Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van 3 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1969 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 24 januari 2025 aangehouden op de A67 bij de grens tussen België en Nederland. Tijdens een controle werd in zijn voertuig een verborgen ruimte aangetroffen waarin de cocaïne was verstopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging voerde aan dat het bewijs verkregen tijdens de doorzoeking van de auto uitgesloten moest worden, omdat de doorzoeking onrechtmatig zou zijn geweest. De rechtbank verwierp dit verzoek en oordeelde dat de verdachte ondubbelzinnig toestemming had gegeven voor de doorzoeking. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne had vervoerd, maar sprak hem vrij van de invoer van cocaïne, omdat de omstandigheden niet bewezen dat hij de drugs daadwerkelijk buiten het grondgebied van Nederland had gebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen goederen verbeurd.