ECLI:NL:RBOBR:2025:5349

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
01/386468-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling, gevaarlijk rijgedrag en voorhanden hebben van wapens door verdachte in Eindhoven

Op 25 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, gevaarlijk rijgedrag en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten die plaatsvonden op 4 december 2024 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum een gestolen auto bestuurde en daarbij verkeersregels ernstig heeft geschonden, wat leidde tot gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers. Daarnaast had hij drie wapens in zijn bezit, wat onaanvaardbare veiligheidsrisico's met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich onverantwoordelijk had gedragen in het verkeer en dat zijn handelen bijdroeg aan de criminaliteit in de samenleving. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook rekening is gehouden met het reclasseringsrapport over de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.386468.24
Datum uitspraak: 25 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
wondende [woonadres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 maart 2025 en 11 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 februari 2025.
Aan verdachte is, nadat de tenlastelegging ter terechtzitting van 11 augustus 2025 is gewijzigd, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen enzich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, en/of inklimming,- met een gestolen auto met gestolen kentekenplaten naar het winkelpand van [slachtoffer 1] is
gereden, en/of- met een zak en een zaklamp uit de auto is gestapt, naar de gevel is gelopen en naar binnen
heeft gekeken, en/of- met de achterkant van de auto de gevel van het voornoemde winkelpand heeft geramd,
waardoor schade aan de ruit ontstond,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, chassisnummer [nummer]), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (merk Volkswagen, type Golf, chassisnummer [nummer]), daarmee rijdende op de weg, de Leostraat, de Piuslaan, de Petrus Dondersstraat, de 2e Wilakkersstraat en/of de Amaryillisstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door- op de Leostraat het stopteken van de politie te negeren en/of de snelheid van het voertuig
te verhogen, en/of- op de Leostraat rakelings tussen een vrachtauto en een personenauto te rijden, waardoor
de personenauto moest remmen omeen aanrijding te voorkomen, en/of- op de kruising met de Piuslaan met de Petrus Dondersstraat het rode verkeerslicht te
negeren, en/of- op de Petrus Donderstraat met een aanzienlijk hogere snelheid te rijden dan is toegestaan,
en/of- op de 2e Wilakkersstraat met hoge snelheid, rakelings langs tegemoetkomende voertuigen
te rijden, waardoor de bestuurder niet meer in staat was om zijn voertuig tijdig tot
stilstand te brengen, en/of- op de 2e Wilakkersstraat verbalisanten ertoe te 'dwingen' om de achtervolging af te breken
om een aanrijding te voorkomen, en/of- op de Amaryillisstraat tot stilstand te komen tegen een verkeersbordpaal,door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (merk Volkswagen, type Golf, chassisnummer [nummer]), daarmee rijdende op de weg, de Leostraat, de Piuslaan, de Petrus Dondersstraat, de 2e Wilakkersstraat en/of de Amaryillisstraat,- op de Leostraat het stopteken van de politie heeft genegeerd en/of de snelheid van het
voertuig heeft verhoogd, en/of- op de Leostraat rakelings tussen een vrachtauto en een personenauto heeft gereden,
waardoor de personenauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen, en/of- op de kruising met de Piuslaan met de Petrus Dondersstraat het rode verkeerslicht heeft
genegeerd, en/of- op de Petrus Donderstraat met een aanzienlijk hogere snelheid heeft gereden dan is
toegestaan, en/of- op de 2e Wilakkersstraat met hoge snelheid, rakelings langs tegemoetkomende voertuigen
heeft gereden, waardoor de bestuurder niet meer in staat was om zijn voertuig tijdig tot
stilstand te brengen,en/of- op de 2e Wilakkersstraat verbalisanten ertoe heeft 'gedwongen' om de achtervolging af te
breken om een aanrijding te voorkomen, en/of- op de Amaryillisstraat tot stilstand is gekomen tegen een verkeersbordpaal,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4
.hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland drie wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen leek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk- een pistool (met aanduiding 21 A 08155 MADE IN TAIWAN PAT.P. en met goednummer
2283107), en/of- een pistool (met aanduiding COLT'S PT.F.A. MFG.CO.HARTFORD.CT.USA en met
goednummer 2283116), en/of- een pistool (zonder aanduiding en met goednummer 2283117)
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26,9 gram (50 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel3a van die wet;
6.
hij op of omstreeks 4 december 2024 te Eindhoven, in elk geval in Nederland al dan niet opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van 23,7 gram ketamine, althans een hoeveelheid ketamine, in elk geval zijnde een werkzame stof, in voorraad heeft gehad;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten (voor wat betreft feit 3 het primair tenlastegelegde) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich op gronden, zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1, onder feit 2 primair en onder feit 5 tenlastegelegde.
Aangevoerd is – kort gezegd – voor wat betreft feit 1 dat buiten de aanwezigheid van verdachte in de bij de ramkraak gebruikte auto op een veel later tijdstip, geen bewijs aanwezig is voor enige betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde, zodat hij niet als pleger of als medepleger is aan te merken. Voor wat betreft feit 2 primair blijkt niet uit het dossier dat verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was, zodat geen sprake is van opzetheling. Voor wat betreft feit 5 is er onvoldoende bewijs dat de inbeslaggenomen pillen MDMA bevatten, bij gebreke van een
