ECLI:NL:RBOBR:2025:4716

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
01-026226-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de (verlengde) export van 3 kilo cocaïne met gevangenisstraf

Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van 3 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 24 januari 2025 aangehouden op de A67 bij de grens tussen België en Nederland. Tijdens een controle werd in zijn voertuig een verborgen ruimte aangetroffen waarin de cocaïne was verstopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging voerde aan dat het bewijs verkregen tijdens de doorzoeking van de auto uitgesloten moest worden, omdat de doorzoeking onrechtmatig zou zijn geweest. De rechtbank verwierp dit verzoek en oordeelde dat de verdachte ondubbelzinnig toestemming had gegeven voor de doorzoeking. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne had vervoerd, maar sprak hem vrij van de invoer van cocaïne, omdat de omstandigheden niet bewezen dat hij de drugs daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland had gebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01-026226-25
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Apel, HvB.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 april 2025. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 11 juli 2025 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Aan verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2025 te Hapert, gemeente Bladeltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijkbinnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en lid 5 Opiumwet,
althans heeft vervoerd,ongeveer 3000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Verzoek tot bewijsuitsluiting.

Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het bewijs verkregen tijdens de doorzoeking van de auto waarin verdachte reed uit te sluiten van het bewijs, nu de doorzoeking in haar ogen onrechtmatig was. De opmerking in het proces-verbaal van bevindingen dat door verdachte zou zijn gezegd: “ ’dat is goed’, of woorden van gelijke strekking”, roept vragen op. Niet staat vast dat de verbalisant die heeft gerelateerd dat verdachte toestemming gaf voor de doorzoeking van de auto door te zeggen ‘dat is goed’ in voldoende mate de Duitse taal machtig was om deze toestemming als ondubbelzinnig aan te merken. Er was geen tolk Duits aanwezig en bovendien zijn de woorden ‘dat is goed’ de enige woorden in het hele digitale proces-verbaal die niet digitaal te selecteren zijn om gekopieerd te kunnen worden, wat erop zou kunnen wijzen dat deze woorden later handmatig aan het proces-verbaal zijn toegevoegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking rechtmatig was gelet op de inhoud van het betreffende proces-verbaal van bevindingen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op het proces-verbaal van bevindingen nr. 250124-997-234 van 24 januari 2025 met betrekking tot de toestemming voor de doorzoeking van de auto voldoende duidelijk is en dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte op ondubbelzinnige wijze toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn auto. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte, voorafgaand aan de door hem gegeven toestemming, in het Duits aan de verbalisant vertelde dat hij zijn tante had weggebracht in Brussel, dat het ongeveer twee uur rijden was vanaf Brussel tot aan de plek van controle en dat hij al eerder gecontroleerd was in een ander voertuig, waarbij dit voertuig doorzocht was. Verdachte heeft dit ter terechtzitting herhaald, zodat de verbalisant deze mededelingen van verdachte op 24 januari 2025 kennelijk op juiste wijze in het proces-verbaal heeft weergegeven. Verbalisant [verbalisant 1] kon verdachte dus goed en correct verstaan, waardoor de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan zijn opmerking dat verdachte toestemming gaf tot doorzoeking van de auto door te zeggen ‘dat is goed’, of woorden van gelijke strekking. Deze woorden versterkte hij met een gebaar. Het enkele feit dat de regel in het proces-verbaal waarin de woorden ‘dat is goed’ zijn opgenomen niet digitaal te selecteren is vormt voorts als zodanig geen aanwijzing dat deze woorden, of woorden van gelijke strekking, niet door verdachte zijn gebezigd. De rechtbank wijst het verzoek tot bewijsuitsluiting van de raadsvrouw af.

