Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[gedaagde 1 in HA ZA 25-138] B.V.,
2.
[gedaagde 2 in HA ZA 25-138],
1.De procedure in zaak 1
- de conclusie van antwoord in reconventie met de producties 24 t/m 27
- de mondelinge behandeling in de zaken 1 en 2 van 19 juni 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De procedure in zaak 2
- de conclusie van antwoord met 17 producties
3.Het geschil in zaak 1
(de rechtbank begrijpt ‘2017’)over de afgelopen vijf jaren van € 1.908,44, althans van het bedrag zoals is gebleken na inzage in de administratie, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.Het geschil in zaak 2
5.De feiten in beide zaken
“De reden waarvoor ik u aanschrijf is gelegen in het feit dat de versie 2 van de door Relaties van Partner gebruikte Dienst door onze leverancier Enreach zal worden gestopt. Per 1 januari 2024 zal voor betreffende Dienst geen ondersteuning meer worden gegeven en per 1 juli 2024 kan daar niet meer mee worden gewerkt. (…) Momenteel worden alle bestaande Relaties individueel geïnformeerd over het feit dat hun Dienst zal worden uit gefaseerd en dat de Relatie de keuze heeft om een Aansluiting te nemen op het platform Yeastar/Youfone. Indien de betreffende Relatie daartoe besluit, wordt de bestaande Dienst beëindigd en een nieuwe Aansluiting op het platform van Yeastar/Youfone gerealiseerd onder het sluiten van een nieuw Contract voor één jaar tussen Relatie en [gedaagde in HA ZA 24-102] . De beëindiging van de Dienst waar [gedaagde in HA ZA 24-102] de afgelopen jaren mee heeft gewerkt, heeft ook voor u gevolgen. Het betekent dat de voor u geldende Commissie zoals vastgelegd in de Partner Overeenkomst per het einde van het lopende jaar zal stoppen; alle Diensten van versie 2 en Contracten met platform Enreach zullen per 1 januari 2024 immers eindigen. In de maand december 2023 zal [gedaagde in HA ZA 24-102] u nog wel de u toekomende Commissie over 2023 uitkeren, waarna [gedaagde in HA ZA 24-102] jegens u geheel en al is gekweten m.b.t. de geldende Commissie voor de gemigreerde Relaties. Tevens wordt per 1 januari 2024 de Commissie voor de overige Relaties van u om bedrijfseconomische redenen aangepast naar 1%.”
6.De beoordeling
“De volgende bijlagen maken integraal onderdeel uit van deze overeenkomst: Bijlage 1: Commissieregeling.”Ook vermeldt de commissieregeling dat de vergoedingen die [D] van [gedaagde in HA ZA 24-102] maandelijks ontvangt worden voldaan
“uit hoofde van de Partnerovereenkomst met [gedaagde in HA ZA 24-102] ”. De partnerovereenkomst hanteert ook een aantal definities waarvan enkele eveneens worden gebruikt in de commissieregeling, zoals ‘Relatie’ en ‘Dienst(en)’. Voor zover die definities dus in de commissieregeling worden gebruikt, moeten deze worden uitgelegd conform de partnerovereenkomst. Bovendien heeft [D] (namens haar [A] ) de commissieregeling op 1 november 2013 voor akkoord ondertekend. De stelling van [eiser] dat de partnerovereenkomst tussen [gedaagde in HA ZA 24-102] en [D] niet bindend zou zijn, omdat de partnerovereenkomst destijds niet door [D] is ondertekend, houdt gelet op deze feiten en omstandigheden geen stand. De relaties van [C] , waarvoor [C] als partner van [gedaagde in HA ZA 24-102] commissie ontving, werden op aanwijzing van [eiser] overgeheveld naar [D] en vielen daarmee dus onder de reikwijdte van de Partnerovereenkomst tussen [D] en [gedaagde in HA ZA 24-102] , aldus [gedaagde in HA ZA 24-102] en [gedaagden in HA ZA 25-138] .
