ECLI:NL:RBOBR:2025:5001

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
411077 / KG ZA 24-663
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming van relatiebedingen tussen een detacheringsbedrijf en voormalige werknemers

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] B.V. en Tech Seals c.s. [eiser] B.V. vorderde nakoming van relatiebedingen die waren opgenomen in managementovereenkomsten met voormalige werknemers, die nu werkzaam zijn voor Tech Seals. De procedure begon met een dagvaarding op 23 januari 2025, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en een mondelinge behandeling op 11 februari 2025. De zaak draait om de vraag of de voormalige werknemers, die nu voor Tech Seals werken, zich aan de contractuele verplichtingen hebben gehouden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn dat Tech Seals c.s. in strijd hebben gehandeld met de relatiebedingen. De vorderingen van [eiser] om Tech Seals c.s. te verbieden medewerkers van [eiser] te benaderen en diensten te verlenen aan relaties van [eiser] werden toegewezen, met een dwangsom voor elke overtreding. De rechtbank wees ook de vorderingen tot betaling van voorschotten op verbeurde boetes af, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/411077 / KG ZA 24-663
Vonnis in kort geding van 17 juni 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R.P. Gasseling,
tegen

1.TECH SEALS B.V.,

te Eindhoven ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5],
te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde 6] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Tech Seals c.s.,
advocaat: mr. D.D. Dielissen-Breukers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 januari 2025 met 15 producties
- het bericht van mr. Gasseling van 4 februari 2025 met aanvullende productie 16
- het bericht van mr. Gasseling van 5 februari 2025 met aanvullende producties 17 tot en met 28
- het bericht van mr. Dielissen-Beukers van 7 februari 2025 met producties 1 tot en met 18
- het bericht van mr. Gasseling van 10 februari 2025 met aanvullende productie 29
- de mondelinge behandeling van 11 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Tech Seals c.s.
- de aanhouding van het kort geding voor de duur van 3 maanden ten behoeve van mediation
- het bericht van mr. Gasseling van 19 maart 2025 dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en dat de mediation is geëindigd
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 3 juni 2025
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Tech Seals c.s.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft een onderneming die zich richt op de werving, selectie en detachering
van hoogopgeleid personeel op het gebied van informatietechnologie. Bestuurder (via zijn vennootschap [bedrijfsnaam A] B.V.) is de heer [A] (hierna: [A] ). Enig aandeelhouder van [eiser] , is [B] B.V. (hierna: [B] ). [A] is (indirect) meerderheidsaandeelhouder van [B] .
2.2.
Klanten van [eiser] zijn onder meer Bol.com en Rabobank. Bij [eiser] zijn ongeveer 80 mensen werkzaam.
2.3.
[A] laat zijn key-werknemers in [eiser] participeren via certificaten die door [B] zijn/worden uitgegeven.
2.4.
[gedaagde 5] (hierna: [gedaagde 5] ) en [gedaagde 4] (hierna: [gedaagde 4] ), waren via hun vennootschappen [gedaagde 3] B.V.(hierna: [gedaagde 3] ) en [gedaagde 2] B.V. (hierna: [gedaagde 2] ) sinds respectievelijk 1 mei 2021 en 1 december 2022 op basis van een managementovereenkomst voor [eiser] werkzaam.
2.5.
De met [gedaagde 3] en [gedaagde 2] gesloten managementovereenkomsten zijn
gelijkluidend. In artikel 8 van die overeenkomsten zijn onder meer een concurrentie-, relatie- en ronselbeding opgenomen, waarvan de inhoud luidt als volgt:
Artikel 8, Nevenwerkzaamheden, non-concurrentie, relaties en personeel
De manager verbindt zich jegens de vennootschap om zich gedurende de duur van deze overeenkomst te onthouden van(rechts-)handelingen die een tegenstrijdig belang met de vennootschap (kunnen) opleveren, daaronder in e/k geval begrepen de handelingen zoals omschreven in lid 2 van dit artikel.
