ECLI:NL:RBOBR:2025:4994

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
C/01/408727 / HA ZA 24-605
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigen bijdragen voor collectief vraagafhankelijk vervoer tussen gemeenten en vervoerder

In deze zaak hebben de gemeenten Laarbeek en Gemert-Bakel een geschil met de vervoerder [gedaagde] over de eigen bijdragen die gebruikers van het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) moeten betalen. De rechtbank heeft op 6 augustus 2025 een tussenvonnis uitgesproken waarin wordt vastgesteld dat de eigen bijdragen aan de gemeenten toekomen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de eigen bijdragen moet innen en afdragen aan de gemeenten, met uitzondering van de bijdragen die door sociale begeleiders worden betaald. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er leemtes in de overeenkomst zijn, met betrekking tot het moment van afdracht van de eigen bijdragen en de verstrekking van ritadministratie. De gemeenten hebben de vordering ingesteld om te bevestigen dat de eigen bijdragen aan hen toekomen en om [gedaagde] te verplichten deze te innen en af te dragen. De rechtbank heeft de vorderingen van de gemeenten grotendeels toegewezen, maar heeft [gedaagde] de mogelijkheid gegeven om aan te tonen welke eigen bijdragen nog niet zijn ontvangen. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/408727 / HA ZA 24-605
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.GEMEENTE LAARBEEK,

te Beek en Donk,
2.
GEMEENTE GEMERT-BAKEL,
te Gemert,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeenten,
en afzonderlijk te noemen: de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel,
advocaat: mrs. A.E. Klomp en R.C.H. Burgers,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. I.V. Hermans.
Samenvatting
De Gemeenten en [gedaagde] hebben een geschil over wie recht heeft op de eigen bijdragen die gebruikers moeten betalen voor gebruik van de voorziening ‘collectief vraagafhankelijk vervoer’. [gedaagde] verzorgt dat vervoer in opdracht van de Gemeenten.
De rechtbank komt in dit tussenvonnis tot de conclusie dat de eigen bijdragen inderdaad aan de Gemeenten toekomen. [gedaagde] zal de per rit verschuldigde eigen bijdragen in rekening moeten brengen en ontvangen eigen bijdragen moeten afdragen aan de Gemeenten.
[gedaagde] mag bij akte toelichten welk bedrag aan eigen bijdragen zij in de periode 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2025 heeft ontvangen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 september 2024 met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie van de Gemeenten
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeenten bieden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) inwoners die daarvoor in aanmerking komen ‘collectief vraagafhankelijk vervoer’ (hierna: het CVV) aan.
2.2.
Het CVV voorziet in vervoer van deur tot deur binnen een vervoersgebied (tot 25 kilometer vanaf het vertrekadres). Ook is vervoer mogelijk naar zogeheten ‘puntbestemmingen’ buiten het vervoersgebied.
2.3.
Gebruikers van de voorziening zijn in beginsel per rit een eigen bijdrage verschuldigd. De Gemeenten stellen de hoogte van de eigen bijdrage vast.
2.4.
In 2022 zijn de Gemeenten samen met hun partner voor inkoop- en contractmanagement Bizob een Europese aanbestedingsprocedure gestart voor het CVV voor de periode vanaf 1 maart 2023.
2.5.
Aan geïnteresseerde vervoerders is het Aanbestedingsdocument “Collectief Vraagafhankelijk Vervoer 2023-e.v.” Gemeenten Gemert-Bakel en Laarbeek (hierna: het aanbestedingsdocument) met bijlagen beschikbaar gesteld. Tot de bijlagen behoren een model inschrijfbiljet en een concept overeenkomst.
2.6.
In een nota van inlichtingen van 6 september 2022 hebben de Gemeenten vragen beantwoord van geïnteresseerde partijen die zich (mogelijk) wilden inschrijven.
2.7.
In het aanbestedingsdocument staat voor zover relevant:

2.1 Algemene omschrijving
In dit hoofdstuk wordt omschreven aan welke eisen het CVV moet voldoen. De aanbestedende dienst stelt in het kader van Wmo 2015 een vervoersmogelijkheid (Collectief Vraagafhankelijk Vervoer of te wel CVV) ter beschikking aan aangemerkte personen, die zelfstandig of met behulp van de chauffeur of begeleider is staat zijn om van een door de opdrachtnemer aangeboden zitplaats of rolstoel plaats gebruik te maken, tegen betaling van een eigen bijdrage.
De doelgroep wordt verder ook wel aangeduid als "klanten”.
2.2
Doelgroep
• De doelgroep van de gemeenten Gemert-Bakel en Laarbeek omvat iedere inwoner die in bezit is van een door de opdrachtnemer afgegeven vervoerspas voor dit vervoer. Alleen WMO-geïndiceerde komen in aanmerking hiervoor.
