ECLI:NL:RBOBR:2025:4747

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
400463 / HA ZA 24-49
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding na onterecht gelegd beslag op paarden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vorderde de rechtspersoon naar buitenlands recht, [eiseres] LIMITED, schadevergoeding van [gedaagde] B.V. wegens schade die zij zou hebben geleden door het leggen van beslag op een aantal van haar paarden. De rechtbank heeft op 30 juli 2025 geoordeeld dat de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat zij de gestelde schade niet heeft onderbouwd. De procedure begon met een dagvaarding van [gedaagde] aan [eiseres] op 11 april 2023, waarin [gedaagde] een aanzienlijk bedrag vorderde. [gedaagde] had op 29 juni 2023 verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag, wat door de voorzieningenrechter werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de beslagen onrechtmatig waren, maar [eiseres] kon niet aantonen dat zij daadwerkelijk schade had geleden door de beslaglegging. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de taxateur onvoldoende was om de schade te staven. Daarnaast werd de vordering tot vrijgave van een depotbedrag van € 35.000,00 toegewezen, omdat dit bedrag was gestort om een paard vrij te geven dat ten onrechte was beslagen. [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, ondanks de bezwaren van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/400463 / HA ZA 24-49
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres] LIMITED,
te [vestigingsplaats] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. L.V. Claassens,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.T. Craemer.
Waar gaat de zaak over?
Het gaat in deze zaak over de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden doordat [gedaagde] beslag had gelegd op een aantal paarden van [eiseres] . [eiseres] vordert daarom schadevergoeding van [gedaagde] . Die vordering wordt afgewezen omdat [eiseres] de gestelde schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 9 april 2025, waarbij deze zaak samen met de zaken C/01/392434 / HA ZA 23-267 en C/01/400433 / HA ZA 24-42 is behandeld, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert een onderneming in de ruitersport. Enig (indirect) aandeelhouder en enig (indirect) bestuurder van [gedaagde] is de heer [A] (hierna: [A] ). [A] is een voormalige dressuurruiter en is dressuurtrainer en -coach.
2.2.
[eiseres] is een [land] vennootschap met een Nederlandse vestiging in [vestigingsplaats] . Onder de naam [naam bedrijf] legt zij zich toe op de inkoop, training en verkoop van dressuursportpaarden.
2.3.
Op 11 april 2023 heeft [gedaagde] [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Oost-Brabant. In die procedure vordert [gedaagde] – samengevat - [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 315.616,67, te vermeerderen met de wettelijke
(handels)rente, alsmede tot betaling, met ingang van 1 april 2023 tot en met augustus 2024
van een bedrag van € 62.500,00 per kwartaal, vermeerderd met 9% btw.
2.4.
Bij verzoekschrift van 29 juni 2023 heeft [gedaagde] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiseres] .
2.5.
Op 29 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend
tot het leggen van conservatoir beslag op de paarden zoals omschreven in het verzoekschrift,
voor zover deze paarden eigendom zijn van [eiseres] , met begroting van de vordering (inclusief rente en kosten) op € 886.639,63. Tevens is verlof verleend ten laste van [eiseres] tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van de paspoorten van de paarden als hiervoor bedoeld. De paspoorten zijn in gerechtelijke bewaring gegeven.
2.6.
[eiseres] heeft een van de paarden waarop beslag was gelegd verkocht. Voor de verkoop van het paard diende [eiseres] te beschikken over het paardenpaspoort. [gedaagde] heeft dat ter beschikking gesteld nadat [eiseres] een bedrag van € 35.000,00 had gestort in depot bij de advocaat van [gedaagde] .
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 22 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van [eiseres] tot opheffing van de hiervoor bedoelde beslagen toegewezen.
2.8.
Bij vonnis van 30 juli 2025 heeft de rechtbank de hiervoor onder 2.3 bedoelde vordering van [gedaagde] afgewezen.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiseres] vordert in de dagvaarding - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 339.980,00, vermeerderd met rente en kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de vordering ingetrokken voor zover het de stallingskosten betreft. Dat betreft 19 paarden à € 1.800,00 + 1 paard à € 780,00, voor een totaal bedrag aan stallingskosten van € 34.980,00. Daardoor resteert een vordering van € 305.000,00.
Daarnaast vordert [eiseres] [gedaagde] te gebieden om het depotbedrag van € 35.000,00 vrij te geven, op straffe van een dwangsom. Een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat de beslagen onrechtmatig zijn gelegd. De beslagen zijn ook opgeheven door de voorzieningenrechter omdat voldoende was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van [gedaagde] waarvoor de beslagen waren gelegd. [eiseres] heeft door de beslagen schade geleden. Zij begroot deze – na vermindering van haar vordering – op € 305.000,00. Ook het depotbedrag moet worden teruggestort. Als het betreffende paard niet voortijdig was verkocht, was ook het beslag op dat paard opgeheven door de voorzieningenrechter. De depotstorting heeft plaatsgevonden in ruil voor afgifte van het paardenpaspoort dat ten onrechte was ingenomen. Er is dus geen reden meer voor [gedaagde] om het depotbedrag nog vast te houden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Samengevat betwist zij dat de beslagen onrechtmatig zijn gelegd en dat [eiseres] schade heeft geleden. Terugbetaling van het depotbedrag is niet aan de orde omdat nog geen oordeel is gegeven over de vordering van [gedaagde] waarvoor de beslagen waren gelegd.
rechtsmacht en toepasselijk recht
3.4.
Omdat [eiseres] is gevestigd in [land] heeft dit geschil internationale aspecten en moet de rechtbank haar rechtsmacht ambtshalve beoordelen. De rechtsmacht moet worden vastgesteld aan de hand van de Verordening Brussel I-bis [1] . In dit geval is de rechtbank op grond van artikel 4 bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
3.5.