De manager verbindt zich jegens de vennootschap niet zelf, middellijk of onmiddellijk, zonder voorafgaande toestemming van de vennootschap:
a. gedurende twee jaar na de beëindiging van deze overeenkomst in Nederland, in welke hoedanigheid dan ook, direct of indirect, zich in te laten met of betrokken te zijn bij, of enige persoon te benaderen
met het oog op betrokkenheid bij, zakelijke activiteiten die betrekking hebben op de ontwikkeling of de productie van of de handel in producten, of op de verlening van diensten, die op de datum van beëindiging van deze overeenkomst door de vennootschap worden ontwikkeld, geproduceerd, verhandeld of verleend of die daarmee zouden kunnen concurreren;
b. in afwijking van voornoemd lid 2, a, zal bij een beëindiging van deze overeenkomt binnen zes maanden na ingangsdatum van de overeenkomst, de in lid 2, a genoemde termijn slechts zes maanden
beslaan. Indien de overeenkomst wordt beëindigd binnen zes tot twaalf maanden na ingangsdatum, dan zal de, in lid 2, a genoemde termijn worden beperkt tot een jaar.
c. een werknemer, distributeur of agent van de vennootschap over te halen of trachten over te halen om zijn of haar relatie met de vennootschap te beëindigen of dit anderszins te bewerkstelligen, of zo
een persoon in dienst te nemen of daarmee een contractuele relatie aan te gaan binnen twee jaar na de effectieve beëindiging van zijn of haar arbeidsverhouding of relatie met de vennootschap of iets te doen waardoor de relatie tussen een werknemer, distributeur of agent en de vennootschap nadelig beïnvloed zou kunnen worden;
d. gedurende twee jaren na de beëindiging van deze overeenkomst een klant, leverancier of andere persoon die een zakelijke relatie onderhoudt met de vennootschap over te halen of trachten over te halen zijn of haar relatie met de vennootschap te beëindigen of dit anderszins te bewerkstellingen, of iets te doen waardoor die relatie nadelig beïnvloed zou kunnen worden, dan wel een concurrent van de vennootschap bij te staan, bij te doen staan of te trachten bij te staan bij de onder (a) genoemde activiteiten.
3.
De manager zal de verboden als omschreven in de leden 1 en 2 ook opleggen aan een ieder die zij voor het verrichten van de werkzaamheden inschakelt.
4.
Onverminderd het voorafgaande onthouden de manager en de door haar ingeschakelde personen zich ervan bewust iets te doen waardoor de bedrijfsvoering van de vennootschap nadelig beïnvloed zou kunnen worden.
5.
Bij schending van het hiervoor bepaalde verbeurt de manager een direct opeisbare boete aan de vennootschap van € 1.000.000,-- per overtreding, zonder dat de vennootschap enig verlies of schade behoeft te bewijzen en onverminderd het recht van de vennootschap daarnaast schadevergoeding te claimen als daartoe gronden zijn. Het recht op het opeisen van de boete vervalt een jaar na de dag waarop de overtreding aan de vennootschap kenbaar is geworden, of redelijker wijs kenbaar had kunnen zijn, zonder dat in dit tijdvak maatregelen tot invordering van de boete zijn genomen.”
2.6.
Eind 2022 zijn aan (onder meer) [gedaagde 3] en [gedaagde 2] certificaten van
aandelen in [B] uitgegeven. Deze uitgifte van certificaten was mede ingegeven door een voornemen van de groot aandeelhouder om op termijn een verkoop van [eiser] te realiseren en het key-personeel daarvan te laten profiteren. In verband met de aandelen uitgifte is door de betrokken partijen (waaronder [gedaagde 3] en [gedaagde 2] ) op 21 december 2022 een aandeelhouders-/certificaathoudersovereenkomst [B] (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) ondertekend.
2.7.