• De opdrachtgever is gerechtigd een nieuwe doelgroep aan de huidige doelgroep toe te voegen zonder de overeenkomst aan te passen. Indien een uitbreiding zich voordoet zal de opdrachtgever dit tijdig met de opdrachtnemer overleggen en verdere afspraken maken.
• Begeleiders (medisch dan wel sociaal)
• De doelgroep wordt in het vervolg van het aanbestedingsdocument als "klanten" aangeduid.
• Blindengeleidehonden of zogenaamde hulphonden kunnen kosteloos mee.
(…)
2.2.1
Medische begeleiding
Een geïndiceerde pashouder kan een verplichte medische begeleider hebben: een begeleider die op basis van een indicatie van de gemeente met de geïndiceerde pashouder mee moet reizen omdat daartoe een medische en/of verzorgende noodzaak is vastgesteld door de gemeente.
(…)
De medisch begeleider betaalt geen klantbijdrage en zijn rit is niet declarabel.
(…)
2.2.2
Sociale begeleider
Een geïndiceerde pashouder is gerechtigd om één zogenaamde sociale begeleider mee te nemen. Deze sociale begeleider, die samen met een geïndiceerde pashouder reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming en met dezelfde reservering is geboekt, betaalt hetzelfde tarief als de geïndiceerde pashouder.
De klantbijdrage die deze sociale begeleider betaalt (gelijk aan de klantbijdrage van de pashouder), komt de vervoerder en niet de betreffende Opdrachtgever toe. De vervoerder brengt voor het vervoeren van de sociale begeleider geen extra kosten in rekening.
Het meebrengen van een sociale begeleider komt niet vaak voor. Het laatste jaar is dit maximaal 3% van de gebruikers geweest.
2.2.3
Begeleiderskaart
Indien de klant in bezit is van een OV-begeleiderskaart en deze toont aan de chauffeur dan is de klant gerechtigd om één begeleider gratis mee te nemen. De ov-begeleiderskaart is bedoeld voor klanten die niet zonder persoonlijke begeleiding kunnen reizen. Die begeleider betaalt geen klantbijdrage en
zijn rit is niet declarabel, is.
(…)
2.7
Eisen en voorwaarden aan de organisatie
2.7.1
Ritadministratie en managementinformatie
• De opdrachtnemer werkt met een geautomatiseerd registratiesysteem.
• De opdrachtnemer houdt de administratie van het aantal aangevraagde en daadwerkelijk uitgevoerde ritten bij op basis van ritplanning in de centrale en de ritregistratie op de voertuigen.
• De volgende gegevens dient de opdrachtnemer van elke rit te registreren:
- Klantnummer (afhankelijk van de gemeente waar de betrokkene woont);
- Herkomstadres (incl. postcode);
- Bestemmingsadres (incl. postcode);
- Ritlengte (=aantal kilometer, inclusief opstaptarief);
- Tijdstip afgesproken vertrektijd en indien van toepassing de afgesproken aankomsttijd;
- Tijdstip daadwerkelijke vertrek- en aankomsttijd;
- Wel/geen prioriteitsrit.
• De managementrapportage wordt maandelijks door opdrachtnemers aan opdrachtgever aangeleverd en omvat:
- Totaal aantal gereisde kilometers per maand;
- Totaal aantal gereden ritten;
- Aantal gebruikers per maand;
- Per maand het aantal pashouders;
- Per maand het aantal gebruikers met een sociaal of medisch begeleider;
- Aantal ritten puntbestemmingen per maand;
- Percentage ritten op tijd / maand;
- Eigen bijdrage;
- Per maand het percentage ritaanvragen binnen 30 seconden in behandeling genomen, percentage ritaanvragen binnen 60 seconden in behandeling genomen, percentage ritaanvragen met wachtduur langer dan 60 seconden;
(…)
2.9
Financiële vergoeding, facturatie en indexering
2.9.1
Rit tarief
De opdrachtnemer dient bij de ritaanmelding door de klant aan te geven wat de klantbijdrage voor de aangemelde rit gaat bedragen. Indien een kilometerbudget van toepassing is, dient op aanvraag van de klant tevens gemeld te worden wat het nog resterende aantal kilometers is dat een klant mag reizen tegen het gereduceerde tarief.
• De tarieven voor de klanten bestaan uit een vast starttarief plus een tarief per kilometer.
• De opdrachtnemer dient bij de ritreservering door te geven, welke betaalmogelijkheden mogelijk zijn:
- Pashouders kunnen per automatische incasso, contant, met pin en/of contactloos betalen.
