starten en zij de dagvaarding op 24 januari 2025 heeft uitgebracht. De huurachterstand rechtvaardigt volgens BrabantWonen de vorderingen tot ontbinding en ontruiming. Doordat er verschillende incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, heeft BrabantWonen niet alleen recht op betaling van de hoofdsom, maar ook op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast moet er wettelijke rente worden betaald over de te laat betaalde huurpenningen en moet [rechthebbende] in de proceskosten worden veroordeeld.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BrabantWonen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van BrabantWonen en met veroordeling van BrabantWonen in de kosten van deze procedure.
3.4.
De bewindvoerder voert hiertoe het volgende aan. Er is weliswaar sprake van een huurachterstand van circa vijf maanden, maar de (persoonlijke) omstandigheden van [rechthebbende] maken dat de tekortkoming te gering is om de huurovereenkomst te ontbinden. In het onderhavige geval is sprake van een bijzondere aard van de tekortkoming, nu de huurachterstand is ontstaan door de problematische situatie waarin [rechthebbende] zich bevond en het feit dat zijn inkomen plots daalde en hij te kampen had en heeft met suikerziekte. De huurachterstanden zijn veroorzaakt door betalingsonmacht en niet door betalingsonwil. Bovendien heeft [rechthebbende] een zeer groot belang bij instandhouding van de huurovereenkomst. Ook heeft [rechthebbende] na het gesprek tussen [rechthebbende] , de gemeente en BrabantWonen zijn medewerking verleend aan het beschermingsbewind. Ten aanzien van het beschermingsbewind komt [rechthebbende] zijn afspraken na. Sinds januari 2025 wordt de maandelijkse huur op tijd en volledig betaald. Daarnaast wordt er € 50,00 per maand afgelost op de huurachterstand. Daarnaast beroept de bewindvoerder zich op de (corrigerende) werking van de redelijkheid en billijkheid.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De huurachterstand
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft BrabantWonen, onder verwijzing naar de op 9 juli 2025 toegezonden specificatie van de huurachterstand, toegelicht dat de huurachterstand tot en met juli 2025 € 2.405,16 (in hoofdsom) bedraagt, te vermeerderen met € 42,07 aan wettelijke rente en € 316,31 aan buitengerechtelijke incassokosten. De bewindvoerder heeft de huurachterstand tot en met juli 2025 (€ 2.405,16 in hoofdsom) erkend. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van de huurachterstand dan ook toewijzen tot een bedrag van (in hoofdsom) € 2.405,16. Dat is een forse huurachterstand van meer dan drie maanden, wat in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
Ontbinding en ontruiming
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Dat is slechts anders als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.3.
Het (tijdig) betalen van de huur is één van de essentiële verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft hiervoor overwogen dat de vordering tot betaling van de huurachterstand wordt toegewezen. Het betreft een forse huurachterstand van meer dan drie maanden, wat in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
4.4.
De vraag is of de tekortkoming van [rechthebbende] (tot 9 december 2024) dan wel de bewindvoerder (vanaf 9 december 2024), door de huur niet te betalen in de maanden januari, juli, augustus, september en december 2024 voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Bij de beoordeling hiervan moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval [1] , waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. Tevens moet de ernst van de tekortkoming worden afgewogen tegen het woonbelang van [rechthebbende] .
4.5.
Ter zitting is gebleken dat [rechthebbende] een kwetsbaar persoon is, die in de tijd waarin de huurachterstand is ontstaan (behoudens het restant huurachterstand van december 2022) kampte en nu nog kampt met gezondheidsproblemen en een terugval in inkomen door die gezondheidsproblemen. De kantonrechter oordeelt dat er aan de zijde van [rechthebbende] daardoor sprake was van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil. [rechthebbende] heeft inmiddels ook laten zien dat hij zich als goed huurder wil gedragen. Hij heeft zijn medewerking verleend aan het verkrijgen van bewindvoering en hij krijgt ook op persoonlijk vlak de benodigde hulp en begeleiding. Daarnaast zijn de lopende huurverplichtingen door de bewindvoerder de afgelopen zeven maanden goed nagekomen en bovendien is er sinds vijf maanden
€ 50,00 per maand afgelost op de openstaande huurachterstand, terwijl er beslag is gelegd op het inkomen van [rechthebbende] en hij dus feitelijk leeft met een inkomen onder de beslagvrije voet.
4.6.
Gelet op bovenstaande omstandigheden, slaagt het beroep van de bewindvoerder op de tenzij-clausule uit artikel 6:265 BW en is de kantonrechter van oordeel dat de tekortkoming van [rechthebbende] dan wel de bewindvoerder in dit geval onvoldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst wordt daarom afgewezen. Dat geldt dan ook voor de vordering tot ontruiming.
De toekomstige huurtermijnen en schadevergoeding
4.7.
