ECLI:NL:RBOBR:2025:5297

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
24/1974
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-beschikking door gebrek aan bewijs van erfrecht

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Son en Breugel, die de waarde van haar woning op € 434.000 heeft vastgesteld. Eiseres, als erfgenaam, heeft echter geen verklaring van erfrecht overgelegd, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat zij tot de kring van beroepsgerechtigden behoort. De rechtbank heeft op 22 augustus 2025 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij gerechtigd was om beroep in te stellen. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de heffingsambtenaar een zelfstandige onderzoeksverplichting heeft en dat het feit dat de heffingsambtenaar eiseres als beroepsgerechtigde heeft beschouwd, niet voldoende is om het beroep ontvankelijk te verklaren. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Son en Breugel, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat zij het niet eens is met de vastgestelde WOZ [1] -waarde van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de WOZ-beschikking van 8 februari 2023 (de beschikking) vastgesteld voor het kalenderjaar 2023 op € 434.000. De beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) is bekendgemaakt.
1.2.
Met de uitspraak op bezwaar van 6 februari 2024 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft – als erfgenaam – beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
1.6.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een tweede zitting.

Feiten

2. De erfgenamen van [naam] (de erfgenamen) waren eigenaar van de woning. Dit is een twee onder een kap woning met bouwjaar 1960. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 97 m², een aanbouw van 13 m2, een vrijstaande garage en een loods. De grond bij de woning heeft een oppervlakte van 969 m².

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat niet is gebleken dat eiseres gerechtigd was om beroep in te stellen tegen de bestreden uitspraak. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen van dit oordeel zijn.
3.1.
De WOZ-beschikking is (met de aanslag OZB) genomen op naam van de erfgenamen. Daartegen kan door de erfgenamen beroep worden ingesteld en daaraan voorafgaand bezwaar worden gemaakt. Dat kan ook door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft. [2]
3.2.
Eiseres heeft op 5 maart 2023 een machtiging aan haar gemachtigde afgegeven om namens haar bezwaar te maken tegen de beschikking. In de machtiging staat dat eiseres erfgenaam is van de heer [naam]. De gemachtigde heeft vervolgens op 14 maart 2023 namens eiseres bezwaar gemaakt tegen de beschikking. Met de bestreden uitspraak is het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar is geadresseerd aan de gemachtigde van eiseres en daarin staat: “U maakte op 18 juli 2023 namens [naam] Erfgenamen bezwaar”. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet volgt dat de heffingsambtenaar heeft onderzocht of eiseres persoonlijk tot de in 3.1. omschreven kring van beroepsgerechtigden en dus ook bezwaargerechtigden [3] behoorde. Kennelijk is de heffingsambtenaar ervan uitgegaan dat eiseres tot die kring behoorde dan wel gerechtigd was om namens hen bezwaar te maken. Anders had de heffingsambtenaar het bezwaar immers niet-ontvankelijk moeten verklaren.
3.3.
De gemachtigde heeft op 6 februari 2024 namens eiseres beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. Bij het beroepschrift is de hiervoor in 3.2. genoemde machtiging gevoegd. In de machtiging staat dat eiseres erfgenaam is. Om vast te stellen dat eiseres inderdaad erfgenaam is, heeft de rechtbank op 11 juni 2025 een brief aan de gemachtigde van eiseres gestuurd met daarin het verzoek om een verklaring van erfrecht te overleggen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat eiseres erfgenaam is en gerechtigd is om bezwaar en beroep in te stellen. Hiertoe is de gemachtigde van eiseres een termijn gesteld van vier weken. De rechtbank heeft erop gewezen dat het uitblijven van een reactie ertoe kan leiden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De gemachtigde van eiseres heeft laten weten geen verklaring van erfrecht te hebben.
3.4.
Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld dat eiseres behoort tot de kring van beroepsgerechtigden. Het namens eiseres ingestelde beroep moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. [4] De rechtbank voegt nog toe dat de heffingsambtenaar (zonder gebleken nader onderzoek) kennelijk aanleiding zag om eiseres wel tot de kring van beroepsgerechtigden te rekenen en haar bezwaar inhoudelijk te beoordelen geen aanleiding is om anders te oordelen. De rechtbank heeft namelijk wat betreft de beroepsfase een zelfstandige onderzoeksverplichting.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, in aanwezigheid van mr. P. van Berkel, griffier. Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.

Voetnoten

1.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.Artikel 26a, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (dat op grond van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet ook van toepassing is op de heffing van gemeentelijke belastingen).
3.Volgens artikel 7:1, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Hoge Raad 8 augustus 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD9473, overweging 3.1.