- Niet-pashouders betalen contant of met pin/contactloos in het voertuig.
- Ook nieuwe en dan gangbare betalingsmogelijkheden moeten in de toekomst mogelijk zijn.
• De tarieven voor opdrachtnemer bestaan uit:
- een vast opstaptarief van vier kilometers per rit (sluit aan bij OV-systematiek).
- Variabele kilometerprijs
2.9.2
Facturatie
Iedere maand stuurt de opdrachtnemer twee digitale facturen in een Excel format (voor beide gemeenten apart) naar de opdrachtgever. Betaling van een goedgekeurde factuur vindt binnen 30 dagen na ontvangst plaats.
De opdrachtnemer overlegt jaarlijks, vóór 1 april volgend op het jaar waarover verantwoording wordt afgelegd, een accountantsverklaring van een onafhankelijke externe accountant, inhoudende dat de in rekening gebrachte ritten, inhoudelijk en in aantal, in overeenstemming zijn met de werkelijk gereden ritten. De kosten voor deze accountantsverklaring zijn voor rekening van de opdrachtnemer.
De opdrachtgever behoudt zich het recht voor de administratie van de opdrachtnemer te laten controleren door een onafhankelijke registeraccountant, ten einde de juiste nakoming van opdrachtnemers verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst te kunnen waarborgen. Opdrachtnemer zal hieraan zijn volle medewerking dienen te verlenen. Indien de opdrachtgever van voornoemde bevoegdheid gebruik maakt, zijn de kosten van deze controle voor rekening van de opdrachtgever.
2.9.3
Indexering
Opdrachtnemer is gerechtigd de tarieven uit het inschrijfbiljet jaarlijks per 1 januari, voor het eerst met ingang van 1 januari 2024, aan te passen met maximaal de NEA indexering voor het betreffende kalenderjaar.
De prijsaanpassingen kunnen alleen plaats vinden per 1 januari en dienen uiterlijk op 1 december daaraan voorafgaand aan de opdrachtgevers aangetekend kenbaar gemaakt te worden. Inhaalslagen voor niet toegepaste prijsaanpassingen zijn niet mogelijk.
Bij indexering van de tarieven kan ook de Eigen Bijdrage door opdrachtgever van het kilometertarief van de Wmo-geïndiceerde aangepast worden.
(…)
3.4
Gunningscriteria
(…)
3.4.1
Prijs
U geeft door middel van het invullen en ondertekenen van het inschrijfbiljet uw prijs tarief per beladen kilometer op voor de in dit aanbestedingsdocument bedoelde werkzaamheden.
De vergoeding aan de opdrachtnemer bestaat uit twee onderdelen, te weten:
- Starttarief per rit (vast tarief van vier kilometers, zie paragraaf 2.9.1.);
- Tarief per beladen kilometer (variabel tarief).
Het tarief per beladen kilometer (variabel tarief) dient de inschrijver te offreren.
Tarief per beladen kilometer
- U geeft een tarief per beladen kilometer op, afgerond op twee decimalen achter de komma. Dit tarief wordt voor zowel voor het vervoer per taxi, taxibus als rolstoelbus gehanteerd.
- De prijs (tarief per beladen kilometer) bevat alle kosten die nodig zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden, inclusief overhead, uitvoeringskosten, reiskosten, algemene kosten, winst en risico, afschrijvingskosten en dergelijke.
- Bij inschrijving dient u een open kostprijscalculatie bij te voegen. Uit de kostprijscalculatie moet blijken hoe uw beladen kilometertarief is opgebouwd.
2.8.
In het inschrijfbiljet staat onder meer:

Ondergetekende verklaart zich door ondertekening van dit biljet bereid tot het leveren van de gevraagde producten en diensten ten behoeve van bovengenoemd project, rekening houdend met de in het aanbestedingsdocument benoemde starttarief, voor onderstaand beladen kilometertarief:
[tarief per beladen kilometer exclusief btw, rechtbank]
Het bedrag is exclusief btw en bevat alle kosten die nodig zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden, inclusief overhead, uitvoeringskosten, reiskosten, algemene kosten, winst en risico, afschrijvingskosten en dergelijke.
2.9.
[gedaagde] heeft zich ingeschreven voor een beladen kilometertarief van € 1,39 exclusief btw. Naast [gedaagde] heeft zich uiteindelijk een andere geïnteresseerde vervoerder ingeschreven.
2.10.
De Gemeenten hebben na het doorlopen van de aanbestedingsprocedure de opdracht op 4 november 2022 aan [gedaagde] gegund. Op 22 november 2022 hebben zij ieder met [gedaagde] een (identieke) overeenkomst “Collectief Vraagafhankelijk Vervoer 2023-e.v.” (hierna: de overeenkomst) gesloten.