In artikel 6 van deze overeenkomst zijn postcontractuele bedingen opgenomen die gelijk zijn aan de postcontractuele bedingen in de met hen gesloten managementovereenkomsten. In artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst is een boetebepaling opgenomen die strookt met de in de managementovereenkomsten opgenomen boetebepaling (boete van € 1.000.000,00 per overtreding).
2.8.
De managementovereenkomsten tussen [eiser] en [gedaagde 2] en
[gedaagde 3] zijn op respectievelijk 31 augustus 2023 en 30 september 2023 beëindigd.
2.9.
In het kader van de ontvlechting zijn met [gedaagde 3] , haar directeur [gedaagde 5] ,
[gedaagde 2] en haar directeur [gedaagde 4] afspraken gemaakt over de in de managementovereenkomsten opgenomen postcontractuele bedingen. Die afspraken zijn
neergelegd in mailcorrespondentie tussen [A] , [gedaagde 5] en [gedaagde 4] .
2.10.
De afspraken met [gedaagde 4] zijn tussen 21 en 23 juni 2023 gemaakt (mailcorrespondentie 21/23 juni 2023; prod. 4 bij dagvaarding) en komen er op neer dat de in de managementovereenkomst verwoorde tijdsduur van 2 jaar van het non-concurrentiebeding teruggebracht wordt tot 1 jaar en ingaat op de dag dat [gedaagde 4] van zijn werkzaamheden is vrijgesteld (17 juli 2023).
2.11.
De afspraken met [gedaagde 5] zijn neergelegd in de mailcorrespondentie van [gedaagde 5]
en [A] van 26 mei, 20, 28 en 29 juni en 4 en 6 juli 2023 (prod. 5 bij dagvaarding) en zijn
gelijkluidend aan de met [gedaagde 4] gemaakte afspraken. De tijdsduur van het in de
managementovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding is teruggebracht is tot 1
jaar en gold derhalve tot 1 oktober 2024. De duur van het relatiebeding blijft onverkort 2 jaren en geldt derhalve tot 1 oktober 2025.
2.12.
[gedaagde 4] is in het najaar van 2023 in dienst getreden van de vennootschap iSprout B.V. (hierna: iSprout). iSprout is een detacheerder van hoogopgeleid technisch personeel en maakt deel uit van een groep van vennootschappen die (middellijk) eigendom zijn van de heer [C] (hierna: [C] ).
2.13.
Bij brief van 27 oktober 2023 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde 4] erop gewezen dat zijn betrokkenheid bij iSprout strijdig is met artikel 8 van zijn managementovereenkomst met [eiser] . [gedaagde 4] is vervolgens gesommeerd (onder meer) te bevestigen dat hij zijn werkzaamheden ten behoeve van iSprout staakt en gestaakt zal houden.
2.14.
Naar aanleiding van deze sommatiebrief heeft er overleg plaatsgevonden tussen [A] en [C] . Op 21 december 2023 hebben zij beiden een brief ondertekend waarbij iSprout zich onder meer verbonden heeft om binnen een jaar na ondertekening van de brief geen met [eiser] concurrerende activiteiten (werven/selecteren en detacheren van software engineers, dataengineers en data scientists) te ontplooien, op straffe van verbeurte van een boete van € 50.000,00 per persoon/plaatsing.
2.15.
[A] heeft vervolgens ingestemd met de overstap van [gedaagde 4] en (eventueel) [gedaagde 5] naar iSprout.
2.16.
Op 22 december 2023 heeft [C] de vennootschap Tech Seals opgericht. Blijkens de omschrijving in het handelsregister richt Tech Seals zich op het detacheren van niet-ingezetenen binnen Nederland in de sector IT. Tech Seals maakt deel uit van de groep van vennootschappen van [C] .
2.17.
