Op 3 juli 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, mr. F.H. Schormans, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een beloningsverzoek van een bewindvoerder. De verzoeker, handelend onder de naam van zijn bewindvoerderskantoor, heeft op 27 mei 2025 een verzoek ingediend voor een nadere vaststelling van de beloning vanwege problematische schulden van de betrokkene, die leeft van een bijstandsuitkering. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de ontvangen informatie en heeft besloten af te zien van een mondelinge behandeling.
In de beschikking wordt ingegaan op de problematische schulden van de betrokkene en de noodzaak om de beloning van de bewindvoerder aan te passen naar een hoger tarief met ingang van 1 januari 2025. De kantonrechter verwijst naar artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, waarin de hoogte van de jaarbeloning is vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat, indien de betrokkene met terugwerkende kracht aanspraak kan maken op bijzondere bijstand voor de kosten van de bewindvoerder, de hogere beloning met terugwerkende kracht kan worden geïnd.
De beschikking bevat ook belangrijke informatie over de verantwoordelijkheden van de bewindvoerder met betrekking tot het indienen van verzoeken voor bijzondere bijstand en de termijnen die daarbij in acht genomen moeten worden. De kantonrechter heeft de beloning van de bewindvoerder vastgesteld conform de Regeling en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, binnen drie maanden na de uitspraak.