uit hoofde van de Partnerovereenkomst met [gedaagde in HA ZA 24-102] ”).Er is ook geen enkele aanwijzing dat de uitleg van [gedaagde in HA ZA 24-102] en [gedaagden in HA ZA 25-138] over waarom en hoe dat past in de feitelijke uitvoering, niet juist is, afgezet tegen de afspraken met [C] . [eiser] daarentegen geeft geen verklaring hoe bepaalde passages of woorden in bijlage 1 moeten worden uitgelegd en waarom die afwijkende uitleg moet prevaleren boven de uitleg van [gedaagde in HA ZA 24-102] en [gedaagden in HA ZA 25-138] dan wel waarom bepaalde passages zijn opgenomen en waarom bepaalde woorden met een hoofdletter zijn geschreven hetgeen erop duidt dat een definitie wordt gebruikt. Daarbij wijst de rechtbank bijvoorbeeld op de (hiervoor in 6.4 vermelde) eerste zin en definities. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde in HA ZA 24-102] , gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, de commissieregeling mocht beschouwen als onderdeel van de partnerovereenkomst, waarop de bepalingen uit die partnerovereenkomst van toepassing zijn, en dat [gedaagde in HA ZA 24-102] redelijkerwijs mocht verwachten dat [D] (namens haar [A] ) begreep dat zij de commissieregeling zo beschouwde.
bleef ontvangen. Evenmin heeft [eiser] gemotiveerd waarom dit een aanvullende afspraak is ten opzichte van de commissieregeling van 1 november 2013. Wat is hier aanvullend aan en hoe verhoudt zich dat met de stelling dat dit een nieuwe afspraak zou zijn? [eiser] maakt dit niet duidelijk. Voor zover [eiser] betoogt dat partijen met punt 3 zijn afgeweken van artikel 63 van de partnerovereenkomst – in de zin dat commissies door zouden blijven lopen zolang er maar diensten werden afgenomen, ook als dit geen grondslag zou vinden in het contract dat door haar bemiddeling tot stand is gekomen zoals verwoord in 63 – heeft zij daarvoor geen feiten en omstandigheden aangevoerd. Dat had wel op haar weg gelegen, omdat dit een wezenlijke wijziging was van hetgeen tussen partijen gold en zij ook heeft aangegeven dat zij dat zelf nooit (meer) aan [gedaagden in HA ZA 25-138] heeft voorgehouden dat dit haar bedoeling was, noch bij de totstandkoming noch daarna.
“Indien de via Partner gecontracteerde Relatie het Contract met [gedaagde in HA ZA 24-102] beëindigt, zal vanaf het moment van beëindiging van dat Contract geen rekening meer worden gehouden met deze Relatie bij het bepalen van de Commissie.”
“ [gedaagde in HA ZA 24-102] heeft te allen tijde het recht, door middel van een schriftelijke mededeling welke drie (3) maanden van tevoren zal worden verstuurd, de Commissiestructuur te herzien. Zij hoeft een herziening niet te motiveren, maar zal bijvoorbeeld aanleiding hebben van haar herzieningsrecht gebruik te maken indien Partner er niet in is geslaagd zijn Target Nieuwe Omzet te realiseren.”
“Indien de Commissiestructuur door [gedaagde in HA ZA 24-102] wordt herzien, wijzigt de Commissie welke Partner ontvangt op grond van de op dat moment geldende Commissiestructuur (Bijlage 1) voor op dat moment afgenomen Diensten door Relaties welke door Partner
eerstevordert [eiser] een verklaring voor recht dat de commissieregeling van 1 november 2013 en de aanvullend gemaakte afspraken op 6 en 7 december 2017 bindend zijn voor partijen en hierdoor de commissieregeling door [gedaagde in HA ZA 24-102] niet per 1 januari 2024 eenzijdig beëindigd kan worden.
tweedevordert [eiser] [gedaagde in HA ZA 24-102] te veroordelen tot nakoming van de commissieregeling vanaf januari 2024 zolang een door [A] aangebrachte klant diensten afneemt van [gedaagde in HA ZA 24-102] .