Begin 2024 toonde [gedaagde 6] B.V. (hierna: [gedaagde 6] ) interesse in een acquisitie van [eiser] . [gedaagde 6] maakt onderdeel uit van het concern van [C] . Op 7 maart 2024 heeft [gedaagde 6] een geheimhoudingverklaring ondertekend, waarin [C] zich namens [gedaagde 6] en mede namens aan [gedaagde 6] (in)direct gelieerde vennootschappen onder meer heeft verbonden om gedurende een periode van 2 jaar na ondertekening van de verklaring zich te zullen onthouden van het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan relaties van de aanbieder en/of de Onderneming voor zover deze nog geen relatie van Ontvanger was op het moment van ondertekening.
2.18.
De geheimhoudingsverklaring kent de volgende - voor zover hier van belang zijnde - bepalingen:
"(…)
Ontvanger verklaart tevens, mede namens aan Ontvanger (in)direct gelieerde vennootschappen, zich gedurende een periode van twee (2) jaar na ondertekening van deze geheimhoudingsverklaring te zullen onthouden van het benaderen van personen die werkzaam zijn bij de Onderneming teneinde deze personen ertoe te bewegen hun dienstverband met de Onderneming te beëindigen (tenzij…) en het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan relaties van de aanbieder en/of de Onderneming voor zover deze nog geen relatie van Ontvanger was op het moment van ondertekening.
(…)
Ingeval van een inbreuk op een van de verplichtingen in deze geheimhoudingsverklaring is Ontvanger aan de aanbieder e/of de Onderneming een direct opeisbare boete van EUR 100.000,- per overtreding en EUR 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt verschuldigd, onverminderd het recht van de aanbieder en/of de Onderneming om volledige schadevergoeding te eisen of nakoming te vorderen. Deze bepaling wordt geacht een onherroepelijk derdenbeding ten behoeve van de aan de Ontvanger (in)directe gelieerde vennootschappen te bevatten in de zin van artikel 6:253 van het Burgerlijk Wetboek.
In geval van geschillen tussen Ontvanger en de aanbieder en/of de Onderneming naar aanleiding van de omgang met de verstrekte informatie zal de rechtbank Midden-Nederland bevoegd zijn daarvan kennis te nemen.
(..)”
2.19.
Na ondertekening van de geheimhoudingsverklaring heeft [C] onder meer
inzage gekregen in de klanten van [eiser] en met die klanten gegeneerde omzet. [C] heeft geen bod gedaan op [eiser] . Uiteindelijk heeft [A] er van afgezien om [eiser] te
verkopen.
2.20.
Op 1 oktober 2024 is Tech Seals met haar activiteiten gestart. Op die datum hebben zowel [gedaagde 5] als [gedaagde 4] via hun LinkedIn profielen kenbaar gemaakt ten behoeve van Tech Seals werkzaam te zijn. Blijkens het handelsregister zijn zij beiden op 1 oktober 2024 toegetreden tot het statutaire bestuur van Tech Seals.
2.21.