Het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een of meer anderen cocaïne heeft ingevoerd en (verlengd) heeft uitgevoerd. Het alternatieve scenario dat verdachte ter terechtzitting heeft geschetst acht zij ongeloofwaardig. Daarbij heeft zij gewezen op het moment waarop verdachte hierover is gaan verklaren, te weten pas ter terechtzitting, nadat hij en zijn advocaat het einddossier hebben kunnen bestuderen, de wijze waarop de verborgen ruimte is aangetroffen, en de onwaarschijnlijke gang van zaken dat iemand het risico zou hebben genomen om 3 blokken cocaïne op een openbare plek aan verdachte te overhandigen met als uitsluitend doel dat hij daarmee een korte afstand zou rijden binnen Nederland. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat de drugs hasj betroffen doet niet af aan de bewijsbaarheid van voorwaardelijk opzet.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de rechtbank, gelet op het door de verdachte geschetste alternatieve scenario, verzocht verdachte vrij te spreken van de in- en uitvoer van cocaïne nu verdachte de cocaïne enkel binnen Nederland heeft vervoerd. De verklaring van verdachte over het overhandigd krijgen van de drugs bij het eerste tankstation aan de A67 in Nederland na het passeren van de grens met België wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Voor wat betreft de geloofwaardigheid van zijn verklaring over het vervoeren van de drugs in Nederland heeft de verdediging erop gewezen dat de route over de A67 die verdachte moest afleggen tussen het tankstation en een afgiftepunt in Venlo een bekende risicoroute is voor drugstransport.
Wat betreft de bewezenverklaring ter zake het vervoeren van cocaïne in Nederland, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen

Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2025 waren wij belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A67. Omstreeks 13:41 uur zagen wij dat een personenauto, merk Ford, type Focus, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij zagen vervolgens omstreeks 16.35 uur op de autosnelweg A67 bij de grens van België naar Nederland, het voertuig daadwerkelijk rijden. Ik, [verbalisant 3] , gaf een volgteken, aan de bestuurder van het voornoemde voertuig, middels een verlicht transparant. Hieraan werd door de bestuurder voldaan.
Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan de bestuurder zijn rijbewijs. De bestuurder toonde mij vervolgens een Duitse verblijfskaart en het bij het voornoemde kenteken horende kentekenbewijs. [2] Uit de aan mij verstrekte verblijfskaart bleek mij dat de houder de verblijfskaart volledig was genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ).
Ik, [verbalisant 1] , sprak met [verdachte] in de Duitse taal en ik had de indruk dat [verdachte] deze voldoende beheerste.
Ik zag vervolgens bij het betrokken voertuig verschillende indicatoren, waardoor ik het vermoeden had dat er een verborgen ruimte in het voertuig aanwezig was. Tevens bleek uit de voor mij beschikbare politiesystemen, dat [verdachte] in 2020 al eerder is gecontroleerd in een voertuig, dat was voorzien van een verborgen ruimte. Ik, [verbalisant 2] , zag in de kofferruimte tussen de reserveband en de achterbank een naad lopen in een vierkante vorm. Ik zag dat deze naad was gespoten met een verf die iets was afweek van het origineel. Tevens zag ik een afwijking in de lijmresten.
Ik besloot verder onderzoek te verrichten op deze naad. Ik zag dat er onder de lijmresten een metalen plaat was gevestigd. Deze metalen plaat was niet vanuit de fabriek ingebouwd. De aangetroffen afgeschermde ruimte achter deze genoemde plaat is geen voorziening die standaard in dit voertuig aanwezig is, of door de betreffende fabriek wordt geleverd. Deze ruimte is achteraf ingebouwd. [3]
Ik heb vervolgens de verborgen ruimte geopend doormiddel van een breekvoorwerp en zag dat er meerdere gesealde pakketten in de verborgen ruimte lagen. De wijze van deze verpakking, herkende ik ambtshalve als zijnde harddrugs, vermoedelijk cocaïne, genoemd in lijst 1 van de Opiumwet.