2.11.
In de overeenkomst staat onder meer het volgende:

Artikel 1 Opdracht Collectief Vraagafhankelijk Vervoer
1. De Opdrachtgever geeft opdracht aan de Contractant, hetgeen door de Contractant wordt aanvaard, tot het vervoeren van WMO-cliënten woonachtig binnen de gemeentegrens van[gemeente].
2. Uitvoering van de Overeenkomst door de Contractant als bedoeld in lid 1 van dit artikel geschiedt onder de voorwaarden en bedingen van deze Overeenkomst en haar bijlagen.
(…)
Artikel 4 Prijzen
1. De door de gemeente aan de contractant verschuldigde vergoeding bedraagt:
[Beladen kilometerprijs exclusief btw € 1,39]
Een en ander zoals volgt uit de inschrijving die als bijlage aan deze overeenkomst is gehecht.
2. De in lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding is vast tot en met 31 december 2022. Na deze datum heeft de contractant het recht de tarieven jaarlijks per 1 januari en voor het eerst met ingang van 1 januari 2023 aan te passen met de jaarindexering zoals die door het landelijk erkend orgaan NEA voor het betreffende jaar is vastgesteld. Contractant verplicht zich uiterlijk 1 december voorafgaande de gemeente hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.
(…)
Artikel 5 Facturatie en betaling
1. Facturatie van de uitgevoerde diensten vindt achteraf per maand plaats. Facturatie voldoet aan het gestelde in de aanbestedingsdocumenten. Als referentie wordt een door de gemeente op te geven grootboeknummer en extensie gebruikt.
2. De hoogte van de factuur wordt gebaseerd op de beladen kilometers die volgen uit de gereden ritten.
3. De facturen dienen digitaal in een Excel format te worden ingediend.
4. De gemeente controleert en accordeert de in dit artikel bedoelde facturen. De gemeente betaalt geaccordeerde facturen binnen dertig (30) dagen nadat zij de facturen heeft ontvangen.
5. De digitale factuur kan, conform artikel 18 van de inkoopvoorwaarden, worden gestuurd naar de gemeente.
(…)
Artikel 12 Bijlagen en rangorde
1. De onderstaande documenten maken integraal onderdeel uit van deze Overeenkomst. In geval van tegenstrijdigheden tussen de Overeenkomst en deze documenten, gaat de Overeenkomst voor. Daarna geldt de volgende rangorde:
- nota van inlichtingen d.d. 6 september 2022
- aanbestedingsdocument “Collectief Vraagafhankelijk Vervoer" kenmerk BIZOB-2021-GEZ-CVR-00412, versie 1.0, d.d. 19 juli 2022
- inkoopvoorwaarden
- inschrijving [gedaagde] d.d. 29 augustus 2022.
2.12.
Na het sluiten van de overeenkomst is in december 2022 de eigen bijdrage herberekend omdat nog geen rekening was gehouden met het gaan toepassen van een berekening op basis van kilometers in plaats van zones. De eigen bijdrage is door de Gemeenten vastgesteld op een instaptarief van € 1,08 en daarnaast € 0,188 per kilometer.
2.13.
Verder hebben partijen afgesproken dat na toepassing van de NEA-indexering per 1 januari 2023 de door de Gemeenten te betalen vergoeding per kilometer uit zou komen op € 1,72 per kilometer inclusief btw. Ook heeft [gedaagde] in januari 2023 met de gemeente Laarbeek afspraken gemaakt over het bedienen van de CVV 70+ doelgroep, inwoners van 70+ zonder Wmo-indicatie.
2.14.
Na 1 maart 2023 is tussen partijen discussie ontstaan over de eigen bijdrage waarbij de Gemeenten zich op het standpunt hebben gesteld dat [gedaagde] de door de gebruikers te betalen eigen bijdragen voor de Gemeenten moest innen en afdragen. Volgens van [gedaagde] mocht zij die eigen bijdragen zelf behouden.
2.15.
In oktober 2023 hebben partijen overleg gevoerd over hun geschil. Zij hebben toen afgesproken dat [gedaagde] managementrapporten zou verstrekken waaruit de eigen bijdragen volgen die gebruikers vanaf 1 maart 2023 tot en met 30 september 2023 aan [gedaagde] hebben betaald. Ook is afgesproken dat [gedaagde] ter zekerheid een bedrag van € 50.000,- zou overmaken en dat de gemeente Gemert-Bakel dat bedrag zou oormerken.
2.16.
[gedaagde] heeft op 5 oktober 2023 een bedrag van € 50.000,- aan de gemeente Gemert-Bakel overgemaakt. Ook heeft zij de managementrapportages verstrekt.