Bij e-mailbericht van 8 november 2024 heeft de advocaat van Tech Seals c.s. in reactie op een sommotie van de advocaat van [eiser] betwist dat [gedaagde 6] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (post)contractuele afspraken hebben overtreden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Tech Seals c.s. hoofdelijk te verbieden om tot 7 maart 2026 (i) medewerkers van [eiser] te benaderen teneinde hen te bewegen hun dienstverband met [eiser] te beëindigen en (ii) diensten te verlenen aan relaties (waaronder begrepen klanten van [eiser] ), op straffe van verbeurte van een dwangsom,
[gedaagde 2] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een voorschot van
€ 250.000,00 ten titel van de door haar verbeurde boeten,
3. [gedaagde 3] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een voorschot van
€ 250.000,00 ten titel van de door haar verbeurde boeten,
4. [gedaagde 6] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een voorschot van
€ 150.000,00 ten titel van de door haar verbeurde boeten,
5. dan wel zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter passend voorkomt,
6. Tech Seals c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich contractueel verbonden om gedurende een periode van twee jaar na beëindiging van de managementovereenkomsten geen klanten dan wel andere relaties over te halen de relatie met [eiser] te beëindigen of iets te doen waardoor de relatie nadelig beïnvloed zou kunnen worden, dan wel een concurrent van [eiser] bij te staan bij concurrerende activiteiten. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] (althans hun vennootschappen) hebben deze voor hen geldende verboden onmiskenbaar overtreden, daar waar zij in ieder geval vanaf 1 oktober 2024 onder de vlag van Tech Seals zaken doen of zaken trachten te doen met (onder meer) de klanten/relaties van [eiser] , waaronder Bolcom, Rabobank, Head First en Hiltermannn Lease. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] benaderen klanten van [eiser] zulks met het doel hen te bewegen om zaken met Tech Seals to doen. Zo zijn door hen onder meer de klanten Bolcom en Rabobank en is de relatie Hiltermann Lease benaderd. Dat heeft deels tot succes geleid. Zo is de oud [eiser] consultant [E] namens Tech Seals inmiddels bij de firma Hiltermannn Lease werkzaam. Een andere oud [eiser] medewerker ( [F] ) is namens Tech Seals als ontwikkelaar bij Rabobank werkzaam.
[gedaagde 6] heeft zich op 7 maart 2024 (de geheimhoudingsverklaring) mede namens
(in)direct gelieerde vennootschappen - onder meer - verbonden om gedurende een periode van twee jaar vanaf 7 maart 2024 (derhalve tot 7 maart 2026) geen diensten te leveren aan relaties van [eiser] voor zover die nog geen relatie van [gedaagde 6] waren.
Tech Seals is op 1 oktober 2024 met haar activiteiten gestart. Per die datum hebben zowel [gedaagde 5] als [gedaagde 4] via hun LinkedIn profielen kenbaar gemaakt ten behoeve van Tech Seals werkzaam te zijn en profileert Tech Seals zich via (onder meer) haar website als directe concurrent van [eiser] met [gedaagde 4] en [gedaagde 5] als gezicht van Tech Seals.
Blijkens het handelsregister zijn zij beiden op 1 oktober 2024 toegetreden tot het
statutaire bestuur van Tech Seals. [gedaagde 4] heeft medio september 2024 een contactpersoon van [eiser] bij haar klant Bolcom benaderd, met het doel dat Tech Seals zaken voor Bolcom zou gaan doen. Verder hebben [gedaagde 4] en [gedaagde 5] via onder meer hun LinkedIn profielen Tech Seals als een aan [eiser] concurrerende onderneming in de markt gezet en tenminste twee oud-werknemers van [eiser] in die campagne betrokken. Klanten (o.a. Bolcom en Rabobank) en relaties (Hiltermannn Lease) van [eiser] worden door [gedaagde 5] en [gedaagde 4] namens Tech Seals benaderd, zulks met het doel om met die partijen zaken te doen op een wijze zoals zij ook met [eiser] zaken doen. Tech Seals (opgericht op 22 december 2023) was op het moment van ondertekening van de geheimhoudingsverklaring op 7 maart 2024 een (in)direct gelieerde vennootschap van [gedaagde 6] ] Groep. De klanten/relaties Bolcom, Head First, Rabobank en Hiltermannn Lease van [eiser] waren op het moment van de ondertekening op 7 maart 2024 van de geheimhoudingsverklaring geen relatie van [gedaagde 6] . Daarmee heeft Tech Seals de door [gedaagde 6] mede namens haar gemaakte afspraken in de geheimhoudingsverklaring geschonden.