In beslag genomen goederen
- Drie gesealde pakketten [4]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ik wist dat de verborgen ruimte achter in de auto zat. Deze is ingebouwd door mijn opdrachtgever. De handschoenen die in de verborgen ruimte werden aangetroffen waren ook van mij, tegen mij is gezegd dat ik die moest gebruiken bij het verplaatsen van de blokken drugs. Ik wist dat ik drugs ging ophalen. Ik heb de drugs nadat ik die in ontvangst heb genomen op de parkeerplaats in de verborgen ruimte in de auto gelegd en de ruimte weer gesloten. Daarna ben ik ermee gaan rijden richting Venlo. Ik woon in Duisburg in Duitsland.
Een kennisgeving van inbeslagnemingsformulier, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Onder uniek nummer werden 3 blokken in beslag genomen. Deze 3 blokken werden
gesplitst in:
- goednummer 2300343: 2 blokken
- goednummer 2300537: 1 blok. [5]
Datum: 24 januari 2025
Aangetroffen in verborgen ruimte in het voertuig
Beslagene: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer: : PL2100-2025017081-2300343.
2 stuks verdovende middelen.
Volgnummer 2
Goednummer: PL2100-2025017081-2300537
Verdovende middelen. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Op 25 januari 2025, hebben wij de onder goednummer 2300343 in beslag genomen blokken met vermoedelijke verdovende middelen gesplitst, één hiervan indicatief getest en opnieuw verpakt.
Wij zagen dat in de zak drie blokken zaten welke van dezelfde afmeting, vorm en verpakkingsmateriaal waren. Ik herkende ambtshalve dat de manier van verpakken veelal gebruikt wordt bij het verpakken van verdovende middelen waaronder cocaïne en dat dit zogenoemde kilo-blokken zijn. [7]
Vervolgens hebben wij het derde blok opnieuw verpakt in een nieuwe DNA zak en deze
vervolgens afgesloten. Dit blok heeft het nieuwe goednummer: 2300537 gekregen.
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Goednummer PL2100-2025017081-2300537Ik nam het blok onder goednummer 2300537 uit de beslagzak en legde deze afzonderlijk op de weegschaal. Ik zag dat de weegschaal een brutogewicht van 1,099 kilo aangaf. Vervolgens heb ik een geringe hoeveelheid van het materiaal uit het blok indicatief getest met de M.M.C. International B.V. test voor cocaïne, batchnummer 22562, expiratiedatum 03-2026. Wij zagen dat deze test reageerde met een blauwe kleur, zijnde een aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne. Vervolgens nam ik van het pakket een representatief monster van 1.85 gram. Vervolgens heb ik het monster gewaarmerkt met SIN: AARS4339NL.
Goednummer PL2100-2025017081-2300343Ik nam het eerste blok onder goednummer 2300343 uit de beslagzak en legde deze afzonderlijk op de weegschaal. Ik zag dat de weegschaal een brutogewicht van 1.133 kilo aangaf. Vervolgens heb ik een geringe hoeveelheid van het materiaal uit het blok indicatief
getest met de M.M.C. International B.V. test voor cocaïne, batchnummer 22562,
expiratiedatum 03-2026. Wij zagen dat deze test reageerde met een blauwe kleur, zijnde een aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne. Vervolgens nam ik van het pakket een representatief monster van 1.70 gram. Vervolgens heb ik het monster gewaarmerkt met SIN: AARS4408NL.
