ECLI:NL:RBOBR:2025:5120

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
23/2346E en 23/2363
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning voor motorcrossterrein na hersteld besluit

Op 15 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een einduitspraak gedaan in de zaken met de nummers SHE 23/2346E en 23/2363. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 27 november 2024, waarin gebreken in het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor een motorcrossterrein waren vastgesteld. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen de verlening van deze vergunning beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de gebreken die in de tussenuitspraak waren genoemd, zijn hersteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijzigingen van de jeugdbaan op gronden met de bestemming 'Natuur' mogelijk zijn, en dat de intensivering van het gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers tegen het oorspronkelijke besluit niet-ontvankelijk, omdat zij geen schade hadden geleden en het college hen een proceskostenvergoeding had toegekend. Het beroep tegen het herstelbesluit werd ongegrond verklaard, omdat het college voldoende had onderbouwd dat de aanpassing van de jeugdbaan niet leidt tot overtredingen van de wetgeving. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de voorschriften met betrekking tot het gebruik van het clubhuis adequaat zijn en dat de vrees van eiseres over alcoholverstrekking niet voldoende was om het herstelbesluit te vernietigen. De rechtbank heeft het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/2346E en 23/2363

einduitspraak van de meervoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaken tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Vries),
en

[eiser] uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker)
eiseres en eiser worden gezamenlijk aangeduid als eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, het college
(gemachtigden: [naam], [naam], [naam] en mr. B.M.A. Laheij).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[naam]uit [vestigingsplaats], de derde-partij (gemachtigde [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning in het besluit van 31 juli 2023 aan de derde-partij voor het wijzigen van de activiteiten op haar motorcrossterrein.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 5 november 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaak SHE 24/2765. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] namens eisers, de gemachtigden van eisers, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van de derde-partij. Eiser heeft het beroep in de zaak SHE 24/2765 tijdens de zitting ingetrokken.
1.2.
Op 27 november 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan. De daarin geboden termijn om de gebreken te herstellen heeft de rechtbank in de tweede tussenuitspraak van 16 december 2024 tot 1 maart 2025 verlengd. Het college heeft naar aanleiding van deze tussenuitspraak op 24 februari 2025 een herstelbesluit genomen dat het bestreden besluit vervangt. Eisers hebben gereageerd. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat de wijzigingen van de jeugdbaan mogelijk plaatsvinden op gronden die de bestemming ‘Natuur’ hebben en dat de intensivering van het gebruik in strijd is met artikel 34.2, tweede lid, van het bestemmingsplan. Daarmee is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 2.7 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit is het eerste gebrek. Verder is het bestreden besluit onduidelijk over het gebruik van het clubhuis op het terrein van de inrichting buiten openingstijden. Dit is het tweede gebrek.
2.1.
Het beroep van eisers heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit, nu partijen daarbij voldoende belang hebben. Eisers hebben niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van het bestreden besluit en het college heeft aan eisers een proceskostenvergoeding toegekend, zodat zij geen belang meer hebben bij beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaren, voor zover dat is gericht tegen het vervangen bestreden besluit.
2.2.
Eiser heeft geen inhoudelijke opmerkingen ten aanzien van het herstelbesluit, omdat tegemoet wordt gekomen aan zijn bezwaren. Zijn beroep tegen het herstelbesluit zal daarom ongegrond worden verklaard.
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de derde-partij de aanvraag aangepast en een gewijzigde plattegrondtekening ingediend. In het herstelbesluit overweegt het college dat de jeugdbaan door deze aanpassing geheel buiten de gronden met de bestemming ‘Natuur’ is komen te liggen. De bijdrage aan de geluidemissie vanwege de jeugdbaan is zeer gering, hooguit (0,1 dB(A)). De verkleining van het circuit heeft een verwaarloosbaar (positief) effect op de geluidsbelasting en geen gevolgen voor de luchtkwaliteit.