Met betrekking tot het toepasselijk recht zijn partijen het erover eens dat Nederlands recht van toepassing is op hun rechtsverhouding.
onrechtmatigheid beslag, geen schadevergoeding
3.6.
Als uitgangspunt geldt dat degene die een beslag legt op eigen risico handelt en, bijzondere omstandigheden daargelaten, de door het beslag geleden schade dient te vergoeden, indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, zulks ook in het geval dat hij, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld. Bijzondere omstandigheden daargelaten, is de beslaglegger wiens vordering geheel ongegrond is bevonden, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wiens recht het beslag inbreuk heeft gemaakt.
3.7.
De beslagen die [gedaagde] had gelegd tot zekerheid van verhaal van haar vordering op [eiseres] waren al opgeheven door de voorzieningenrechter, op de grond dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering van [gedaagde] waarvoor de beslagen waren gelegd was gebleken. In de bodemprocedure die [gedaagde] tegen [eiseres] aanhangig heeft gemaakt vorderde zij veroordeling van [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 315.616,67, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, alsmede tot betaling, met ingang van 1 april 2023 tot en met augustus 2024 van een bedrag van € 62.500,00 per kwartaal. De grondslag voor deze vordering was nakoming van de overeenkomst die [eiseres] en [gedaagde] op 20 april 2018 hadden gesloten. De rechtbank heeft in haar vonnis van 30 juli 2030 die vordering afgewezen. Dat betekent dat de gehele vordering van [gedaagde] waarvoor zij ten laste van [eiseres] beslagen had gelegd, ongegrond is bevonden. Hieruit volgt dat [gedaagde] in beginsel onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en de schade moet vergoeden die [eiseres] als gevolg van de beslagen lijdt. Bijzondere omstandigheden om in deze zaak anders te oordelen heeft [gedaagde] niet gesteld.
3.8.
Met betrekking tot de schade stelt [eiseres] dat de beslaglegging op de paardenpaspoorten betekende dat de paarden niet vervoerd konden worden. Daardoor konden (een aantal van) de paarden niet deelnemen aan wedstrijden. Voor de waardeontwikkeling van een paard is het cruciaal dat wordt deelgenomen aan competities. Die waardeontwikkeling kan te gelde worden gemaakt met fokprogramma’s. [eiseres] verwijst naar de verklaring van de heer [C] , Register Taxateur Paarden en Pony’s, die dat bevestigt. [eiseres] verwijst voor de opbouw van het schadebedrag naar de brief van haar advocaat van 25 oktober 2023.
3.9.
De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de stelplicht met betrekking tot de schade als gevolg van waardedaling van de paarden. De verklaring van [C] is slechts van algemene aard en gaat niet in op de concrete situatie. Zo schrijft hij dat wedstrijdresultaten een goede indicatie geven van de kwaliteiten van een paard en daarmee de waarde bepalen, maar uit niets blijkt wat de waarde van de paarden was en hoe de met betrekking tot een aantal paarden concreet opgesomde schadebedragen zich tot de oorspronkelijke waarde van die paarden verhouden. [C] noemt alleen een gemiddeld verlies van € 1.250,00 exclusief BTW per dekking die wordt misgelopen. Uit de brief van 25 oktober 2023 blijkt echter niet of de schade ook misgelopen dekkingen betreft, laat staan hoeveel dekkingen er per paard zouden zijn misgelopen. De rechtbank is het met [gedaagde] eens dat het ontbreekt aan voldoende betrouwbare, controleerbare bronnen om de genoemde bedragen te staven. Omdat niet aan de stelplicht is voldaan is er geen plaats voor bewijslevering. Het vorenstaande betekent dat de vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
vrijgave depotbedrag
3.10.
Met betrekking tot de vordering tot vrijgave van het depotbedrag kan de rechtbank kort zijn. Deze vordering zal op de onder de beslissing opgenomen manier worden toegewezen. Het depotbedrag is gestort om te komen tot vrijgave van een paard met paardenpaspoort waarop, naar nu vaststaat, ten onrechte beslag was gelegd.
3.11.
De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [gedaagde] heeft toegezegd dat zij vrijwillig zal voldoen aan een beslissing van de rechtbank tot vrijgave van het depotbedrag. De rechtbank ziet daarom nu geen noodzaak tot het opleggen van een dwangsom.
proceskosten
3.12.
[eiseres] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.223,00
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
uitvoerbaar bij voorraadverklaring
3.14.
[gedaagde] verzet zich tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring. Bij toewijzing van de vorderingen van [eiseres] zal indien [gedaagde] daartegen in hoger beroep gaat, een reëel restitutierisico bestaan bij tussentijdse executie van het vonnis door [eiseres] . Volgens [gedaagde] biedt [eiseres] geen enkel verhaal en is zij voornemens haar activiteiten in Nederland volledig te staken. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. Dat [eiseres] geen enkel verhaal biedt is niet onderbouwd. [eiseres] betwist dat zij voornemens is haar activiteiten in Nederland volledig te beëindigen. [gedaagde] heeft verder ook niet onderbouwd waarop zij die stelling baseert. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
gelast [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis het depotbedrag van € 35.000,00 vrij te geven en de beheerder van het depot per email te instrueren om het bedrag binnen 48 uur na verzending van die instructie te storten op de bankrekening van de Stichting Beheer Derdengelden Sense Advocaten [rekeningnummer] , onder vermelding van "betaling vrijgevallen depotbedrag [eiseres] ", onder gelijktijdige toezending per email van een kopie van deze schriftelijke instructie aan de raadsman van [eiseres] ( [e-mailadres] ),
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 12.223,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken