Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding en verkrachting van de minderjarige dochter van een bevriend stel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte door de vader van het slachtoffer, die op 19 april 2022 werd gedaan. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte, die als oppas en vriend van de familie fungeerde, haar in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 9 september 2020 heeft gedwongen tot ontuchtige handelingen en later tot verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld en vond voldoende steunbewijs in de verklaringen van getuigen, waaronder de vader en zusje van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit in het voordeel van de verdachte meegewogen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen en heeft besloten om de gevangenisstraf niet voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €3.000 aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.