3.1.
Eiseres heeft geen zienswijzen naar voren gebracht ten aanzien van de aanpassing van de jeugdbaan. Zij merkt wel op dat het oude akoestische onderzoek aan het herstelbesluit is gehecht zonder hier verder consequenties aan te verbinden.
3.2.
In het herstelbesluit wordt aangegeven dat (onder meer) de (aangepaste) plattegrondstekening van 18 februari 2025, het akoestisch onderzoek van 3 februari 2025 en het luchtkwaliteitsonderzoek van 5 februari 2025 deel uitmaken van de vergunning. Aan het herstelbesluit is een bijlage gehecht waarin een deskundige op verzoek van de derde-partij heeft aangegeven wat de gevolgen zijn van de bijdrage aan de jeugdbaan.
3.3.
De rechtbank ziet in de opmerking van eiseres geen aanleiding om het herstelbesluit te vernietigen nu hierin duidelijk is aangegeven dat de nieuwe onderzoeken en tekeningen deel uitmaken van de vergunning. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft onderbouwd dat de aanpassing ertoe heeft geleid dat de jeugdbaan niet op gronden met de bestemming ‘Natuur’ is komen te liggen en dat het gebruik van de jeugdbaan niet leidt tot een intensivering van het gebruik in strijd met artikel 34.2 van het bestemmingsplan. Het eerste gebrek is hersteld.
4. Daarnaast heeft het college voorschrift 1.6.2 aangepast en voorschrift 4.4.1 toegevoegd om het gebruik van het clubhuis/kantine te regelen. Voorschrift 1.6.2 van het herstelbesluit bevat een gebod om de inrichting te sluiten buiten openingstijden, met uitzondering van het clubhuis/kantine. Voorschrift 4.4.1 bevat een bepaling dat het clubhuis/kantine slechts mag worden gebruikt voor de overige sporadische activiteiten, genoemd in paragraaf 2.2 van het akoestische rapport bij de vergunning waaronder vergaderingen, ouderavonden, kaartavonden en dergelijke tussen 07:00 en 23:00 uur. Verder is bepaald dat deze activiteiten buiten het terrein van de inrichting niet hoorbaar mogen zijn.
4.1.
Eiseres merkt op dat de activiteiten in het clubhuis niet limitatief zijn omschreven en dat het voorschrift dat de activiteiten niet hoorbaar mogen zijn buiten het terrein van de inrichting, niet handhaafbaar is. Verder stroken de openingstijden van het clubhuis niet met de uitlatingen van de derde-partij en verwacht eiseres dat in het clubhuis alcohol zal worden verstrekt in de toekomst.
4.2.
Ook de rechtbank stelt vast dat de activiteiten in het clubhuis niet limitatief zijn omschreven. De rechtbank is van oordeel dat het voorschrift dat de activiteiten niet hoorbaar mogen zijn buiten het terrein van de inrichting, wel kan worden gehandhaafd. Een toezichthouder van de omgevingsdienst mag in staat worden geacht om vast te stellen of sprake is van een overtreding van dit voorschrift. Bepalend is of een persoon met een gemiddeld gehoor iets kan horen buiten de inrichting. Indien activiteiten niet hoorbaar zijn, is er ook geen geluidsoverlast. Het voorschrift biedt de mogelijkheid om het clubhuis te openen buiten de openingstijden van de baan. De rechtbank gaat ervan uit dat het herstelbesluit is genomen na overleg met de derde-partij en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat ruimere openingstijden zijn vergund dan de derde-partij heeft beoogd. Het gebruik van alcohol wordt niet geregeld in een omgevingsvergunning. Voor het verstrekken van alcohol is een vergunning nodig op grond van de Alcoholwet (een zogenoemde alcoholvergunning, voorheen een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet). De burgemeester is het bevoegde gezag voor het verlenen van die vergunning. De vrees van eiseres is geen reden om het herstelbesluit te vernietigen of aan te passen.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen van eisers tegen het ingetrokken bestreden besluit zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank is van oordeel dat de gebreken in het bestreden besluit zijn hersteld in het herstelbesluit. De beroepen van eisers tegen het herstelbesluit zijn daarom ongegrond.
5.1.
Gelet op de tussenuitspraak ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht moet vergoeden. Eisers krijgen ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en een half punt voor het indienen van een inhoudelijke zienswijze op het herstelbesluit door eiseres, met een waarde per punt van € 907,00). Eiser heeft geen inhoudelijke zienswijze ingediend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk
  • verklaart de beroepen tegen het herstelbesluit ongegrond;
  • bepaalt dat het college aan eisers het griffierecht à € 184,00 vergoedt;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres, begroot op € 2.267,50 en van eiser, begroot op € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. R. Grimbergen, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de tussenuitspraak en de einduitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.