4.1.Het eerste thema in de zaak is de discussie over conformiteit en ontbinding. De rechtbank neemt in aanmerking de advertentie (2.3 hiervoor), de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst (de factuur, waar verder niets relevants in staat) en de omstandigheid dat partijen niet hebben gesproken over enige garantie.
De rechtbank beoordeelt wat [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten bij het aangaan van de koopovereenkomst. De rechtbank is van oordeel dat de auto bij de koopovereenkomst, naar [eiser] redelijkerwijs mocht verwachten, geen zeer ernstige motorgebreken (waardoor de auto niet kon rijden) mocht hebben. Dit volgt uit mededelingen van [gedaagde] in de advertentie: “nieuwstaat” en “schadevrije auto met een eerlijke lage kilometerstand”. Weliswaar staat in de advertentie ook dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend, maar dat wordt weer gekwalificeerd door het verzoek de auto tijdens een bezichtiging te controleren “op aangegeven informatie uit deze advertentie”, zodat [eiser] al met al redelijkerwijs mocht begrijpen dat zijn controleplicht en de bepaling over rechten (hieraan worden geen rechten ontleend) betrekking hebben op aspecten die de aspirant koper in redelijkheid kan en moet controleren binnen de grenzen van een bezichtiging, die naar de aard ervan min of meer kort en summier is. Verder staat in de advertentie niets over de motor, die dus niet behoort tot de “aangegeven informatie”. [eiser] hoefde er om deze redenen niet op bedacht te zijn dat hij een zeer grondige inspectie van de motor moest uitvoeren, waarbij de motor werd opengemaakt; en uitsluitend bij zo’n inspectie zou het ernstige motorgebrek zijn ontdekt.
De rechtbank is ook van oordeel dat het motorgebrek er op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst al was. Dit volgt uit de bevindingen van [B] en Dekra: een motorgebrek op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst is aannemelijk omdat er een ernstig motorgebrek was op het tijdstip van het onderzoek en omdat zo’n ernstig gebrek zich ontwikkelt in de loop van een zekere periode, die veel langer is dan enkele weken en 422 gereden kilometers. [gedaagde] heeft deze bevindingen niet voldoende weersproken. [gedaagde] wijst op de onderhoudsbeurt kort voor het aangaan van de koopovereenkomst, maar uit niets blijkt dat bij deze onderhoudsbeurt werkzaamheden zijn uitgevoerd waardoor een motorgebrek zou zijn ontdekt. [gedaagde] schrijft ook dat er direct olievlekken zichtbaar zouden zijn geweest tijdens de diverse inspecties die daarvoor hebben plaatsgevonden, als er al op het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst sprake zou zijn geweest van een motorgebrek, maar de rechtbank vindt dit onvoldoende onderbouwd, omdat niet duidelijk is waarom deze motorgebreken leiden tot olievlekken (het gaat bij deze gebreken om vastgelopen onderdelen in het motorblok, niet een lekkage uit het motorblok).
De rechtbank gaat hieronder in op enkele standpunten over en weer:
(1) De rechtbank is het eens met [gedaagde] dat voor een ieder duidelijk was dat de auto niet nieuw was (14 jaar oud, kilometerstand), maar daar gaat het [eiser] niet om: [eiser] vindt dat hij redelijkerwijs een goed functionerende motor (in overeenstemming met 14 jaar oud, kilometerstand bijna 128.000) mocht verwachten en dat de ernstige motorgebreken daar niet aan voldoen en dus non-conformiteit opleveren. De rechtbank is het daarmee eens. [gedaagde] schrijft terecht dat [eiser] rekening moest houden met hogere onderhoudskosten (vergeleken met een nieuwe auto), maar de motorgebreken, die hier aan de orde zijn, zijn niet aan te merken als hogere onderhoudskosten; de gebreken zijn veel ernstiger en de auto rijdt niet meer.
(2) De rechtbank is het ook eens met [gedaagde] dat partijen niet hebben gesproken over enige garantie (onweersproken) en dat dit belangrijk is voor de beoordeling: [eiser] mocht zodoende redelijkerwijs niets anders verwachten dan dat alle problemen vanaf het tijdstip van het aangaan van de koopovereenkomst voor zijn rekening en risico komen. Echter, dit is hier niet doorslaggevend, omdat het motorgebrek hier al bij het aangaan van de koopovereenkomst aan de orde was (zie hiervoor). Ook al ontbreekt elke uitlating/mededeling in de richting van een garantie, de wettelijke eis van conformiteit geldt wel en aan deze eis is volgens de rechtbank niet voldaan (zie hiervoor).
(3) De rechtbank is het niet eens met [gedaagde] , die vermoedt dat [eiser] te lang met een brandend motorstoringslampje is doorgereden. Ook als [gedaagde] gelijk heeft dat [eiser] (tegen [A] heeft gezegd dat hij) enige tijd is doorgereden, is er geen informatie in het dossier waaruit volgt dat [eiser] in redelijkheid moest begrijpen dat hij de auto direct aan de kant moest zetten en niet mocht doorrijden. Dergelijke informatie is wel nodig om het standpunt van [gedaagde] te onderbouwen, omdat een motorstoringslampje in algemene zin ook kan betekenen dat de auto op korte termijn aandacht nodig heeft, maar niet direct aan de kant moet worden gezet.
(4) [gedaagde] meent ook dat [eiser] de auto wilde laten “chiptunen”, maar uit niets blijkt dat in zo’n context werkzaamheden zijn uitgevoerd aan de auto of dat dergelijke werkzaamheden zouden kunnen leiden tot de motorgebreken.
(5) [gedaagde] meent dat [eiser] niet tijdig heeft geklaagd, maar de rechtbank verwerpt dit standpunt omdat niet duidelijk is:
* dat [eiser] bijvoorbeeld wat betreft trilling of geluiden in de motor direct had moeten begrijpen dat er iets aan de hand was waarover hij moest klagen en
* dat [gedaagde] is benadeeld door het ontbreken van een klacht; [gedaagde] heeft niet uitgelegd dat hij ingeval van een klacht zou hebben begrepen wat er aan de hand was en direct actie zou hebben genomen, waardoor de schade zou zijn voorkomen.
(6) Partijen hebben ook nog een discussie over de koopprijs: [eiser] meldt dat hij € 500,00 extra heeft betaald op verzoek van [A] , bovenop de schriftelijk vastgelegde prijs van € 18.450,00. Zo’n regeling is bij consignatie (partijen zijn het eens dat dit aan de orde was) gebruikelijk, in de visie van de rechtbank; een vergoeding voor de inspanningen van [A] ligt in de rede. De rechtbank gaat uit van een totale prijs van € 18.950,00 (inclusief een vergoeding van € 500,00 voor [A] ) en vindt de betwisting door [gedaagde] op dit punt niet voldoende onderbouwd. [gedaagde] schrijft dat hij € 18.450,00 heeft ontvangen, maar hij gaat niet in op het punt dat € 500,00 voor [A] was. Bij consignatie behoort de vergoeding voor [A] tot de koopprijs.
De conclusie op dit onderdeel is dat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst, dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt en dat [eiser] mocht ontbinden. De verklaring voor recht daarover wordt toegewezen en [gedaagde] moet de koopprijs terugbetalen van € 18.950,00. [eiser] zal natuurlijk de auto ook moeten teruggeven.