Vervolgens nam ik het tweede blok onder goednummer 2300343 uit de beslagzak en legde deze afzonderlijk op de weegschaal. Ik zag dat de weegschaal een brutogewicht van 1.104 kilo aangaf. Vervolgens heb ik een geringe hoeveelheid van het materiaal uit het blok indicatief getest met de M.M.C. International B.V. test voor cocaïne, batchnummer 22562, expiratiedatum 03-2026. Wij zagen dat deze test reageerde met een blauwe kleur, zijnde een aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne. Vervolgens nam ik van het pakket een representatief monster van 1.36 gram. Vervolgens heb ik het monster gewaarmerkt met SIN: AARS4410NL. [9]
Een drietal geschriften, zijnde NFI-rapporten van 18 februari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Kenmerk AARS4410NL
Omschrijving FO wit, uit 1104 gram
Conclusie bevat cocaïne. [10]
Kenmerk AARS4408NL
Omschrijving FO wit, uit 1133 gram
Conclusie bevat cocaïne. [11]
Kenmerk AARS4339NL
Omschrijving FO poeder en brokvormig, wit, uit 1099 gram
Conclusie bevat cocaïne. [12]

Bewijsoverwegingen

Verdachte heeft ter terechtzitting een uitgebreide inhoudelijke verklaring afgelegd die kort gezegd – voor zover relevant – het volgende inhoudt. Verdachte bracht op 24 januari 2025 zijn tante met de auto naar Mechelen, België. Op de terugweg naar Nederland kreeg hij telefonisch een bericht van zijn opdrachtgever om bij een tankstation net voorbij de grens tussen België en Nederland (bij Bladel) pakketten drugs op te halen en vervolgens naar een sportschool in Zuid-Venlo te brengen. Verdachte is vervolgens na het passeren van de grens op de A67 de auto-rustplaats bij het eerste tankstation opgereden en heeft daar van een andere persoon drie pakketten drugs in ontvangst genomen. Hij heeft deze zelf in de verborgen ruimte achterin zijn auto gelegd. De pakketten moesten door hem naar een gym aan de [adres] in Venlo worden gebracht. Verdachte wist dat in de auto een verbogen ruimte was ingebouwd en hoe hij deze moest bedienen. Tegen verdachte is gezegd dat het om hasj zou gaan. Verdachte is vervolgens weer gaan rijden en heeft ongeveer 10 kilometer gereden tot hij werd aangehouden door de politie.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte voor wat betreft de gang van zaken tot en met het in ontvangst nemen en in de auto verstoppen van de pakketten cocaïne op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven. De auto van verdachte is door de politie om 16:35 uur gezien bij de grens, en 50 minuten later is verdachte aangehouden. Het is op grond van de inhoud van het dossier mogelijk dat verdachte binnen dit tijdsbestek naar de auto-rustplaats net voorbij de grens is gereden, aldaar van een andere persoon drugs overhandigd heeft gekregen, deze in de verborgen ruimte achterin zijn auto heeft gelegd en vervolgens weer is gaan rijden, voor hij werd staande gehouden en aangehouden.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de invoer van cocaïne.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de bestemming van de drugs wel volstrekt ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom zijn opdrachtgever het risico van het overdag op een openbare plaats (parkeerplaats bij een tankstation) uitwisselen van drie kilo cocaïne (met een straatwaarde van meer dan € 150.000,-) zou nemen, alleen maar zodat verdachte dit vervolgens binnen Nederland over een beperkte afstand zou vervoeren, te weten van Bladel naar Venlo, om de cocaïne daar weer af te geven. Dat de door verdachte af te leggen route een risicoroute voor drugstransporten betreft waardoor de opdrachtgever voornoemd risico niet zelf zou willen nemen, is door de verdediging niet onderbouwd en onvoldoende redengevend. Ook heeft de verdediging niet toegelicht waarom verdachte of zijn opdrachtgever, als al van een ‘besmette route’ sprake zou zijn, toch aan het afleggen van juist die route gebonden zou zijn geweest.
Verdachte kwam die dag vanuit Duisburg, heeft de Duitse nationaliteit, reed in een auto met Duits kenteken over een route die in rechte lijn terugleidt naar Duisburg en heeft op grond van het dossier een opdrachtgever die zeer vermoedelijk niet uit Nederland komt. Bovendien heeft verdachte zijn verklaring pas voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling afgelegd, wat maakt dat de rechtbank deze extra kritisch benadert. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden bewezen dat er sprake is van verlengde uitvoer van verdovende middelen.