derdevordert [eiser] [gedaagde in HA ZA 24-102] te veroordelen tot (na)betaling van de te weinig betaalde commissie vanaf december 2019, althans over de afgelopen vijf jaren, primair begroot op € 156.492,29, subsidiair [gedaagde in HA ZA 24-102] te veroordelen om inzage te geven in haar omzetgegevens om de juiste commissievergoeding vast te stellen en toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
“De Partner is verplicht om de door [gedaagde in HA ZA 24-102] aangeleverde specificaties met de door hem aangebrachte Contracten als mede de berekende Commissie te controleren op juistheid. Onjuistheden dienen schriftelijk aan [gedaagde in HA ZA 24-102] bekend gemaakt te worden binnen 1 maand na ontvangst van de lijst door Partner. Indien binnen deze termijn geen reactie is ontvangen wordt Partner geacht akkoord te gaan met het overzicht.”
vierdevordert [eiser] [gedaagde in HA ZA 24-102] te veroordelen tot (na)betaling van de te weinig betaalde commissie volgens afspraak van 22 september 2022
(de rechtbank begrijpt dat is bedoeld ‘2017’)over de afgelopen vijf jaren van € 1.908,44, althans van het bedrag zoals is gebleken na inzage in de administratie, te vermeerderen met de wettelijke rente.
eersteeen verklaring voor recht dat zowel de Partnerovereenkomst en de daarbij behorende Bijlage 1, de commissieregeling d.d. 1 november 2013 ondertekend, toepasselijk zijn op de rechtsrelatie tussen Partijen.
tweedete verklaren voor recht dat op de gronden als in conventie weergegeven onder de randnummers 21 - 30 [gedaagde in HA ZA 24-102] met een beroep op art. 68 van de Partnerovereenkomst gerechtigd is geweest de commissiestructuur jegens [eiser] te wijzigen.
derdevordert [gedaagde in HA ZA 24-102] te verklaren voor recht dat ex. art. 55 van de Partnerovereenkomst de tussen Partijen gesloten Partnerovereenkomst per de datum van dit vonnis zal zijn beëindigd.
“55. Partijen zijn gerechtigd deze Overeenkomst op te zeggen zonder inachtneming van enige opzegtermijn wegens dringende
vierdede namens [eiser] gelegde conservatoire beslagen op te heffen.
eerstete verklaren voor recht dat [gedaagde 2 in HA ZA 25-138] en/of [gedaagde 1 in HA ZA 25-138] B.V. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser] ter zake het vanaf 1 januari 2024 niet meer nakomen van de commissieregeling door [gedaagde in HA ZA 24-102] . Zij baseert deze aansprakelijkheid op een of meer van de volgende grondslagen:
aanvullendeafspraak gemaakt over de commissieregeling, zoals [eiser] wel stelt. Bovendien heeft [gedaagde in HA ZA 24-102] de commissieregeling niet beëindigd per 1 januari 2024, maar gewijzigd, en wel op grond van bepalingen in de partnerovereenkomst en bijlage 1. Voor zover [eiser] bedoelt dat [gedaagde in HA ZA 24-102] de commissieregeling over de beëindigde contracten is gestopt, is dat gebeurd op grond van een regeling in de partnerovereenkomst die in de rechtsverhouding tussen [eiser] en [gedaagde in HA ZA 24-102] al gold en – zo hebben [gedaagden in HA ZA 25-138] onweersproken gesteld – al vaker is toegepast. Er is daarom geen schending van de mededelingsplicht. [eiser] heeft onvoldoende gesteld voor haar beroep op dwaling.
tweedete verklaren voor recht dat [gedaagde 2 in HA ZA 25-138] en [gedaagde 1 in HA ZA 25-138] B.V hoofdelijk met [gedaagde in HA ZA 24-102] ter zake de nakoming van de commissieregeling vanaf 1 januari 2024.
3, 4 en 5heeft [eiser] – samengevat – gevorderd dat [gedaagde 2 in HA ZA 25-138] en/of [gedaagde 1 in HA ZA 25-138] B.V. inzage moeten geven in de administratie van [gedaagde in HA ZA 24-102] met betrekking tot de commissieregeling dan wel actief medewerking moeten verlenen aan het verkrijgen van deze gegevens, op straffe van een dwangsom als zij daarmee in gebreke blijven.