2.17. (
Gemachtigden van) partijen hebben hierna, zonder succes, gesproken en gecorrespondeerd over de oplossing van hun geschil. [gedaagde] heeft bij brief van 22 januari 2024 de betaalde € 50.000,- teruggeëist.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De Gemeenten vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Primair en subsidiair
I. voor recht verklaart dat de eigen bijdragen die [gedaagde] int van personen die gebruik maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer en die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel, aan de Gemeenten toekomen;
II. [gedaagde] veroordeelt om de eigen bijdragen die personen die gebruik maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer en die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel aan de Gemeenten zijn verschuldigd voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer te innen en te blijven innen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,- per gemeente per dag of dagdeel dat [gedaagde] na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 200.000,- per gemeente;
III. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan de Gemeenten een ritadministratie te verstrekken waaruit de hoogte van de eigen bijdragen blijkt die [gedaagde] vanaf 1 augustus 2024 tot aan de datum van het vonnis heeft geïnd bij de personen die gebruik hebben gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer en die woonachting zijn in de Gemeenten, en
[gedaagde] veroordeelt om vanaf de datum van het te wijzen vonnis tot aan het einde van de looptijd van de overeenkomst maandelijks en uiterlijk binnen vier weken na afloop van iedere maand een ritadministratie aan de Gemeenten te verstrekken waaruit de hoogte van deze eigen bijdragen blijkt, een en ander op straffe van een dwangsom ad € 1.000,- per gemeente per dag of dagdeel dat [gedaagde] na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 200.000,- per gemeente;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de nakosten;
Primair
V. [gedaagde] op grond van nakoming ex artikel 3:296 BW veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Laarbeek te betalen een bedrag ad € 64.502,57 (€ 89.502,57 - € 25.000,-, zijnde de helft van het bedrag ad € 50.000,- dat [gedaagde] in het kader van een tijdelijke minnelijke regeling aan de Gemeenten heeft voldaan), bestaande uit eigen bijdragen die [gedaagde] vanaf 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2024 heeft geïnd van personen die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en die gebruik hebben gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. [gedaagde] op grond van nakoming ex artikel 3:296 BW veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Gemert-Bakel te betalen een bedrag ad € 120.951,10 (€ 145.951,10 - € 25.000,-, zijnde de helft van het bedrag ad € 50.000,- dat [gedaagde] in het kader van een tijdelijke minnelijke regeling aan de Gemeenten heeft voldaan), bestaande uit eigen bijdragen die [gedaagde] vanaf 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2024 heeft geïnd van personen die woonachtig zijn in de gemeente Gemert-Bakel en die gebruik hebben gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag;
VII. [gedaagde] op grond van nakoming ex artikel 3:296 BW veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel te betalen de eigen bijdragen die [gedaagde] vanaf 1 augustus 2024 tot en met het einde van de looptijd van de Overeenkomst int van personen die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel en die gebruik maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer en die blijken uit de ritadministratie die [gedaagde] op grond van de vordering onder III. maandelijks aan de Gemeenten verstrekt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf dertig dagen na het einde van iedere kalendermaand waarop de eigen bijdragen betrekking hebben tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Subsidiair
VIII. [gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Laarbeek te betalen een bedrag ad € 64.502,57 (lees: € 89.502,57 - € 25.000,-, zijnde de helft van het bedrag ad € 50.000,- dat [gedaagde] in het kader van een tijdelijke minnelijke regeling aan de Gemeenten heeft voldaan), bestaande uit eigen bijdragen die [gedaagde] vanaf 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2024 heeft geïnd van personen die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en die gebruik hebben gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
IX. [gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel te betalen de eigen bijdragen die [gedaagde] vanaf 1 augustus 2024 tot en met het einde van de looptijd van de overeenkomst int van personen die woonachtig zijn in de gemeente Laarbeek en de gemeente Gemert-Bakel en die gebruik maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer en die blijken uit de ritadministratie die [gedaagde] op grond van de vordering onder III. maandelijks aan de Gemeenten verstrekt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf dertig dagen na het einde van iedere kalendermaand waarop de eigen bijdragen betrekking hebben tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Gemeenten, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Gemeenten, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Gemeenten in de kosten van deze procedure inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijk rente in het geval de Gemeenten deze kosten niet binnen twee weken na datum vonnis aan [gedaagde] zijn voldaan. Voor zover de rechtbank onverhoopt één of meer vorderingen van de Gemeenten al dan niet gedeeltelijk toewijst verzoekt [gedaagde] het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en eventueel toe te wijzen dwangsommen te matigen tot in goede justitie te bepalen geldbedragen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de gemeente Gemert-Bakel veroordeelt om binnen twee weken, dan wel een in goede justitie te betalen termijn, na het te wijzen vonnis € 50.000,- te betalen aan [gedaagde] vermeerderd met de wettelijke rente van 5 oktober 2023, althans 15 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente Gemert-Bakel in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten, binnen veertien dagen na het wijzen van vonnis te voldoen;
Subsidiair
2. de gemeente Laarbeek veroordeelt om binnen twee weken, dan wel een in goede justitie te bepalen termijn, na het te wijzen vonnis € 50.000,-, te verminderen met het bedrag tot betaling waarvan de gemeente Gemert-Bakel in reconventie is veroordeeld, te betalen aan [gedaagde] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023, althans 15 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente Laarbeek in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten, binnen veertien dagen van het wijze van vonnis te voldoen.
