ECLI:NL:RBOBR:2025:5205

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
01/362389-24+
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes

Op 18 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor twee pogingen tot zware mishandeling en bedreiging. De verdachte heeft op 13 november 2024 en 17 juli 2023 haar ex-vriend, aangeduid als slachtoffer 1, met een mes gestoken, wat resulteerde in verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar niet op de dood van het slachtoffer. De verdachte is vrijgesproken van poging tot doodslag. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor mishandeling en bedreiging van twee andere slachtoffers op 3 februari 2024. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar psychische problemen en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte dringend behandeling nodig heeft om recidive te voorkomen en heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waarbij de reclassering betrokken zal zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.362389.24, 01.176669.23 en 01.318831.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering: 01.178329.21
Datum uitspraak: 18 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [2000] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Ter Peel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 februari 2025, 12 mei 2025 en 4 augustus 2025.
Op de zitting van 12 mei 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 22 januari 2025 (01.362389.24 en 01.176669.23) en 10 oktober 2024 (01.318831.24).
De tenlastelegging met parketnummer 01.362389.24 is op de terechtzitting van
12 mei 2025 gewijzigd.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van 01.362389.24:
zij, op of omstreeks 13 november 2024, te Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een (keuken)mes, althans een scherp voorwerp in/op de buik, de linker schouder en/of de linker bovenarm, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 13 november 2024, te Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal met een (keuken)mes, althans een scherp voorwerp in/op de buik, de linker schouder en/of de linker bovenarm, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van 01.176669.23:
zij op of omstreeks 17 juli 2023 te Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] (meermaals) met een mes in de arm en/of in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 juli 2023 te Boxtel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (meermaals) met een mes in de arm en/of in de borst te steken.
Ten aanzien van 01.318831.24:
1.
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Boxtel, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) bij de haren, althans het lichaam (vast) te pakken en/of (vervolgens) (aan de haren) naar de grond te trekken;
2.
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Boxtel, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je open, vanaf je
kop tot je kut", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Schijndel, gemeente Meierijstad, althans in
Nederland [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) tegen de borst, althans het lichaam te duwen;
4.
zij op of omstreeks 3 februari 2024 te Schijndel, gemeente Meierijstad, althans in
Nederland [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je open, vanaf je kop tot je kut" en/of "Ik snij jou ook open van beneden naar boven en terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01.178329.21 heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant van 13 mei 2022 en betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 94 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De vordering tot tenuitvoerlegging voornoemd voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Bewijs.
Inleiding.
Verdachte wordt - kort gezegd – verweten (parketnummer 01.362389.24) dat zij op 13 november 2024 heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem in/op de buik, de linker schouder en/of de linker bovenarm te steken en/of te snijden. Daarnaast wordt haar verweten (parketnummer 01.176669.23) dat zij op 17 juli 2023 heeft gepoogd dezelfde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de arm en/of de borst te steken, hetgeen subsidiair ten laste is gelegd als mishandeling.
Tenslotte wordt verdachte verweten (parketnummer 01.318831.24) dat zij op 3 februari 2024 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld en bedreigd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 01.362389.24 en parketnummer 01.176669.23 steeds het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Tot slot acht de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 01.318831.24 alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte bepleit op de gronden, zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota, integrale vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de parketnummers 01.362389.24 en 01.176669.23 voert de raadsman aan dat de verwondingen, zoals deze bij het slachtoffer zijn geconstateerd, passen bij de verklaring van verdachte dat het slachtoffer de verwondingen bij zichzelf heeft aangebracht.
Mocht de rechtbank ten aanzien van de parketnummers 01.362389.24 en 01.176669.23 wel menen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft gesneden, dan wel gestoken, dan dient alsnog vrijspraak te volgen van het primair en subsidiair tenlastegelegde onder 01.362389.24 en het primair tenlastegelegde onder 01.176669.23, wegens het ontbreken van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder 01.176669.23 refereert de raadsman zich in dat geval aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsbijlage.
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is bijgevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Vrijspraak in de zaak met parketnummer 01.362389.24:
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 13 november 2024 te Boxtel haar ex-vriend, slachtoffer [slachtoffer 1] , met een mes heeft gestoken dan wel gesneden, in de linkerzijde van zijn buik ter hoogte van de navel, zijn linker schouder en zijn linker bovenarm. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen op voornoemde plekken.
Geen poging doodslag
Het is de vraag of verdachte daarmee opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het doden van het slachtoffer. Dat verdachte de bedoeling heeft gehad om verdachte te doden, is niet gebleken. Dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het doden van het slachtoffer heeft aanvaard, kan de rechtbank evenmin vaststellen.
Uit de forensisch medische letselrapportage volgt slechts dat de verwondingen van het slachtoffer in het ziekenhuis zijn gehecht, waarbij verder operatief ingrijpen niet nodig is geweest, en dat in elk geval de verwonding aan de bovenzijde van de linkerschouder een scherprandige verwonding is, veroorzaakt door een scherprandig of puntig voorwerp, zoals een mes. Het mes, waarmee de verwondingen door verdachte zijn toegebracht, is niet aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat daarmee onvoldoende objectief bewijs voorhanden is op basis waarvan kan worden vastgesteld met wat voor soort mes het letsel is toegebracht en wat de grootte van dat mes was. Evenmin kan de rechtbank op grond van het dossier tot vaststellingen komen over de diepte van de wonden en/of de kracht waarmee verdachte heeft gestoken of gesneden. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat de toegebrachte verwondingen mogelijk levensbedreigend zijn geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de kans op de dood van het slachtoffer aanmerkelijk is geweest. De rechtbank concludeert daarom dat niet kan worden bewezen dat de verdachte minstens het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder parketnummer 01.362389.24 primair tenlastegelegde.
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.362389.24:
Poging zware mishandeling
Zoals hiervoor is vastgesteld, heeft verdachte het slachtoffer met een mes in zijn buik, zijn linker schouder en zijn linker bovenarm gestoken of gesneden.
Het alternatieve scenario, waarbij het slachtoffer de verwondingen bij zichzelf zou hebben toegebracht, zoals de raadsman en verdachte naar voren gebracht, komt de rechtbank gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen onaannemelijk voor, is niet verifieerbaar en onduidelijk. De rechtbank schuift het alternatieve scenario van de verdediging dan ook ter zijde.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte heeft tijdens een ruzie met het slachtoffer met een mes in het rond gezwaaid en heeft vervolgens het slachtoffer gestoken, dan wel gesneden. Het zwaaien en steken met een mes in de richting van de buik, schouder en bovenarm onder de dynamische omstandigheden van een ongecontroleerde ruzie, waarbij verdachte en slachtoffer beiden in beweging zijn, levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijk risico op op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, ongeacht met wat voor mes en welke kracht dat gebeurt. In de buik bevinden zich diverse vitale organen en in en bij de schouder en bovenarm zitten pezen en spieren. Gelet op die ervaringsregels mag de wetenschap van deze aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verdachte worden verondersteld en verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, doet aan vorenstaande niet af.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van het slachtoffer dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.176669.23:
Op basis van de bewijsmiddelen, in het bijzonder gezien de conclusies van het NFI met betrekking tot het mes in samenhang met de overige dossierstukken, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 juli 2023 te Boxtel [slachtoffer 1] met een aardappelschilmes heeft gestoken in de borststreek onder zijn linker tepel en in zijn linker arm.
Ook ten aanzien van dit feit komt de rechtbank het alternatieve scenario, waarbij het slachtoffer zichzelf zou hebben gestoken, zoals de raadsman en verdachte naar voren hebben gebracht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, onaannemelijk voor. Gelet op hetgeen uit de bewijsmiddelen blijkt, schuift de rechtbank het alternatieve scenario van de verdediging ter zijde.
Ook in deze zaak heeft het maken van stekende bewegingen met het mes door verdachte plaatsgevonden onder de dynamische omstandigheden van een ongecontroleerde ruzie, waarbij verdachte en slachtoffer beiden in beweging waren. Gelijk hiervoor is overwogen, levert ook hier het met een mes richting de borststreek en arm van het slachtoffer steken naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijk risico op zwaar lichamelijk letsel op, ongeacht het soort mes en de kracht waarmee dat gebeurt. In de borst bevinden zich immers diverse vitale organen en in de arm pezen en spieren. Gelet op die ervaringsregels mag de wetenschap van deze aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verdachte worden verondersteld en verdachte heeft deze kans bewust aanvaard. Ook in deze geldt, dat daaraan niet afdoet dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van het slachtoffer dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01.318831.24, feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde mishandelingen van zowel slachtoffer [slachtoffer 2] als slachtoffer [slachtoffer 3] . Dat volgt uit de feiten en omstandigheden, zoals die blijken uit de bewijsmiddelen. Anders dan de verdediging meent, acht de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en getuigen betrouwbaar. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze verklaringen zowel direct na het incident ten overstaan van verbalisanten zijn afgelegd, alsook daags erna ter gelegenheid van de aangiften door de slachtoffers en vervolgens door de getuigen. Later zijn deze verklaringen ten overstaan van de rechter-commissaris door aangevers en getuigen herhaald. De verklaringen zijn specifiek, komen met elkaar overeen, zijn in lijn met de bevindingen van de verbalisanten en zijn ook door de tijd niet gewijzigd. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de verklaringen afgestemd of onwaar zijn.
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte slachtoffer [slachtoffer 2] meermaals met kracht aan haar haren naar de grond heeft getrokken en slachtoffer [slachtoffer 3] heeft geduwd, als gevolg waarvan beide slachtoffers letsel en pijn hebben opgelopen. Zo heeft slachtoffer [slachtoffer 2] na afloop van het incident blauwe plekken en schaafwonden gehad en pijn aan haar hoofd, nek en schouders. Slachtoffer [slachtoffer 3] is door de duw van verdachte ten val gekomen, waardoor zij letsel heeft opgelopen aan haar hoofd en rechterhand en daarvan pijn heeft gehad. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van mishandeling.
Daarnaast acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide slachtoffers heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door de woorden te gebruiken, zoals aan haar ten laste zijn gelegd, te weten “Ik snij je open, vanaf je kop tot je kut” en “Ik snij jou ook open van beneden naar boven en terug”.
De rechtbank is van oordeel dat de door of namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder voornoemde parketnummers, behoudens ten aanzien van hetgeen in de zaak met parketnummer 01.362389.24 onder 1 primair ten laste is gelegd, worden weerlegd door de in de bewijsbijlage gebruikte bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van 01.362389.24 subsidiair:
op 13 november 2024 te Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes in de buik, de linker schouder en de linker bovenarm van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van 01.176669.23 primair:
op 17 juli 2023 te Boxtel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een mes in de arm en in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van 01.318831.24:
1.
op 3 februari 2024 in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen met kracht bij de haren vast te pakken en vervolgens aan de haren naar de grond te trekken;
2.
op 3 februari 2024 in Nederland [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je open, vanaf je kop tot je kut";
3.
op 3 februari 2024 te Schijndel [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met kracht tegen de borst te duwen;
4.
op 3 februari 2024 te Schijndel [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik snij je open, vanaf je kop tot je kut" en/of "Ik snij jou ook open van beneden naar boven en terug”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregelen.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot (ongemaximeerde) terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (hierna: tbs met dwangverpleging) en de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. Het primaat ligt bij de behandeling van verdachte en zij is gemotiveerd om mee te werken. Hier past een tbs met voorwaarden bij met een lik op stuk beleid, zodat verdachte de klinische behandeling als stok achter de deur heeft. Indien aan verdachte een straf wordt opgelegd, verzoekt de verdediging de rechtbank om hooguit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan (een deel van) de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen. Ten aanzien van het advies van een tbs met voorwaarden in een ambulant kader refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van haar ex-vriend door hem tijdens ruzies te steken met een mes. Dat het letsel bij het slachtoffer telkens relatief beperkt is gebleven, waardoor juridisch gezien geen sprake is geweest van een voltooide zware mishandeling, is een omstandigheid die volkomen buiten verdachte ligt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. De littekens die het slachtoffer hieraan overhoudt, zullen hem altijd blijven herinneren aan deze feiten.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en bedreiging van een vrouw en haar schoonmoeder. Dat deze vrouw contact had met de ex-vriend van verdachte, kon verdachte niet hebben. Verdachte heeft het slachtoffer daarom meermaals met kracht aan haar haren getrokken. Toen de schoonmoeder van de vrouw de ruzie wilde sussen, heeft verdachte haar geduwd, waardoor dit slachtoffer op de grond is gevallen. Verdachte heeft beide slachtoffers ook bedreigd door tegen hen te zeggen “Ik snij je open, vanaf je kop tot je kut” en “Ik snij jou ook open van beneden naar boven en terug”.
Verdachte heeft met haar handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de drie slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Het gewelddadige karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om met (zwaar) geweld en bedreiging op conflictsituaties te reageren.
Persoon van verdachte en persoonlijke omstandigheden.
Kijkend naar de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 januari 2025, waaruit blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de Pro Justitia rapportage die over verdachte is opgemaakt. Uit het psychologisch en psychiatrisch onderzoek van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater, en drs. H.E.W. Koornstra, GZ- psycholoog, d.d. 4 april 2025 blijkt, voor zover relevant, onder meer het navolgende:
“Er is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, thans in vroege remissie en (waarschijnlijk) langdurig in remissie zijnde stoornissen in het gebruik van cocaïne en amfetamine. (…) Hiervan was sprake ten tijde van het haar ten laste gelegde, indien bewezen. (…) Het is aannemelijk dat de psychische stoornissen van invloed waren op haar gedragskeuzes en gedragingen (haar doen en laten) ten tijde van hetgeen haar ten laste wordt gelegd, indien bewezen. (…)Onderzoekers stellen dat er sprake is van een gelijktijdigheidsverband tussen de vastgestelde stoornissen en de haar ten laste gelegde feiten, indien bewezen. (…) Onderzoekers hebben weliswaar vanwege haar ontkenning niet goed zicht gekregen op de omstandigheden, op haar afwegingen, haar reflectieve vermogens, haar impulsiviteit, haar vermogen om zichzelf instrumenteel en antisociaal in te zetten dan wel daarvan af te zien, maar -indien bewezen- is het wel aannemelijk dat de psychische stoornissen van invloed waren op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde hetgeen haar ten laste wordt gelegd, indien bewezen. Betrokkene loopt met haar kwetsbare persoonlijkheid meer risico dan gemiddeld om deuken op te lopen met haar kwetsbare gevoel van eigenwaarde, haar gehechtheidsstijl, haar problematische emotieregulatie, haar angst om verlaten te worden en het gebruik van middelen die deze kwetsbaarheden kunnen uitvergroten. Gesteld kan worden dat betrokkene in staat was om het ongeoorloofde van de haar ten laste gelegde feiten indien bewezen in te zien. Indien bewezen is het aannemelijk dat haar kwetsbaarheden binnen de persoonlijkheid eventueel versterkt door het middelengebruik een doorwerking hebben gehad in het kunnen hanteren van haar sturingsvermogen. Indien bewezen adviseren onderzoekers de haar ten laste gelegde feiten, verminderd toe te rekenen. (…)
Alles overziend kan gesteld worden dat het risico op gewelddadig gedrag in brede zin in de toekomst als hoog moet worden ingeschat. (…) Zonder behandeling en langdurige begeleiding wordt het recidiverisico op een feit, soortgelijk als het ten laste gelegde, indien bewezen, dat wil zeggen agressief gedrag, als hoog ingeschat. Betrokkene wil haar leven weer oppakken. Zij zegt aan zichzelf te willen werken en wel vanuit een ambulante situatie. Hoewel onderzoekers inschatten dat dit een zware dobber zal zijn, te meer omdat betrokkene nog totaal niet heeft aangetoond zich te kunnen inzetten voor een behandeling, willen ze betrokkene toch het voordeel van de twijfel geven en in ieder geval haar een kans bieden om de behandeling op ambulante schoei vorm te geven. Er wordt dan ook als voorwaarde een ambulante behandeling geadviseerd. Mocht het ambulant toch te zwaar zijn dan wel mocht de therapietrouw te wensen over laten dan adviseren onderzoekers met een lik op stuk beleid alsnog een klinische behandeling in te zetten. Andere belangrijke voorwaarden zijn abstinentie van alcohol en drugs, zorgdragen voor een adequate dag invulling en contactverbod met aangever.
Onderzoekers adviseren de behandeling zo in te kaderen dat het betrokkene lange tijd geeft
om de -voor een reductie van het recidive risico- noodzakelijke behandeling en begeleiding te blijven aanvaarden. Onderzoekers hebben een interventie in een kader van bijzondere voorwaarden overwogen. Nadeel daarvan is dat ze dan terug de detentie in gaat bij overtreden van voorwaarden en dat deel is natuurlijk maar van beperkte duur. Wanneer het voorwaardelijk opgelegde deel op is, is er geen stok achter de deur meer. Daarnaast is de duur van de begeleiding binnen een voorwaardelijk kader gewoon korter. Betrokkene heeft langer durend toezicht nodig en daarom is een tbs-maatregel meer passend, zeker als ook de ernst van het ten laste gelegde, indien bewezen, aan de orde is. Onderzoekers adviseren een tbs-maatregel. Onderzoekers adviseren de behandeling en begeleiding vorm te geven in het kader van een tbs-met voorwaarden omdat ze in staat mag worden geacht zich aan voorwaarden te kunnen houden, ondanks haar impulsiviteit. Haar afkeer van de detentie zal ook helpend zijn. Onderzoekers geven de rechtbank in overweging de tbs-maatregel te combineren met een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zou kunnen. Met deze maatregel kan betrokkene in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. De GVM kan na beëindiging van de tbs-maatregel op vordering van het openbaar ministerie door de rechtbank ten uitvoer worden gelegd voor de duur die nodig is en met de voor onderzochte benodigde voorwaarden (maatwerk). Indien nodig kan deze maatregel worden verlengd. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet met betrekking tot resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een tbs-traject nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een tbs-kader noodzakelijk is. Voor betrokkene zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder
ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet, indien daar aanleiding toe zou bestaan. Hiermee wordt op geen enkele wijze een voorschot genomen op wat in de toekomst de uitkomsten van de behandeling zijn.”.
In het reclasseringsrapport, opgemaakt door mevrouw [persoon] d.d. 7 juli 2025, is, voor zover relevant, onder meer het volgende opgenomen:
“De reclassering is van mening dat een langdurig forensische klinische behandeling om de
risicofactoren te verkleinen het meest passend is rekening houdend met de ervaringen in het
verleden.
(…)
Advies over tbs met voorwaarden
Wij adviseren, in tegenstelling tot de Pro Justitia rapporteurs, negatief over tbs met voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met de voorwaarden zoals die nu in het interventieadvies opgenomen zijn door de gedragsdeskundigen, de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.”.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de brief van Homerun (Humanitas-DMH) d.d. 24 juli 2025, ondertekend door K. Eskak, Forensisch Orthopedagoog, waaruit het volgende blijkt:
“Tijdens het toezicht en met begeleiding vanuit Humanitas-DMH heeft mevrouw [verdachte]
behandeling afgerond bij Novadic-Kentron, stond zij open voor vervolgbehandeling bij Reinier van Arkel (geïndiceerd door Novadic-Kentron), heeft zij ondersteuning bij haar financiën aanvaard (bewindvoering) en heeft zij zich aan de afspraken van de woningbouwvereniging gehouden, waardoor haar huurcontract is omgezet naar onbepaalde tijd. Mevrouw [verdachte] heeft inzet getoond om de basis te stabiliseren, door haar afspraken na te komen met begeleiding, bij tegenslag dit open te bespreken en open te staan voor zowel de nodige behandeling als begeleiding.
Vanuit Humanitas-DMH bestaat de mogelijkheid om direct na invrijheidstelling de begeleiding voort te zetten en behandeling op te starten. Er zijn geen wachtlijsten. Humanitas-DMH biedt Agressie Regulatie op Maat en een individuele Sociale Vaardigheidstraining. Zowel begeleiding als behandeling wordt op maat geboden, waarbij de intensiteit van de afspraken wordt afgestemd op de zorgbehoefte van mevrouw [verdachte] . Opschalen kan op ieder moment, wat inhoudt dat er meerdere contactmomenten kunnen plaatsvinden in de week en er op doordeweekse dagen en binnen kantooruren altijd iemand bereikbaar is voor overleg en/of ondersteuning.
Reinier van Arkel heeft aangegeven dat ook zij direct kunnen starten na invrijheidstelling of
schorsing.”
De op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling.
Ten aanzien van de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) op te leggen voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten onder parketnummers 01.362389.24, 01.176669.23 en 01.318831.24 feiten 2 en 4. Het bewezenverklaarde betreft misdrijven, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dan wel het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Tijdens het begaan van de feiten was sprake van ziekelijke stoornissen van de geestvermogens, zoals blijkt uit de hiervoor reeds genoemde psychiatrische en psychologische Pro Justitia rapportage, welke conclusies de rechtbank overneemt en tot de hare maakt. Er is sprake van een hoog recidiverisico, waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van tbs eist.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de tbs moet worden opgelegd met verpleging van overheidswege, zoals de reclassering heeft geadviseerd en de officier van justitie heeft gevorderd, dan wel dat hieraan voorwaarden moeten worden gekoppeld, zoals door de Pro Justitia rapporteurs is geadviseerd en door de verdediging is bepleit.
De rechtbank overweegt daarbij dat de op te leggen maatregel mede als doel heeft de maatschappij te beschermen en daarom toegesneden moet zijn op dat wat nodig is om het recidiverisico bij verdachte terug te dringen.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de psychiater, die ter terechtzitting telefonisch is gehoord, het advies tot oplegging van een tbs met voorwaarden – in reactie op het negatieve advies van de reclassering ten aanzien van een tbs met voorwaarden – nader heeft toegelicht. Een ambulant traject heeft naar zijn professionele mening kans van slagen, omdat verdachte nu lange tijd in detentie heeft doorgebracht en die ervaring in belangrijke mate zal bijdragen aan de motivatie en inzet om zich aan de voorwaarden te houden. Haar leeftijd is vanuit gedragskundig perspectief een voordeel, waarbij haar autonomie kan worden aangesproken, zodat zij haar gezonde kanten meer kan ontwikkelen. Binnen een klinische opname zal dat niet gebeuren. Nu verdachte is gediagnosticeerd met borderline, is de verwachting dat een behandeling in een klinisch kader bij haar tot regressieve reacties zal leiden en aldus contraproductief zal zijn. Het advies tot oplegging van een tbs met voorwaarden wordt daarom verantwoord geacht en gehandhaafd.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte dringend behandeling nodig heeft om recidive te voorkomen. De rechtbank concludeert naar aanleiding van het vorenstaande dat verdachte in een ambulant kader het meest en het snelst zal kunnen profiteren van behandeling, hetgeen op zichzelf reeds recidivebeperkend is. Verdachte heeft, zoals ter zitting uit haar uitvoerige toelichting is gebleken, een grote afkeer van detentie en het is voor haar heel erg belangrijk om haar woning, haar eerste veilige thuis in haar leven, te behouden. Zij wil absoluut niet klinisch opgenomen worden, omdat zij dan alles kwijtraakt. Dit alles zal de motivatie van verdachte voor ambulante behandeling, waar die eerder snel wegebde, bevorderen. Verdachte heeft ter zitting verklaard volledig te zullen meewerken en tevens te begrijpen dat als zij daarin te kort schiet het enige alternatief een klinische opname is, al dan niet in het kader van een tbs met dwangverpleging. Al met al verwacht de rechtbank dat verdachte voldoende gemotiveerd is om zich aan voorwaarden te houden.