NFI-rapport betreffende een vaststelling daarvan.
Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank komt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot het volgende oordeel.
Vrijspraak van het onder feit 1, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde.
Feit 1.
Uit het dossier volgt dat verdachte op 4 december 2024 omstreeks 7:00 uur de bestuurder was van een auto, waarmee ongeveer twee uur eerder een poging ramkraak is gepleegd. Het dossier bevat echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij die poging ramkraak.
Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Feit 5.
In de woning van verdachte werden 50 pillen, vermoedelijke verdovende middelen, aangetroffen en in beslag genomen. De inbeslaggenomen goederen werden gewogen, indicatief getest en blijkens het dossier voor nader onderzoek aangeboden bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het dossier bevat geen onderzoeksrapport van het NFI of ander forensisch instituut betreffende de inbeslaggenomen pillen. Bij gebreke daarvan kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de inbeslaggenomen pillen MDMA bevatten.
Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Feit 6.
Nadat verdachte op 4 december 2024 door de politie was aangehouden, vond de politie in zijn fouillering een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Van deze middelen werden monsters genomen door de politie en voor nader onderzoek verzonden naar het NFI. De monsters werden positief getest op de stof ketamine
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zoals aan hem ten laste is gelegd, opzettelijk, zonder registratie, 23,7 gram ketamine in voorraad heeft gehad. Vastgesteld kan worden dat verdachte die hoeveelheid ketamine ‘voorhanden heeft gehad’, maar het is de vraag of hij het daarmee ook ‘in voorraad heeft gehad’. Voor de uitleg van dat laatste begrip sluit de rechtbank aan bij de delictsomschrijving van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, waaruit het is overgenomen. De rechtbank overweegt dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is geplaatst in de titel ’Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen’. Uit de plaatsing van dit artikel in voormelde titel van de wet en de formulering daarvan volgt dat het onder meer verboden is om – zonder registratie – ketamine te bereiden of te verhandelen. Het begrip ‘in voorraad hebben’ moet dan ook worden uitgelegd als het hebben van een voorraad in dat kader. Omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich bezig hield met het fabriceren van ketamine of de handel daarin, kan niet worden bewezen verklaard dat hij de hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad.
Bewijsvraag ten aanzien van het onder de feiten 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
De rechtbank acht de overige tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting het onder feit 3 en feit 4 tenlastegelegde erkend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 3 (primair) en feit 4.
Voor wat betreft feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
Vaststelling van de feiten.
Verdachte reed op 4 december 2024 in een auto. Deze auto is een maand eerder, op 3 november 2024, weggenomen. Als de politie een stopteken geeft, probeert verdachte de politie te ontvluchten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat verdachte dan zeer gevaarlijk verkeersgedrag laat zien. Verdachte komt uiteindelijk met de auto tot stilstand tegen een verkeerspaal, waarna hij wordt aangehouden.
De door hem bestuurde auto was voorzien van valse kentekenplaten, waarbij twee paar kentekenplaten, welke beiden gestolen waren, over elkaar waren geschroefd.
De verklaring van verdachte.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij laat in de avond van 3 december 2024 in Eindhoven was met ene [persoon].
Hem werd gevraagd of hij geld wilde verdienen door een aantal personen weg te brengen, omdat hij een rijbewijs had. Hij zou 200,00 euro krijgen voor een kort ritje. Hij heeft daarmee ingestemd. Hij moest daarbij handschoenen dragen, zo werd gezegd, omdat de auto niet van hen was. Verdachte is als bestuurder ingestapt en zag dat er meerdere personen in de auto zaten die hij niet kende. De contactsleutel zat gewoon in de verder normale auto. Hij wist niet dat het een gestolen auto betrof.
Overwegingen van de rechtbank.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het een gestolen auto betrof, gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, onaannemelijk.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat de door verdachte bestuurde (en in beslag genomen) auto van misdrijf, te weten van diefstal, afkomstig was. De rechtbank stelt verder vast dat niet is gebleken van een aanwijzing dat verdachte zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van de auto.
Het kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat deze auto van misdrijf afkomstig was. Immers moest hij naar eigen zeggen handschoenen dragen, juist omdat de auto niet van de verzoeker of de inzittenden was. Verdachte heeft niet kunnen uitleggen waarom hij ervan uit kon gaan dat de auto niet van misdrijf afkomstig was, maar dat hij toch handschoenen aan moest omdat de auto niet van hen was.
Conclusie van de rechtbank.
De rechtbank concludeert tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde opzetheling. Het bewijsverweer wordt derhalve verworpen.
De bewijsmiddelen. [1]
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Feit 2:
A. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2025, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting, voor zover inhoudende:
In de avond van 3 december 2024 was ik in Eindhoven. [persoon] vroeg of ik geld wilde verdienen. Tegen mij werd gezegd dat ik een rijbewijs had. Gevraagd werd of ik een aantal personen weg wilde brengen. Ik zou 200 euro krijgen voor een kort ritje. Ik heb daarmee ingestemd. Ik ben als bestuurder ingestapt en zag dat er meerdere personen in de auto zaten die ik niet kende.

