ECLI:NL:RBOBR:2025:5361

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
01/137037-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake drugshandel en voorbereidingshandelingen Opiumwet

Op 26 augustus 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van grote hoeveelheden hard- en softdrugs, alsook aan voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1972 en thans gedetineerd in PI Grave, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 28 februari 2024 en 20 november 2024 in Eindhoven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn verschillende data behandeld, waaronder 28 februari, 28 mei en 12 augustus 2025.

De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van het aanwezig hebben, verwerken, verhandelen en vervoeren van harddrugs, alsook softdrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen grote hoeveelheden drugs heeft gehad en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel. De rechtbank heeft ook DNA-bewijs overwogen dat de verdachte verbond aan de aangetroffen drugs en druggerelateerde goederen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van drugs en voorbereidingshandelingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 7 jaar en een geldboete van € 40.000 geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd, met een geldboete van € 40.000. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn recidive.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.137037.24
Datum uitspraak: 26 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1972] ,
thans gedetineerd te PI Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2025, 28 mei 2025 en 12 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdediging naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 januari 2025. De tenlastelegging is als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:
Medeplegen van het aanwezig hebben, verwerken, verhandelen en vervoeren van harddrugs in de periode van 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven;
Feit 2:
Medeplegen van het aanwezig hebben, verwerken, verhandelen en vervoeren van softdrugs, in de periode van 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven;
Feit 3:
Medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet gepleegd in de periode van 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland;
Feit 4:
Medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, gepleegd in de periode van 3 maart 2024 tot en met 20 november 2024, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Onderzoek Simeon.