[eiser] ziet zich genoodzaakt om haar onderneming te beschermen door [gedaagde 6] , Tech Seals, [gedaagde 3] , haar directeur [gedaagde 5] , [gedaagde 2] en haar directeur [gedaagde 4] in kort geding te betrekken en hen onder meer te gebieden om als voorlopige voorziening de met hen overeengekomen postcontractuele bedingen te respecteren. Daarvoor bestaat des te meer aanleiding vanwege het heimelijk, niet-transparant en met dubbele agenda handelen van de (middellijk) aandeelhouder van Tech Seals [C] , zulks met het kennelijke doel stelselmatig en substantieel afbreken van het bedrijfsdebiet van [eiser] .
Ook vordert [eiser] bij dit kort geding van [gedaagde 6] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voorschotten op door hen jegens [eiser] verbeurde boeten, wegens overtredingen van de geheimhoudingsverklaring van 7 maart 2024, respectievelijk het relatiebeding.
3.3.
Tech Seals c.s. voeren verweer, waarop hierna - voorzover nodig - nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 6] heeft, voor alle weren, een beroep gedaan op de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank Oost-Brabant. [gedaagde 6] heeft in dat verband aangevoerd dat de vorderingen van [eiser] ten aanzien van [gedaagde 6] zijn gebaseerd op de geheimhoudingsverklaring van 7 maart 2024, waarin is bepaald dat in geval van geschillen tussen [gedaagde 6] en [eiser] , de rechtbank Midden Nederland bevoegd is daarvan kennis te nemen. Dit verweer faalt. In de geheimhoudingsverklaring is bepaald dat in geval van geschillen tussen Ontvanger en de aanbieder en/of de Onderneming
naar aanleiding van de omgang met de verstrekte informatiede rechtbank Midden-Nederland bevoegd zal zijn daarvan kennis te nemen. Nu de vorderingen van [eiser] in dit kort geding niet zijn gebaseerd op de omvang van de verstrekte informatie, maar op de in de geheimhoudingsverklaring eveneens opgenomen verplichting van [gedaagde 6] om zich gedurende een periode van 2 jaar na ondertekening van de verklaring te zullen onthouden van het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan relaties van de aanbieder en/of de Onderneming voor zover deze nog geen relatie van Ontvanger was op het moment van ondertekening, is ten aanzien van dit geschil geen sprake van een forumkeuze en is de rechtbank Oost-Brabant, nu [gedaagde 6] gevestigd is in [plaats] , relatief bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.
4.2.
De eerste vordering van [eiser] strekt kort gezegd tot nakoming van de tussen partijen overeengekomen relatiebedingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. [eiser] heeft bij de vordering een voldoende spoedeisend belang. Zij stelt namelijk dat Tech Seals c.s. zich niet aan die bedingen houden.
4.3.
[eiser] heeft haar vordering jegens [gedaagde 5] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 2] gebaseerd op het tussen deze partijen in artikel 8 van de managementovereenkomsten opgenomen relatiebeding. Tech Seals c.s. hebben het verweer gevoerd dat voor [gedaagde 2] en [gedaagde 4] vanaf 17 juli 2024 geen beperkende bedingen meer gelden, zodat geen sprake is van overtreding van enig beding. Tech Seals is immers, aldus Tech Seals c.s., pas vanaf 7 oktober 2024 ondernemingsactiviteiten gaan verrichten. Tech Seals c.s. hebben in dat kader aangevoerd dat er na de mailwisseling tussen partijen, zoals door [eiser] als prod. 4 in het geding is gebracht, over de beperking van het non-concurrentiebeding, nog overleg heeft plaatsgevonden, hetgeen ertoe heeft geleid dat àlle voor [gedaagde 4] en [gedaagde 2] geldende bedingen werden beperkt tot de duur van één jaar vanaf ingangsdatum vrijstelling (17 juli 2023). Dit verweer faalt. Uit de als prod. 4 bij dagvaarding overgelegde e-mailcorrespondentie kan worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen alléén het non-concurrentiebeding in duur te beperken tot één jaar vanaf ingangsdatum vrijstelling, maar het relatiebeding in stand te houden voor de duur van 2 jaar na beëindiging van de managementovereenkomst. Dit volgt uit de als prod. 4 bij dagvaarding overgelegde e-mailcorrespondentie, waarbij [A] bij het voorstel van [gedaagde 4] de opmerking heeft geplaatst: “
Alle overige punten blijven intact qua duur en scope (relaties, personeel, etc)”Anders dan Tech Seals c.s. stellen, zijn concrete aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat partijen (daarna) nog hebben afgesproken àlle bedingen te beperken tot één jaar niet gebleken. Tech Seals c.s. hebben daarvoor weliswaar verwezen naar een e-mailbericht van 14 juli 2023 van [A] aan [gedaagde 4] waarin hij verwijst naar de op 21 juni 2023 gemaakte afspraken, maar hierin kan geen concrete en definitieve bevestiging worden gevonden voor de stelling dat hij - in tegenstelling tot zijn eerdere opmerking bij het voorstel van [gedaagde 4] - expliciet heeft ingestemd met het beperken van de duur van àlle bedingen tot één jaar.
