ECLI:NL:RBOBR:2025:5230

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
01/054165-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging wegens overlijden van verdachte

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juni 2025 is overleden. De zaak was aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 januari 2025, waarbij de verdachte werd beschuldigd van poging tot moord en mishandeling van zijn partner op 22 februari 2023 in Vught. Tijdens de zittingen op 20 februari en 5 augustus 2025 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van het ten laste gelegde kennis te nemen. Echter, uit de informatiestaat bleek dat de verdachte inmiddels was overleden, waardoor het recht tot strafvervolging vervalt volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing hebben genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie ’s-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer 01.054165.23
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1954] ,
Voor het laatst wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 februari 2025 en 5 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te Vught, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] (zijn partner/levensgezel)(met kracht) een kussen in en/of op en/of tegen het gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden, althans een of meer verstikkende handelingen heeft verricht ten einde die [slachtoffer] te verstikken en/of te smoren en/of haar vervolgens, terwijl die [slachtoffer] aan die situatie trachtte te ontkomen, (met kracht) van de trap heeft geduwd en/of haar daaropvolgend opnieuw (met kracht) een sjaal en/of een ander zacht voorwerp in/op/tegen haar gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden ten einde haar te verstikken en/of te smoren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] (zijn partner/levensgezel)(met kracht) een kussen in en/of op en/of tegen het gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden, althans een of meer verstikkende handelingen heeft verricht ten einde die [slachtoffer] te verstikken en/of te smoren en/of haar vervolgens, terwijl die [slachtoffer] aan die situatie trachtte te ontkomen, (met kracht) van de trap heeft geduwd en/of haar daaropvolgend opnieuw (met kracht) een sjaal en/of een ander zacht voorwerp in/op/tegen haar gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden teneinde haar te verstikken en/of te smoren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 februari 2023 te Vught zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) een kussen in en/of op en/of tegen het gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden, althans een of meer verstikkende handelingen heeft verricht ten einde die [slachtoffer] te verstikken en/of te smoren en/of haar vervolgens, terwijl die [slachtoffer] aan die situatie trachtte te ontkomen, (met kracht) van de trap heeft geduwd en/of haar daaropvolgend opnieuw (met kracht) een sjaal en/of een ander zacht voorwerp in/op/tegen haar gezicht heeft geduwd en/of heeft gedrukt en/of heeft gehouden ten einde haar te verstikken en/of te smoren;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Uit de informatiestaat SKDB-persoon betreffende verdachte van 18 juni 2025 blijkt dat verdachte op 10 juni 2025 is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat, ingevolge het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, het recht tot strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte.
Het Openbaar Ministerie wordt dan ook - overeenkomstig de vordering van de officier van justitie - niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. M.J.C. van der Vegte en mr. G.F.A.M. de Graauw, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 5 augustus 2025.