3.5.
De Gemeenten voeren verweer. De Gemeenten concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure inclusie nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover [gedaagde] deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis aan de Gemeenten heeft voldaan.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Vordering I: het recht op de eigen bijdrage
4.1.
De Gemeenten stellen dat op grond van de overeenkomst [gedaagde] de bij het gebruik van het CVV te betalen eigen bijdrage moet innen en aan de Gemeenten moet afdragen. [gedaagde] betwist dat zij op grond van de overeenkomst daartoe is gehouden. De rechtbank is het met de Gemeenten eens dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat [gedaagde] de eigen bijdragen voor de Gemeenten moet innen en afdragen. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.2.
Bij de door hen bepleite uitleg van de overeenkomst gaan zowel de Gemeenten als [gedaagde] uit van de zogeheten ‘cao-norm’. Daar sluit de rechtbank zich bij aan omdat de overeenkomst tot stand is gekomen na een wettelijk voorgeschreven aanbestedingsprocedure waaraan buiten [gedaagde] ook andere geïnteresseerde aanbieders hebben of hadden kunnen deelnemen.
4.3.
De cao-norm houdt in dat aan (een bepaling van) een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. [1]
4.4.
Dit betekent dat het door de Gemeenten overgelegde vertrouwelijke stuk van Bizob “Inkoopstrategie Collectief Vraagafhankelijk Vervoer voor de gemeente Gemert-Bakel en de gemeente Laarbeek” bij de uitleg van de overeenkomst buiten beschouwing blijft. Hieruit blijkt weliswaar de bedoeling van de Gemeenten tot afdracht van de eigen bijdrage, maar dit stuk is in het kader van de aanbestedingsprocedure niet aan [gedaagde] en andere (potentieel) geïnteresseerden in de aanbesteding ter beschikking gesteld. Het kan daarom niet bij de beoordeling worden betrokken. Tegelijkertijd kan de rechtbank geen acht slaan op de wijze waarop bij de vorige aanbesteding met de eigen bijdrage is omgegaan en op grond waarvan [gedaagde] het CCV vanaf 1 april 2017 heeft verzorgd. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat zij onder die overeenkomst de eigen bijdrage wél mocht behouden. (Potentiële) opdrachtnemers aan de aanbesteding van het CVV in 2022 hoefden of konden dat (mogelijk) niet (te) weten.
4.5.
Nergens in de overeenkomst en de ter beschikking gestelde stukken die daarvan deel uitmaken (o.a. het aanbestedingsdocument en het inschrijfbiljet) staat met veel zoveel woorden dat de eigen bijdrage (uiteindelijk) aan de Gemeenten dan wel [gedaagde] toekomt. Slechts in een situatie is daarover iets expliciet bepaald. Dat is in het geval van het meereizen van een sociaal begeleider. In het aanbestedingsdocument is onder 2.2.2 bepaald dat de door de sociaal begeleider te betalen eigen bijdrage niet de opdrachtgever, maar de vervoerder toekomt en dat de vervoerder het vervoer van die begeleider niet bij de Gemeenten kan declareren. Dit levert een aanwijzing op dat in de overige gevallen waarin een eigen bijdrage is verschuldigd, die bijdrage wél aan de Gemeenten toekomt.
4.6.
Als het zo zou zijn dat, zoals [gedaagde] bepleit, de eigen bijdrage altijd aan de opdrachtnemer toekomt dan valt niet goed in te zien waarom dat in het geval van de sociaal begeleider nog eens expliciet is bepaald.
4.7.