B. De inhoud van het dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

- het proces-verbaal van (aanvullend) verhoor van verdachte op 11 februari 2025, PL2100-2024263925-117, dossier pag. 348:
[persoon] vroeg op een gegeven moment of ik 200 euro wilde verdienen. Ik zei dat het zeker iets illegaals was. Ik hoorde dat [persoon] zei dat als ik het deed, dat het dan juist niet illegaal was omdat ik in het bezit was van een rijbewijs. Uiteindelijk heb ik toch ja gezegd. [persoon] zei dat ik handschoenen aan moest trekken, omdat de auto niet van hun was
.Op een gegeven moment zijn wij naar buiten gelopen. Vanaf de woning hebben wij ongeveer één minuut gelopen naar een locatie waar de auto ook naartoe zou komen.
We hebben daar gewacht voordat de auto daar aankwam.
Er stapte een jongen uit de auto, hij had handschoenen aan. Ik stapte in de auto achter het stuur en ik zag dat er een jongen naast mij zat, op de bijrijdersstoel. Ik zag dat de jongen handschoenen aan had, een muts op en hij had iets om zijn nek. Bij het achteruit rijden zag ik dat er nog een jongen op de achterbank zat.
Voornamelijk de jongen naast mij vertelde mij hoe ik moest rijden. Ik hoorde in de verte sirenes. Ik hoorde dat de jongen achterin zei dat het de politie was en dat ik moest doorrijden. Ik kreeg allerlei bevelen van de jongens welke kant ik op moest gaan.
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] op 4 november 2024,
proces-verbaalnummer 241104-1061-233, dossier pag. 209:
Gisteren, 3 november 2024 heb ik ’s avonds mijn kleding op bed gegooid. In mijn kleding zaten mijn autosleutels en huissleutels. Ik bemerkte afgelopen ochtend dat mijn autosleutels/
huissleutels weg waren. Ik [ging] naar buiten en zag dat mijn auto er niet meer stond. Deze is zonder mijn toestemming meegenomen.
- het proces-verbaal van bevindingen (plaatsen van een technisch hulpmiddel bij de Volkswagen Golf), PL2100-2024263925-4, dossier pag. 52:
Op 29 november 2024, plaatste ik, verbalisant, een technisch hulpmiddel op een Volkswagen Golf waarop Poolse platen zaten gemonteerd. Van origine hoort de Nederlandse kentekenplaat [kentekennnummer 1] op het voertuig. Het voertuig is gestolen.
Goednummer: PL2100-2024263925-2281175
Voertuig: Personenauto Volkswagen Golf, kleur: zwart.
- het proces-verbaal van bevindingen, PL2100-2024263925-70, dossier pag. 223, 224:
Op 4 december 2024, zagen wij dat de zwarte Volkswagen Golf, type 7, was voorzien van Poolse kentekenplaten [kentekennnummer 2]. Wij zagen dat achter deze platen een gele rand zichtbaar was. Wij zagen dat de Poolse platen bevestigd waren middels kruiskopschroeven.
Ik zag dat achter de Poolse kentekenplaten, Nederlandse kentekenplaten bevestigd zaten: [kentekennnummer 3]. Ik bevroeg de Poolse en Nederlandse kentekenplaten middels de politiesystemen. Ik zag dat beide kentekenplaten uit het politiesysteem naar voren kwamen als zijnde
gestolen.
Goednummer: PL2100-2024263925-2281175
Voertuig: Personenauto, Volkswagen Golf
Kenteken: [kentekennnummer 1]
Chassisnummer: [nummer].
- het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024263925-13,

