ECLI:NL:RBOBR:2025:5037

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
24/3774
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek met betrekking tot overnachten in vrachtwagens op een bedrijventerrein

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 11 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek om handhavend op te treden, beoordeeld. Eiseres had een handhavingsverzoek ingediend omdat zij van mening was dat het college te beperkt had gereageerd op haar verzoek. De rechtbank oordeelt dat het college het verzoek om handhaving niet adequaat heeft behandeld, met name met betrekking tot het overnachten in vrachtwagens op het bedrijventerrein. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 1 oktober 2024 en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook moet onderzoeken of het overnachten in vrachtwagens in strijd is met het Omgevingsplan. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het overnachten in vrachtwagens niet als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Eiseres krijgt recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die het college moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3774 OW/HAND

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: [naam]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek, het college
(gemachtigde: [naam] en [naam]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam] B.V.uit [vestigingsplaats], gemachtigde mr. J. van Groningen.

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering om handhavend op te treden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het handhavingsverzoek te beperkt heeft opgevat. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat overnachten in een vrachtwagen op een bedrijventerrein niet kan worden aangemerkt als parkeren en in strijd is met het Omgevingsplan. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en draagt het college op een nieuw besluit te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. In rechtsoverweging 2 staat het procesverloop. Vanaf rechtsoverweging 3 volgt het oordeel van de rechtbank.