Verder is het volgende relevant. De Gemeenten verstrekken de CVV-voorziening aan hun inwoners die daar op grond van de Wmo voor in aanmerking komen. Zij hebben de uitvoering daarvan openbaar aanbesteed. Die uitvoering ziet op het door de opdrachtnemer verzorgen van het CVV-vervoer tegen een overeen te komen tarief. Uit de overeenkomst en daaraan ten grondslag liggende stukken volgt dat partijen in november 2022 een tarief van € 1,39 per beladen kilometer per klant zijn overeengekomen. Dit tarief moet blijkens het aanbestedingsdocument en het (model) inschrijfbiljet alle kosten bevatten. Dat [gedaagde] daarenboven nog aanspraak zou kunnen maken op de eigen bijdrage kan daaruit niet worden afgeleid. Dat valt gelet op het feit dat het tarief alle kosten van de werkzaamheden moet dekken ook niet in te zien.
4.8.
Voorts betrekt de rechtbank het volgende bij haar oordeel. De Gemeenten zijn gerechtigd in het kader van het CVV te bepalen dat de gebruikers ervan daarvoor een eigen bijdrage zijn verschuldigd. De bevoegdheid daartoe vloeit voort uit de Wmo. Ook in het kader van het toekennen van andere voorzieningen kunnen gemeenten bepalen dat de gebruiker een eigen bijdrage is verschuldigd. Die bijdragen worden door het CAK geïnd voor de gemeenten. De eigen bijdrage voor het CVV kan onder het zogeheten (vaste) abonnementstarief vallen dat het CAK int, maar ook daarvan worden uitgezonderd om rechtstreeks in rekening te worden gebracht. Uitgangspunt is dus dat in geval er sprake is van op grond van de Wmo verschuldigde eigen bijdragen, die links- of rechtsom aan de desbetreffende gemeente ten goede komen.
Daarom moet op grond van wat hiervoor is overwogen de eigen bijdrage worden geacht aan de Gemeenten toe te komen, behoudens andersluidende afspraken. Die andersluidende afspraken zijn er alleen voor de sociale begeleider Dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst die bijdragen (op verschillende wijzen) int brengt nog niet mee dat zij ook tot die bijdrage – anders dan betaald door sociale begeleiders - gerechtigd is.
4.9.
Conclusie is dat de door de Gemeente gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, met dien verstande dat [gedaagde] de door de sociaal begeleiders te betalen eigen bijdrage mag behouden en niet hoeft af te dragen.
Vordering II: het innen en blijven innen van de eigen bijdragen/debiteurenrisico
4.10.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagde] gehouden is de eigen bijdragen te innen en te blijven innen. Dat partijen zoals door [gedaagde] onbetwist is aangevoerd niet hebben voorzien dat sprake is van een belastingplichtige dienst doet aan die gehoudenheid niet af. Het is aan partijen om de doorbetaling van de door [gedaagde] ontvangen eigen bijdragen met inachtneming van de toepasselijke fiscale bepalingen te doen plaatsvinden.
4.11.
Verder overweegt de rechtbank nog het volgende. De Gemeenten vorderen (zie ook 4.18 e.v./ de vorderingen IV tot en met VII) afdracht van
geïndeeigen bijdragen. Zij vorderen dus geen afdracht van wel verschuldigde, maar nog niet door [gedaagde] ontvangen eigen bijdragen.
4.12.
[gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat in een aantal gevallen de inning van die eigen bijdragen problematisch verloopt omdat sommige gebruikers van het CVV met betaling in gebreke blijven. Zij ontvangt de verschuldigde eigen bijdragen dus niet altijd zonder meer. De overeenkomst voorziet er niet in of, en zo ja, hoe [gedaagde] in deze gevallen moet optreden. Uit het aanbestedingsdocument volgt enkel welke betalingsmogelijkheden [gedaagde] de gebruikers van het CVV moet aanbieden. Eigen bijdragen die aan [gedaagde] zijn voldaan, zal [gedaagde] aan de Gemeenten moeten afdragen, maar anders dan de Gemeenten veronderstellen volgt uit de overeenkomst niet zonder meer dat het risico van wanbetaling bij [gedaagde] ligt. Daarover is niets bepaald en de rechtbank ziet geen aanleiding de overeenkomst zo uit te leggen of op grond van artikel 6:248 lid 1 BW aan te vullen dat het debiteurenrisico bij [gedaagde] ligt en zij niet ontvangen, maar wel door gebruikers verschuldigde eigen bijdragen aan de Gemeenten moet betalen.
4.13.
Het ligt voor de hand dat de Gemeenten en [gedaagde] nadere afspraken maken hoe om te gaan met situaties waarin gebruikers van het CVV in gebreke blijven met het (tijdig) betalen van verschuldigde eigen bijdragen en over hoe en op welke wijze [gedaagde] de Gemeente over wanbetaling op de hoogte stelt.
4.14.
[gedaagde] zal dus ontvangen betalingen van verschuldigde eigen bijdragen – die zij via de in het aanbestedingsdocument genoemde wijzen in rekening moet brengen – aan de Gemeenten moeten afdragen.
