3.5.Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft, op verzoek van eisers, met het besluit van 9 januari 2025 de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank.
4. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Op grond van de artikelen 22.1 en 22.2, eerste lid, van de Ow in samenhang bezien met artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet bestaat vanaf 1 januari 2024 het omgevingsplan van de gemeente Son en Breugel uit een tijdelijk deel (het zogenoemde omgevingsplan van rechtswege). Naast onder meer de in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet genoemde besluiten, zoals geldende bestemmingsplannen, bestaat dit tijdelijk deel ook uit de omgevingsplanregels van rechtswege (de zogenoemde bruidsschat).
Op de locatie waren vóór 1 januari 2024, voor zover relevant, de bestemmingsplannen “[naam]”, “[naam]” en “[naam]” van kracht. Die bestemmingsplannen maken daarom nu onderdeel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente. Op grond van het bestemmingsplan “[naam]” geldt op de locatie, voor zover relevant, de enkelbestemming “Wonen – Boswonen”.
Is sprake van een overtreding?
5. Eisers betogen dat geen sprake is van een overtreding en dat daarom ten onrechte een last onder dwangsom is opgelegd. De betreffende balk is door eisers weliswaar in (geringe) afwijking van de omgevingsvergunning gerealiseerd, maar die afwijking betreft volgens eisers geen omgevingsplanactiviteit. Zij stellen daartoe het volgende.
In artikel 22.26 van het omgevingsplan is bepaald dat het in beginsel verboden is zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken. In artikel 22.27, onder i, van het omgevingsplan is verder bepaald dat voornoemd verbod niet geldt als die betrekking heeft op een te veranderen bouwwerk voor zover geen sprake is van een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte, geen sprake is van een uitbreinding van het bouwvolume en geen sprake is van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.29, onder b tot en met r, van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) dat niet voldoet aan de voor dat bouwwerk in die onderdelen gestelde eisen. In onderhavig geval is volgens eisers geen sprake van uitbreiding van de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume van de woning. Eisers verwijzen hierbij naar een verklaring van hun aannemer en zij stellen dat op grond van artikel 22.24 van het omgevingsplan bij het meten uitstekende delen van ondergeschikte aard tot ten hoogste 0,5 meter buiten beschouwing moeten blijven. Daarom is geen sprake van een toename van het bebouwde oppervlakte of het bouwvolume. Het omkleden van de balk is namelijk een uitbreiding van minder dan 0,5 meter. Verder is de verandering van de balk niet als een van de in artikel 2.29 van het Bbl aangewezen gevallen aan te merken. Daarmee is volgens eisers aan alle drie de voorwaarden van artikel 22.27, onder i, van het omgevingsplan voldaan en is geen sprake van een vergunningplicht.
Dat heeft tot gevolg dat slechts een repressieve welstandstoets plaatsvindt, zoals opgenomen in artikel 22.7 van het omgevingsplan. Van welstandsexces is vanwege de geringe wijziging geen sprake. Daarom is geen sprake van een overtreding.