4.4.
Het voorgaande betekent dat in dit kort geding wordt uitgegaan van de geldigheid van het relatiebeding van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] tot 1 september 2025. Tussen partijen is niet in geschil dat het tussen [gedaagde 3] en [gedaagde 5] overeengekomen relatiebeding geldt voor een periode van twee jaar na beëindiging van de managementovereenkomst, derhalve tot 1 oktober 2025.
4.5.
Aan het verweer van Tech Seals c.s. dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] een beroep doet op de post contractuele relatiebedingen, gelet op de beperkte duur van de dienstverbanden, het feit dat de dienstverbanden op verzoek van [eiser] zijn beëindigd en de beperkte winst op de certificaten, gaat de voorzieningenrechter voorbij. In dat kader is van belang dat over de post-contactuele geldigheid van het non-concurrentie- en relatiebeding uit de managementovereenkomst door partijen uitdrukkelijk is onderhandeld. [gedaagde 4] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 5] hebben daar vervolgens welbewust mee ingestemd. Indien zij zich door de bedingen te veel beperkt zouden hebben gevoeld, dan had het voor de hand gelegen dat zij op dat moment zouden hebben aangestuurd op een (verdere) beperking van de bedingen. Daar komt bij dat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een looptijd van twee jaar voor een relatiebeding op zichzelf niet evident onredelijk is. Ook de stelling van Tech Seals c.s. dat het overeengekomen relatiebeding nietig is, hebben zij onvoldoende concreet onderbouwd.
4.6.
[eiser] heeft haar vorderingen jegens Tech Seals en [gedaagde 6] gebaseerd op het in de geheimhoudingsverklaring van 7 maart 2024 opgenomen verbod voor [gedaagde 6] en aan [gedaagde 6] (in)direct gelieerde vennootschappen om gedurende twee jaar geen zaken te doen met relaties van [eiser] . Tech Seals c.s. hebben het verweer gevoerd dat Tech Seals geen aan [gedaagde 6] gelieerde onderneming is, zodat zij niet aan enig verbod of boetebeding is verbonden. Dit verweer faalt. [eiser] heeft als prod. 13 een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat bestuurder van [gedaagde 6] , Get a Life B.V. is. Get a Life B.V. is wèl opgenomen in het door Tech Seals c.s. als prod. 7 overgelegde organogram van de [gedaagde 6] . Voorts blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel dat enig aandeelhouder van [gedaagde 6] , Twingo B.V. is. Haar enig aandeelhouder is STAK Twingo. Niet is weersproken dat STAK Twingo ook de enig aandeelhouder is van Twingo 2 B.V. Uit het door Tech Seals c.s. overgelegde organogram blijkt dat STAK Twingo 2 B.V. één van de aandeelhouders is van Blue Ocean Staffing Services B.V., welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder is van Tech Seals. Anders dan Tech Seals c.s. betogen kan in dit kort geding dus niet worden aangenomen dat Tech Seals géén aan [gedaagde 6] gelieerde vennootschap is.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat Tech Seals c.s. in strijd hebben gehandeld met het relatiebeding, althans dat voldoende aanleiding bestaat om te veronderstellen dat Tech Seals c.s. dat zullen doen. Niet is betwist - en op basis van de als prod. 21 door [eiser] en prod. 15 door Tech Seals overgelegde whats appberichten is ook voldoende aannemelijk - dat [gedaagde 4] in september 2024 een contactpersoon van [eiser] bij een klant van [eiser] , Bol.com, heeft benaderd, om ten behoeve van Tech Seals zaken voor Bol.com te gaan doen. De strekking van het appbericht van [gedaagde 4] aan deze contactpersoon van [eiser] bij Bol.com (prod. 15 Tech Seals c.s.) is onmiskenbaar het ronselen van Bol.com als klant voor Tech Seals. Ook uit de door [eiser] overgelegde producties 19 tot en met 26 kan genoegzaam worden afgeleid dat klanten en oud werknemers van [eiser] zijn benaderd om naar Tech Seals over te stappen. Daarmee acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat een concrete dreiging bestaat dat Tech Seals c.s. het relatiebeding zullen overtreden en daarmee tekort zullen schieten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de managementovereenkomst en de geheimhoudingsverklaring. De voorzieningenrechter ziet daarin voldoende grond om Tech Seals c.s. te veroordelen om - ieder voor zich - de overeengekomen bedingen na te komen. Voor een hoofdelijke veroordeling, zoals [eiser] vordert, bestaat geen grond. De voorzieningenrechter zal aan de veroordeling een dwangsom verbinden. Bij het bepalen van de hoogte van die dwangsom zal de voorzieningenrechter rekening houden met het feit dat tussen partijen reeds een boetebeding is overeengekomen waarin overtreding van het relatiebeding wordt bestraft met een boete.
4.8.
De tweede, derde en vierde vordering van [eiser] strekt tot betaling van een voorschot op door [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 6] verbeurde boetes. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.9.
Deze vorderingen van [eiser] stranden reeds wegens gebrek aan spoedeisendheid. [eiser] heeft niet gesteld welk concreet spoedeisend belang zij heeft bij een voorschot en waarom zij de uitkomst van een bodemprocedure niet zou kunnen afwachten. In dit kort geding kan ook niet eenvoudig worden vastgesteld in hoeverre [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 6] boetes hebben verbeurd. Daar is een bodemprocedure bij uitstek voor geschikt. De vorderingen onder 2,3 en 4 zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
Tech Seals c.s. zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
119,40
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.661,00
Totaal
2.494,40

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde 4] en [gedaagde 2] tot 1 september 2025 (i) medewerkers van [eiser] te benaderen teneinde hen te bewegen hun dienstverband met [eiser] te beëindigen en (ii) diensten te verlenen aan relaties (waaronder begrepen klanten) van [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan deze veroordeling voldoen en een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
5.2.
verbiedt [gedaagde 5] en [gedaagde 3] tot 1 oktober 2025 (i) medewerkers van [eiser] te benaderen teneinde hen te bewegen hun dienstverband met [eiser] te beëindigen en (ii) diensten te verlenen aan relaties (waaronder begrepen klanten) van [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan deze veroordeling voldoen en een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
5.3.
verbiedt Tech Seals en [gedaagde 6] tot 7 maart 2026 (i) medewerkers van [eiser] te benaderen teneinde hen te bewegen hun dienstverband met [eiser] te beëindigen en (ii) diensten te verlenen aan relaties (waaronder begrepen klanten) van [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan deze veroordeling voldoen en een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt,
5.4.
veroordeelt Tech Seals c.s. in de proceskosten van € 2.494,40, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Zuidema en in het openbaar uitgesproken door
mr. H.T.J.F. Verhappen op 17 juni 2025.