dossier pag. 126, 127:

Op 4 december 2024 kregen wij omstreeks 6:44 de melding dat het technisch hulpmiddel weer ging rijden. Wij reden naar de locatie waar het voertuig zou rijden. (…)
Wij zagen dat het betreffende voertuig tot stilstand was gekomen tegen een verkeerspaal. Ik, verbalisant, zag dat de bestuurder op de bestuurdersstoel zat. Ik hield de verdachte aan.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornaam : [verdachte]
Feit 3 en feit 4:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus

2025, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting;

- het proces-verbaal van bevindingen PL2100-2024263925-13 , dossier pag. 126, 127;
- het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2024263925-72,

dossier pag. 178, 179;

- het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer

PL2100-2024267804-175, dossier pag. 240 t/m 242.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2.
op 4 december 2024 te Eindhoven, een personenauto (merk Volkswagen, type Golf, chassisnummer [nummer]), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
op 4 december 2024 te Eindhoven als bestuurder van een voertuig (merk Volkswagen, type Golf, chassisnummer [nummer]), daarmee rijdende op de weg, de Leostraat, de Piuslaan, de Petrus Dondersstraat, de 2e Wilakkersstraat en de Amaryillisstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door- op de Leostraat het stopteken van de politie te negeren en de snelheid van het voertuig
te verhogen en- op de Leostraat rakelings tussen een vrachtauto en een personenauto te rijden, waardoor
de personenauto moest remmen om een aanrijding te voorkomen en- op de kruising met de Piuslaan met de Petrus Dondersstraat het rode verkeerslicht te
negeren en- op de Petrus Donderstraat met een aanzienlijk hogere snelheid te rijden dan is toegestaan
en- op de 2e Wilakkersstraat met hoge snelheid, rakelings langs tegemoetkomende voertuigen
te rijden, waardoor de bestuurder niet in staat was om zijn voertuig tijdig tot
stilstand te brengen en
- op de Amaryillisstraat tot stilstand te komen tegen een verkeersbordpaal,door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
4
.op 4 december 2024 te Eindhoven, drie wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen leek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk- een pistool (met aanduiding 21 A 08155 MADE IN TAIWAN PAT.P. en met goednummer
2283107) en- een pistool (met aanduiding COLT'S PT.F.A. MFG.CO.HARTFORD.CT.USA en met
goednummer 2283116) en- een pistool (zonder aanduiding en met goednummer 2283117)
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en bijkomende straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden (450 dagen) met aftrek van de duur van het voorarrest, waarvan 349 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport betreffende verdachte van 26 februari 2025. Voorts is een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis gevorderd.
Tot slot is gevorderd een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden (ten aanzien van feit 3 primair).
Het inbeslaggenomen geldbedrag kan aan verdachte worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht in geval van vrijspraak voor feit 1 en bewezenverklaring van de overige feiten hooguit een detentiestraf op te leggen van een duur gelijk aan de duur van het voorarrest. Indien ook feit 1 bewezen wordt verklaard, wordt verzocht de eis van de officier van justitie te volgen, maar de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen. Voor de duur van een eventueel op te leggen taakstraf wordt in dat geval gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het inbeslaggenomen geldbedrag dient aan verdachte te worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling, gevaarlijk rijgedrag op de openbare weg en het voorhanden hebben van wapens.