BrabantWonen heeft gevorderd de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van de toekomstige huurtermijnen vanaf 24 januari 2025 tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Aangezien de huurovereenkomst niet wordt ontbonden en BrabantWonen op grond van de huurovereenkomst aanspraak kan maken op betaling van de huurtermijnen, heeft BrabantWonen geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van deze vordering. Het staat bovendien niet vast dat de bewindvoerder niet over zal gaan tot betaling van de toekomstige huurtermijnen, te meer nu de bewindvoerder de huurtermijnen vanaf 6 januari 2025, alsook extra aflossingen, heeft betaald. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen. Er bestaat evenmin grondslag voor de vordering tot betaling van een schadevergoeding voor de periode vanaf de ontbinding van de overeenkomst tot aan de ontruiming. De kantonrechter zal deze vordering daarom ook afwijzen.
De wettelijke rente wordt toegewezen
4.8.
Omdat de huur niet tijdig is betaald (zie r.o. 4.1), is wettelijke rente verschuldigd over de achterstallige huurbetalingen van in totaal € 2.405,16. De bewindvoerder heeft de gevorderde wettelijke rente niet betwist. De wettelijke rente die door BrabantWonen is gevorderd, wordt daarom toegewezen vanaf de datum van dagvaarding (24 januari 2025). Er is namelijk niet toegelicht waarom de rente met ingang van de gevorderde ingangsdatum (17 januari 2025) verschuldigd is.
De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
4.9.
[rechthebbende] is consument. BrabantWonen beroept zich (ter onderbouwing van een gevorderd bedrag aan buitengerechtelijke kosten) op artikel 5 onder c van de door haar overgelegde Algemene voorwaarden Zelfstandige woonruimte (versie juli 2005), die van toepassing zijn op de huurovereenkomst tussen partijen. Op grond van artikel 5 onder c van de algemene voorwaarden is de huurder de tarieven die aan de verhuurder gewoonlijk in rekening worden gebracht aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
4.10.
De kantonrechter dient op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie (o.a. 4 juni 2009, C 243/08) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De door BrabantWonen overgelegde algemene voorwaarden zijn in 2005 opgesteld. De kantonrechter dient de algemene voorwaarden ex tunc te toetsen, oftewel aan de hand van de in 2005 geldende regeling voor toekenning van de buitengerechtelijke incassokosten. In 2005 werden de buitengerechtelijke incassokosten berekend aan de hand van het rapport Voorwerk II. Op grond van het rapport Voorwerk II mochten de buitengerechtelijke incassokosten maximaal 15% van de hoofdsom bedragen. De algemene voorwaarden stellen geen maximum op de te vorderen buitengerechtelijke incassokosten en op grond van de algemene voorwaarden kan dus een hoger bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden gevorderd dan op grond van de destijds geldende regelgeving was toegestaan. Dat maakt dat het beding oneerlijk en dus onredelijk bezwarend is. Het beding zal daarom door de kantonrechter worden vernietigd.
4.11.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 blijkt namelijk dat een handelaar die een consument een beding heeft opgelegd dat door de nationale rechter als oneerlijk is verklaard en dus is vernietigd, ook geen aanspraak kan maken op de wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.12.
Tijdens de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat [rechthebbende] en BrabantWonen hebben afgesproken dat BrabantWonen geen (dagvaardings)procedure zou starten als [rechthebbende] voldoet aan de voorwaarden dat hij i) de maandelijkse huur betaalt en ii) zich onder bewind stelt (zie r.o. 2.4). Aan de tweede voorwaarde heeft [rechthebbende] voldaan. Aan de eerste voorwaarde niet, nu de huur van december 2024 niet is betaald. Gelet daarop is het enerzijds begrijpelijk dat BrabantWonen de bewindvoerder van [rechthebbende] heeft gedagvaard. Anderzijds is op de mondelinge behandeling gebleken dat de bewindvoerder na 9 december 2024 en reeds vóór betekening van de dagvaarding op 24 januari 2025 kenbaar heeft gemaakt bij BrabantWonen dat zij nog geen financiële mogelijkheden had om (weer) te voldoen aan de lopende huurverplichtingen van [rechthebbende] , omdat de gemeente nog niet had geoordeeld over de aanvraag aanvullende bijstand en [rechthebbende] (daardoor) onder bijstandsniveau leefde, maar dat de bewindvoerder een betalingsregeling met BrabantWonen zou treffen zodra de aanvullende bijstand werd toegekend. De gemeente heeft vervolgens op 9 januari 2025 positief geoordeeld over de aanvraag aanvullende bijstand en door de bewindvoerder zijn toen vóór betekening van de dagvaarding op 24 januari 2025 betalingen gedaan blijkens het overzicht met daarin de specificatie van de huurachterstand tot en met juli 2025. Onder die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het onredelijk is om de bewindvoerder op 24 januari 2025 te dagvaarden. Gelet hierop en gelet op het geslaagd beroep op de tenzij-clausule (zie r.o. 4.5 en 4.6) worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om uit het vermogen van [rechthebbende] te betalen een bedrag van € 2.405,16 aan huurachterstand tot en met juli 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.A. Donkersloot en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.