Gelet op de wijze van vervoer en de wijze waarop de drugsoverdacht plaatsvond, namelijk ‘s middags bij een auto-rustplaats, waarbij verdachte handschoenen aan moest doen bij het aanraken van de pakketten drugs, en deze in een geraffineerde verborgen ruimte diende te stoppen, had verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet op de (verlengde) uitvoer van cocaïne, nu hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij cocaïne (en niet hasj) in zijn auto had opgeborgen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, eventueel in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 24 januari 2025 te Hapert, gemeente Bladel, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet, ongeveer 3000 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft met betrekking tot het door haar bewezen geachte gerekwireerd tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot het vervoeren van 2 tot 3 kilo harddrugs te veroordelen tot 16 maanden gevangenisstraf. Mocht de rechtbank van mening zijn dat er een stok achter de deur nodig is, verzoekt de verdediging verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, nu zij van mening is dat de tot dusverre ondergane hechtenis vanwege het overlijden van de vader van verdachte en een ernstig ongeluk van zijn zoon (beide zeer kort na zijn aanhouding) en de zeer slechte gezondheid van verdachte dubbel zo zwaar was.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte reed doelbewust door Nederland met meer dan 3 kilo cocaïne verstopt in een professionele verborgen ruimte in de achterbak van zijn auto. Hij was daarmee op weg naar Duitsland. Het is algemeen bekend dat cocaïne schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers van dit middel. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het criminele circuit omtrent cocaïnehandel, een circuit dat al jarenlang tot maatschappelijke onveiligheid leidt en in toenemende mate gepaard gaat met criminele afrekeningen en geweld in de openbare ruimte.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op twee uittreksels uit de Justitiële documentatie van verdachte, van 25 januari 2025 (Duitsland) en 25 maart 2025 (Nederland). Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dat verdachte in 2020 eerder is aangehouden in een auto met een verborgen ruimte weegt de rechtbank niet strafverzwarend mee. De persoonlijke omstandigheden van verdachte als door hem en zijn raadsvrouw ter terechtzitting geschetst zijn schrijnend, maar maken gelet op de ernst van het feit niet dat de rechtbank daarmee in strafmatigende zin rekening houdt.
Strafoplegging
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De LOVS-oriëntatiepunten voor de in- en uitvoer van harddrugs. Deze gaan (standaard) voor het uitvoeren van 3.000 tot 4.000 gram harddrugs uit van een gevangenisstraf van 30 tot 36 maanden. Indien het feit binnen een organisatorisch verband is gepleegd staat hier een hogere straf voor. Anders dan de officier van justitie heeft bepleit, biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspuntenom uit te gaan van een organisatie als bedoeld in de LOVS-oriëntatiepunten. Daarin wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een regelmatige koerier.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen mobiele telefoon vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid en deze telefoon ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen auto vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp waarvan het feit is begaan en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, omdat in de auto een verborgen ruimte ten behoeve van drugstransporten is ingebouwd. Omdat er beslag is gelegd op de auto inclusief het kenteken en niet op het (afzonderlijke) kenteken ziet de rechtbank geen mogelijkheden om te voldoen aan het verzoek van de verdediging om de kentekenplaten terug te geven aan de Duitse staat. De rechtbank zal het kenteken vermelden in het dictum zodat de verdediging daarmee kan aantonen dat de auto met het kenteken is onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36c, 47 Wetboek van Strafrecht
2, 10 Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
- Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
- Legt op de volgende straf: een
gevangenisstraf voor de duur van 30 maandenmet aftrek van voorarrest
- Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten: 1 GSM (BZAH5812 / incl. zwart hoesje en 2 SIM-kaartjes, witte achterzijde, merk: Google);
- Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten: 1
Personenauto merk Ford met (Duits)kenteken: [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.S.M. Morel, voorzitter,
mrs. J.G. Vos en M.J.W. van Breukelen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier,
en is uitgesproken op 25 juli 2025.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar pagina’s of bijlagen betreffen dit pagina’s van of bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2025018180.
2.Pagina 10.
3.Pagina 11.
4.Pagina 12.
5.Pagina 91.
6.Pagina 90.
7.Pagina 37.
8.Pagina 38.
9.Pagina 48.
10.Een NFI-rapport van 18 februari 2025, pagina 83.
11.Een NFI-rapport van 18 februari 2025, pagina 84.
12.Een NFI-rapport van 18 februari 2025, pagina 85.