Heling bevordert diefstal en zorgt voor het verplaatsen van gestolen goederen in een illegaal circuit. Dit levert de maatschappij veel schade op. Met zijn handelen heeft verdachte daaraan een bijdrage geleverd. Bovendien blijkt uit verdachtes handelen een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander.
Verdachte heeft zich in het verkeer als bestuurder van een personenauto volstrekt onverantwoordelijk gedragen, en dit ook nog op een tijdstip dat er veel andere weggebruikers waren. Het rijgedrag van verdachte heeft grote gevaren voor hen met zich meegebracht. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de risico’s van zijn gedragingen en de eventuele gevolgen voor overige weggebruikers. Het is niet aan verdachte te danken dat er geen ernstige ongelukken hebben plaatsgevonden. Dit rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
Het voorhanden hebben van wapens, zoals bewezenverklaard, veroorzaakt onaanvaardbare veiligheidsrisico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op het reclasseringsrapport dat over verdachte is uitgebracht door Verslavingsreclassering GGZ Mondriaan op 26 februari 2025.
Hierin wordt onder meer het volgende gesteld.
Er kan bij verdachte niet gesproken worden over een delictpatroon.
Problemen worden zichtbaar op het gebied van de houding van betrokkene, dagbesteding en
middelengebruik. Positief is dat betrokkene gemotiveerd lijkt om tot gedragsverandering te komen. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De voorlopige hechtenis van verdachte is opgeheven op 14 maart 2025.
De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde Oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Voor wat betreft het verboden wapenbezit (drie neppistolen) geldt dat het oriëntatiepunt een geldboete van € 550 per neppistool luidt. Voor heling zijn geen oriëntatiepunten maar voor de hiermee qua ernst te vergelijken diefstal van een personenauto geldt het oriëntatiepunt van een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur. Voor gevaarlijk rijgedrag zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar.
De rechtbank zal een andersoortige en lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Voor de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld worden over het algemeen taakstraffen en geldboetes opgelegd. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte ruim drie maanden in voorarrest heeft doorgebracht, welk voorarrest weliswaar in aftrek komt op de hierna aan hem op te leggen taakstraf, maar een aanzienlijk zwaardere strafmodaliteit betreft.
Anders dan door de raadsvrouw betoogd, zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid wel onvoorwaardelijk opleggen. Een slechts voorwaardelijke ontzegging zou onvoldoende recht doen aan het rijgedrag van verdachte en het daarbij door hem veroorzaakte gevaar.
Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen geldbedrag nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 57, 416 van het Wetboek van Strafrecht;
5a, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
13, 55, van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1, feit 5 en feit 6 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 2, feit 3 primair en feit 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2:
opzetheling;
feit 3 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en bijkomende straf:
- een
taakstrafin de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90
dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
-
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 6
maanden.

Beslissing omtrent het beslag:

Gelast de teruggave aan verdachte van een inbeslaggenomen gelbedrag van 100,00 (éénhonderd) euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. A. van der Hilst en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 25 augustus 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld:.een eindproces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Oost-Brabant, afgesloten op 7 maart 2025,