Procesverloop

2. Het college heeft het verzoek met op 17 juli 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en mr. A. van Bijstervelt als waarnemer van de gemachtigde, de gemachtigden van het college en [naam] en [naam] namens de derde-partij met de gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
  • Eiseres woont op het adres [adres] in [woonplaats].
  • Op 23 april 2024 heeft eiseres een handhavingsverzoek bij het college ingediend. In dit verzoek staat: “Wij willen via deze weg een verzoek indienen tot handhaving, locatie weiland “[locatie] Voor activiteiten die plaatsvinden op dit terrein die in strijd zijn met het bestemmingsplan/omgevingsplan. Het bestemmingsplan bedrijventerrein omvat geen woonbestemming. De activiteiten die worden uitgevoerd zijn niet toegestaan op basis van het omgevingsplan. De locatie is niet bestemd voor wonen/overnachten”.
  • Op 1 mei 2024 heeft het college alleen onderzoek verricht bij het kantoor van de derde-partij.
  • Op 17 juli 2024 heeft het college nogmaals onderzoek gedaan naar de locatie. Hierbij heeft de toezichthouder geconstateerd dat op het terrein portocabines staan die in gebruik zijn als plek om te pauzeren (kantine) en sanitaire voorzieningen bevatten. Ook is aangegeven dat chauffeurs in dienst van de transportonderneming soms overnachten in de vrachtwagens op het terrein.
  • In het bestemmingsplan “Bedrijventerrein [locatie]” heeft het perceel de bestemming ‘Bedrijventerrein’. De gronden hebben de mede bestemming ‘verkeers- en parkeervoorzieningen’. Er mogen geen bedrijfsgebouwen worden gebouwd buiten het bouwvlak. Het bestemmingsplan maakt nu onderdeel uit van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan gemeente Laarbeek.
Omvang verzoek
4. Eiseres vindt het college het verzoek om handhaving niet goed heeft beantwoord. Zij heeft tijdens de zitting en tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase aangegeven dat ze alleen maar wil weten of er mag worden overnacht of worden gewoond op het terrein.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college het verzoek aanvankelijk te beperkt heeft uitgelegd. Het college heeft slechts gecontroleerd of wordt gewoond in de portocabines. Het verzoek om handhaving heeft betrekking op het gebruik van het hele perceel dat (mogelijk) in strijd is met het omgevingsplan en op wonen en/of overnachten. Als het college van mening was dat het verzoek onvoldoende concreet was, had het op de weg van het college gelegen om verduidelijking te vragen bij eiseres. Het verzoek ziet naar het oordeel van de rechtbank niet alleen op wonen of overnachten in de
portocabinesmaar ook op wonen en/of het overnachten in vrachtwagens op het
terrein.
4.2.
Eiseres voert in beroep ook aan dat het plaatsen van de units ook een vorm van gebruik van het perceel is. De rechtbank is van oordeel dat het college dit niet heeft hoeven te onderzoeken. Het verzoek rept in het geheel niet over de bouw of plaatsing van portocabines in strijd met het omgevingsplan dan wel zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. In de bezwaarfase is het hier ook niet over gegaan. Het college hoefde niet uit eigen beweging te onderzoeken of er een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit nodig is voor het plaatsen van de portocabines.
Wonen in de portocabines en slapen in vrachtwagens
5. Eiseres vindt dat het college te weinig onderzoek heeft gedaan. Volgens haar wordt wel gewoond in de portocabines. In het bestreden besluit wordt verder niet bekeken of het is toegelaten om te slapen in de vrachtwagens.
5.1.
Weliswaar heeft het college eerst het verkeerde deel van het perceel onderzocht, daarna heeft zij de portocabines bekeken. Het college heeft tijdens de onderzoeken geen aanwijzingen gevonden dat er wordt gewoond in de portocabines. Ook al is er een keuken en zijn er sanitaire voorzieningen in de portocabines, het college heeft geen bedden aangetroffen. Inmiddels heeft het college er meerdere keren gekeken.
5.2.
Tijdens de onderzoeken is medegedeeld door de derde-partij dat chauffeurs incidenteel overnachten in de vrachtwagens die zijn geparkeerd op het terrein en dan gebruik maken van de sanitaire voorzieningen en de keuken in de portocabines. Tijdens de zitting is dit bevestigd. Het is ook vastgesteld in het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college heeft mogen concluderen dat er niet wordt gewoond in de portocabines. Wonen wordt niet gedefinieerd in het bestemmingsplan maar in het dagelijks spraakgebruik wordt hiermee wel bedoeld dat er voor langere tijd wordt verbleven. Dat gebeurt niet. Het college kon volstaan met de hiertoe verrichte controle. Overigens is het wonen op het bedrijventerrein buiten een bedrijfswoning verboden, daar zijn alle partijen het over eens.
5.4.
Het college heeft verzuimd in het bestreden besluit om na te gaan of het overnachten in de vrachtwagens op het terrein in strijd is met het omgevingsplan. In het bezwaarschrift wordt ook gewezen op het overnachten op vachtwagens in het weiland in strijd met het omgevingsplan en daarover had het college een standpunt moeten innemen, temeer nu eiseres dit heeft gevraagd tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
5.5.
In het verweerschrift geeft het college wel een motivering. Het college heeft aangegeven dat het (al dan niet voor langere tijd) parkeren van vrachtwagens is toegelaten. Het college merkt op dat het omgevingsplan het overnachten van chauffeurs in de vrachtwagen niet expliciet verbiedt. Het past binnen de activiteiten van een transportbedrijf. Het is moeilijk te controleren.
5.6.
Als medefunctie op het terrein zijn tevens parkeervoorzieningen toegelaten. Het is zonder meer toegelaten om vrachtwagens te parkeren op het terrein voor één of meerdere nachten. De rechtbank is echter van oordeel dat het overnachten in vrachtwagens niet is toegelaten. Het is niet expliciet toegelaten in het bestemmingsplan. De nevenfunctie van parkeervoorziening omvat niet het overnachten in een geparkeerde auto of vrachtwagen. In het dagelijks spraakgebruik wordt parkeren gezien als het stallen van een voertuig en niet het overnachten van personen in het geparkeerde voertuig. Het overnachten (al dan niet incidenteel) in vrachtwagens op het bedrijventerrein valt niet binnen de toegelaten functies in het omgevingsplan en is daarom verboden op basis van artikel 5.1, eerste lid onder a, van de Omgevingswet. Het is niet nodig om dit expliciet als strijdig gebruik te verbieden in het Omgevingsplan. Het college heeft dit niet onderkend.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
6.1.
De rechtbank bepaalt dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak en zal moeten gaan bezien of handhavend wordt opgetreden tegen de overtreding (het overnachten in vrachtwagens). Overigens staat op basis van de controlerapporten en de uitlatingen van de derde-partij tijdens de zitting voor de rechtbank voldoende vast dat chauffeurs incidenteel overnachten in geparkeerde vrachtwagens op het terrein. Hierbij zal het college moeten nagaan of het evenredig is om handhavend op te treden. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken de tijd.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 oktober 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Duin, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.