4.15.
De overeenkomst bepaalt niet wanneer [gedaagde] de ontvangen eigen bijdragen moet afdragen en bevat in zoverre een leemte. De rechtbank zal in die leemte op grond van artikel 6:248 lid 1 BW voorzien en bepalen dat [gedaagde] in enige kalendermaand ontvangen eigen bijdragen uiterlijk aan het einde van de daaropvolgende kalendermaand aan de Gemeenten moet afdragen. De rechtbank sluit in dit verband aan bij de bepaling in het aanbestedingsdocument en de overeenkomst over het factureren door [gedaagde] aan de Gemeenten van de uitgevoerde ritten.
4.16.
De vordering tot het innen en blijven innen van de eigen bijdragen is toewijsbaar, met inachtneming van wat daarover hiervoor is overwogen. De door de Gemeenten gevorderde dwangsom zal worden afgewezen omdat zij de noodzaak daartoe onvoldoende heeft onderbouwd. Partijen zijn het erover eens dat los van hun geschil [gedaagde] naar behoren uitvoering geeft aan de overeenkomst. Dat is een belangrijke aanwijzing dat [gedaagde] eigen bijdragen in rekening zal (blijven) brengen en ontvangen eigen bijdragen zal (blijven) afdragen.
Vordering III: het verstrekken van de ritadministratie
4.17.
[gedaagde] is op grond van de overeenkomst gehouden om de Gemeenten maandelijks een managementrapportage te verstrekken. Daartoe behoort niet het verstrekken van een ritadministratie zoals door de Gemeenten gevorderd. De overeenkomst voorziet niet in het afleggen van verantwoording over de af te dragen eigen bijdragen. In zoverre is sprake van een leemte. De rechtbank ziet geen aanleiding in die leemte te voorzien door op grond van artikel 6:248 lid 1 BW te oordelen dat [gedaagde] maandelijks ritadministraties moet verstrekken zoals door de Gemeenten gevorderd. [gedaagde] moet op grond van de overeenkomst over de juistheid van de ritadministratie en bij de Gemeenten gedeclareerde ritten jaarlijks verantwoording afleggen door het verstrekken van een accountantsverklaring. [gedaagde] kan op dezelfde wijze jaarlijks verantwoording afleggen over de juistheid van de af te dragen eigen bijdragen als voor de facturen voor gedeclareerde ritten. Bovendien hebben de gemeenten zich het recht voorbehouden de administratie van [gedaagde] te laten controleren door een onafhankelijke registeraccountant, ten einde de juiste nakoming door [gedaagde] van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst te kunnen waarborgen. [gedaagde] is ook gehouden hieraan haar volle medewerking te verlenen. De vordering van de Gemeenten is dus niet toewijsbaar.
Vordering IV tot en met VII: de afdracht van de eigen bijdragen
4.18.
De Gemeenten vorderen onder meer afdracht van tot en met 31 juli 2024 ontvangen (“geïnde”) eigen bijdragen onder aftrek van € 50.000,- (€ 25.000,- per gemeente). [gedaagde] betwist niet de hoogte van het totaal aan eigen bijdragen die gebruikers van het CCV van 1 maart 2023 tot en met 31 juli 2024 moesten betalen, maar wel dat zij dit volledige bedrag ook heeft ontvangen.
4.19.
[gedaagde] is, zoals hiervoor is overwogen, niet gehouden verschuldigde, maar niet ontvangen eigen bijdragen af te dragen. De rechtbank zal [gedaagde] daarom in de gelegenheid stellen om bij akte en onderbouwd met stukken aan te geven van welke gebruikers zij nog geen volledige betaling van de eigen bijdrage heeft ontvangen (en dus niet hoeft af te dragen). [gedaagde] dient daarbij per gebruiker aan te geven om welke rit(ten) in deze periode het gaat. Verder zal de rechtbank gelet op de vordering VII [gedaagde] in de gelegenheid stellen om in die akte hetzelfde te doen voor het over de periode 1 augustus 2024 tot en met 31 juli 2025 af te dragen bedrag aan eigen bijdragen. In dit verband dient [gedaagde] ook de maandelijkse managementrapportages over die periode in het geding te brengen.
4.20.
De Gemeenten zullen hierna op deze akte mogen reageren.
4.21.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
in reconventie
4.22.
De rechtbank zal iedere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
3 september 2025voor het nemen van een akte door [gedaagde] als bedoeld in 4.19,
5.2.
bepaalt dat de Gemeenten hierna een antwoordakte mogen nemen,
in reconventie
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Voetnoten

1.HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687, r.o. 3.4.