Daar komt bij dat verdachte in haar huidige woning begeleiding van Humanitas heeft. Indien de reclassering het nodig vindt, kan deze begeleiding verder worden opgeschaald. Daarnaast verklaart Humanitas dat behandeling bij Reinier van Arkel snel kan worden opgestart. Daarmee wordt het recidiverisico verder beperkt.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de behandeling in het kader van tbs met voorwaarden ambulant kan worden vormgegeven.
Alles afwegende, acht de rechtbank onder deze omstandigheden een tbs met voorwaarden het meest passend. De maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam en ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank zal voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde. Verdachte heeft zich bereid verklaard deze na te leven.
De rechtbank overweegt tenslotte dat ter terechtzitting is gebleken dat tussen verdachte en de huidige reclasseringsinstantie, Novadic Kentron, een vertrouwensbreuk is ontstaan. Om de behandeling en begeleiding te laten slagen, zal de rechtbank daarom een andere reclasseringsinstantie aanwijzen, te weten Reclassering Leger des Heils.
Dadelijke uitvoerbaarheid.
Gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en het hoge recidivegevaar moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte zonder behandeling binnen een passend kader opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De op te leggen straf.
Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat naast de tbs ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Verdachte kan gelet op de verminderde toerekenbaarheid slechts deels verantwoordelijk worden gehouden voor haar strafbaar handelen. In strafverlagende zin zal daarmee rekening worden gehouden. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat aan verdachte de tbs wordt opgelegd.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal hiermee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr.De rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van recidive van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr bijdragen. Deze maatregel houdt in dat, indien dit alsdan noodzakelijk wordt geacht, de verdachte zich na de tbs-maatregel aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
In de aard en ernst van de gepleegde delicten, de omstandigheden waaronder deze delicten zijn begaan en de persoon van verdachte ziet de rechtbank aanleiding, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen, voormelde maatregel op te leggen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.178329.21.
De eis van de officier van justitie.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging inzake parketnummer 01.178329.21 heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen in het geval de rechtbank hem volgt in de eis tot het opleggen van tbs met dwangverpleging. Indien de rechtbank tot een andere beslissing komt, heeft de officier van justitie gevorderd de vordering toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen. Verdachte is bereid de uitgestoken hand die zij krijgt toegereikt in de vorm van hulp aan te nemen en daar past geen detentie bij, langer dan strikt noodzakelijk.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging afwijzen, nu zij van oordeel is dat toewijzing van de vordering, gelet op de op te leggen tbs met voorwaarden, niet opportuun is. Het is immers vanuit het oogpunt van recidivebeperking van het grootste belang dat de behandeling van verdachte snel kan starten.
Beslag.
De rechtbank zal teruggave gelasten van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het broodmes (voorwerpnummer: PL2100-2024250898-2274238) en het vleesmes (voorwerpnummer: PL2100-2024250898-2274240), aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van deze inbeslaggenomen voorwerpen.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen kleding, waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan, heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat deze aan verdachte kan worden teruggegeven. De rechtbank zal hierover geen beslissing nemen, nu deze voorwerpen ontbreken op de beslaglijst.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
38, 38a, 38z, 45, 57, 63, 285, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01.362389.24 primair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01.362389.24, subsidiair:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van 01.176669.23, primair:
Poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van 01.318831.24, feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van 01.318831.24, feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van 01.318831.24, feit 3:
Mishandeling
Ten aanzien van 01.318831.24, feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
Ten aanzien van 01.362389.24 subsidiair, 01.176669.23 primair en 01.318831.24, feit 1, feit 2, feit 3, feit 4:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van 01.362389.24 subsidiair, 01.176669.23 primair en 01.318831.24 feit 2 en feit 4:

de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden;
De rechtbank stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

1.Geen strafbaar feit plegen

Terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

Terbeschikkinggestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Terbeschikkinggestelde meldt zich op afspraken bij Reclassering Leger des Heils, Raiffeisenstraat 1 5611CH Eindhoven. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Terbeschikkinggestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van terbeschikkinggestelde vast te stellen.
  • Terbeschikkinggestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om terbeschikkinggestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Terbeschikkinggestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Terbeschikkinggestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Terbeschikkinggestelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Terbeschikkinggestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Terbeschikkinggestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht.

3.Ambulante behandeling

Terbeschikkinggestelde laat zich behandelen door een forensische ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld of een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal terbeschikkinggestelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.

4.Begeleid wonen

Terbeschikkinggestelde verblijft in haar woning aan het [adres] en aanvaardt de ondersteuning en begeleiding die haar door of via Humanitas, dan wel een andere, soortgelijke hulpverleningsinstantie wordt geboden.
Indien de reclassering dit nodig acht, verblijft terbeschikkinggestelde aansluitend aan de eventuele klinische opname in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar opstelt.

5.Dagbesteding

Terbeschikkinggestelde werkt mee aan behoud en/of verkrijging van werk dan wel aan het hebben van een zinvolle dagbesteding.

6.Alcohol- en drugsverbod

Terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol of drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met blaastesten of urineonderzoek. De reclassering bepaalt op welke manier en hoe vaak terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd.

7.Contactverbod met de heer [slachtoffer 1]

Terbeschikkinggestelde zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1998] te [geboorteplaats 2] .
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
De rechtbank geeft opdracht aan Reclassering Leger des Heils de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De rechtbank beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.

de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst af de vordering met parketnummer 01.178329.21 van de officier van justitie.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
  • Broodmes (PL2100-2024250898-2274238);
  • Vleesmes (PL2100-2024250898-2274240);
aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon: te weten veroordeelde.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.A.E.M. Rampaart, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.P.A. Willems, griffier,
en is uitgesproken op 18 augustus 2025.