In november 2023 werd er gestart met het onderzoek Tycoon. Dit onderzoek was gericht op onder andere de productie van synthetische drugs door een ander. Naar aanleiding van dit onderzoek werd op woensdag 28 februari 2024 binnengetreden in een loods, gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven. In deze loods werden verschillende hoeveelheden hard- en softdrugs en benodigdheden daarvoor aangetroffen en in beslag genomen. Deze loods werd gehuurd door verdachte en betaald door medeverdachte [medeverdachte] . Uit onderzoek ter plaatse bleek dat verdachte vlakbij nog een loods, gelegen aan de [adres 2] te Eindhoven, huurde. In die loods werd meer dan 25 kilogram hasj aangetroffen en in beslag genomen. Ook de huur van deze loods werd betaald vanaf de bankrekening van medeverdachte [medeverdachte] . Naar aanleiding van deze bevindingen werd het onderzoek Simeon opgestart. In dat onderzoek zijn nog een zevental locaties doorzocht. Tijdens al die doorzoekingen op 28 februari 2024 en op 20 november 2024 zijn grote hoeveelheden harddrugs, softdrugs en benodigdheden daarvoor aangetroffen en in beslag genomen.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir van 12 augustus 2025.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de ten laste gelegde feiten. Enkel met betrekking tot feit 2 is de raadsman van mening dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken met betrekking tot de hennep (5,04 gram) die in een auto werd aangetroffen bij de locatie aan de [adres 3] . Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt als bijlage 2.
Feit 1 en feit 2: medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs.
Op basis van de bewijsmiddelen in de bewijsbijlage kan worden vastgesteld dat verdachte samen met een ander grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs aanwezig heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 1 en feit 2. De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten nog wel het volgende.
Onder feit 1 zijn enkele hoeveelheden opgenomen die niet overeenkomen met de hoeveelheden die zijn aangetroffen op de betreffende locatie. De rechtbank wijst op 625 gram in plaats van 652 gram amfetamine, aangetroffen op de [adres 6] en 1,03 gram in plaats van 1,07 gram 2C-B, aangetroffen op de [adres 3] . Hetzelfde geldt voor een aantal hoeveelheden onder feit 3. Op de locatie [adres 4] te Budel-Schoot is niet in totaal 300 kilo, maar 240 kilo Levimasol aangetroffen. In het voordeel van verdachte zal de rechtbank bij de bewezenverklaring uitgaan van de lagere hoeveelheden.
Ten aanzien van de DNA- match op de [adres 3] en de [adres 5] overweegt de rechtbank als volgt. Van de mixer knop, mixer stekker, dop jerrycan 1 “mek”, dop jerrycan 3 “ac”, bak met kristallen in keukenlade, blok 3 buitenzijde huishoudfolie en blok 1 buitenzijde huishoudfolie werden bemonsteringen genomen. Uit deze bemonsteringen AARD1027NL, AARD1028NL, AARD1036NL, AARD1038NL, AARD1043NL, AARD1047NL en AARD1049NL zijn meng-profielen verkregen waaruit DNA-hoofdprofielen van één persoon konden worden afgeleid. Deze afgeleide DNA-hoofdprofielen hebben een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt hiermee overeen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de voorgenoemde goederen.
De onder feit 2 ten laste gelegde pleeglocatie “ [adres 2] ” beschouwt de rechtbank als een kennelijke verschrijving die aldus wordt verbeterd dat in plaats daarvan wordt gelezen “ [adres 2] ”. Daarbij overweegt de rechtbank, zoals ook al uitdrukkelijk ter terechtzitting is voorgehouden, dat uit het dossier duidelijk blijkt dat het gaat om de door verdachte gehuurde garagebox aan de [adres 2] , dat voor die garagebox een huurovereenkomst is afgesloten en het deze garagebox is geweest waar de drugs is aangetroffen. Bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting is niet gebleken dat deze verschrijving tot onduidelijkheid van de tenlastelegging heeft geleid, noch dat de verdediging, die op dit punt overigens ook geen verweer heeft gevoerd, door verbeterde lezing van de tenlastelegging in zijn belangen is geschaad. Dit geldt tevens voor de kennelijke verschrijving met betrekking tot de hasjiesj. Gezien de inhoud van het procesdossier, waaruit blijkt dat op [adres 1] en de [adres 2] een grote hoeveelheid hasjiesj zijn aangetroffen, moet het ontbreken van de vermelding “zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II” als een kennelijke verschrijving worden beschouwd. De rechtbank overweegt daarbij dat het blijkens het verhandelde ter terechtzitting ook voor verdachte duidelijk was dat hem het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hasjiesj werd verweten, zodat hij door deze verbetering niet in zijn verdediging wordt geschaad.
Vol opzet
Verdachte heeft verklaard dat hij de garageboxen, loodsen en woningen aan anderen ter beschikking heeft gesteld, omdat hij een schuld aan hen zou hebben. Verdachte wist blijkens zijn verklaring dat de gebruikers van de locaties daar drugs bewaarden. Op de vraag hoe zijn DNA op verschillende goederen terecht is gekomen, geeft hij aan dat hij de goederen heeft verplaatst. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Allereerst acht de rechtbank het alternatieve scenario – waarbij iemand anders dan verdachte de grote hoeveelheden drugs en druggerelateerde goederen op de verschillende locaties heeft gelegd – hoogst onwaarschijnlijk. Het is immers onwaarschijnlijk dat iemand meer dan 12,5 kilo harddrugs en meer dan 30 kilo softdrugs, die een flinke waarde vertegenwoordigen, in loodsen, garageboxen en woningen van iemand anders legt. Ten tweede wijst de rechtbank op de chatberichten waaruit blijkt dat verdachte zich, met een aantal anderen, bezighoudt met (internationale) drugshandel. Er worden berichten gestuurd over “col”, “boli poeder”, prijzen voor een kilo en transport naar het buitenland. Dat de verdachte ook deze berichten in opdracht van anderen zou hebben gestuurd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er dan ook uit dat verdachte wetenschap had van de drugs, en dat hij daarover (samen met anderen) kon beschikken. Zijn – volle – opzet was daarop gericht.
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hard- en softdrugs. Er kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat deze handelingen met betrekking tot de aanwezige drugs zijn gepleegd. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de drugs.
De rechtbank zal verdachte, met betrekking tot feit 2, partieel vrijspreken van de aangetroffen hennep (5,04 gram) in de laadruimte van de auto met kenteken [kenteken] die is aangetroffen bij het adres [adres 3] . De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat deze auto bij verdachte hoort. Deze autosleutels worden, naast meerdere sleutels, op een plank in de woonkamer aangetroffen. Het voertuig stond niet op naam van verdachte. Behalve deze aangetroffen sleutels is niet gebleken van de betrokkenheid van verdachte bij dit voertuig en evenmin dat verdachte in de (laadruimte van de) auto is geweest.
Feit 3 en feit 4: medeplegen van voorbereidingshandelingen Opiumwet.
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen die in de bewijsbijlage zijn weergegeven.
Uit het dossier is echter niet gebleken dat verdachte zich heeft beziggehouden met de
import van harddrugs. Verdachte zal hier partieel van worden vrijgesproken. De rechtbank is wel van oordeel dat onder andere uit de chatberichten blijkt dat verdachte zich niet enkel heeft beziggehouden met het voorhanden hebben en het produceren van de drugs, maar kennelijk ook met het internationale vervoer van grote hoeveelheden drugs naar het buitenland. De
export van drugs is echter niet ten laste gelegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Feit 1:
in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
op de locatie [adres 1] te Eindhoven
- in totaal 1.254,3 gram van een materiaal bevattende MDMA
en
op de locatie [adres 6] te Eindhoven
- in totaal 9,5 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- ongeveer 625 gram van een materiaal bevattende amfetamine
en
op de locatie [adres 5] te Eindhoven
- in totaal 5.475 gram van een materiaal bevattende heroïne
en
op de locatie [adres 3] te Eindhoven
- in totaal 1.100,74 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
- in totaal 3125 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
- in totaal 245 gram van een materiaal bevattende MDMA,
- in totaal 3,30 gram van een materiaal bevattende heroïne,
- in totaal 735 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en
- ongeveer 1,03 gram, van een materiaal bevattende 2C-B
zijnde MDMA, amfetamine, heroïne, 2C-B, metamfetamine en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2:
in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
op de locatie [adres 1] te Eindhoven
- in totaal 2.216 gram hasjiesj;
en
op de locatie [adres 2] te Eindhoven
- in totaal 25.400 gram hasjiesj;
en
op de locatie [adres 6] te Eindhoven
- in totaal 2.467,30 gram henneptoppen
en
op de locatie [adres 3] te Eindhoven
- in totaal 565 gram henneptoppen
zijnde hennep en hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
Feit 3:
in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024, te Eindhoven en gemeente Cranendonck (Budel-Schoot en Maarheeze), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen van meer soorten harddrugs
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) telkens
ten behoeve van de opslag van grondstoffen/chemicaliën en voorwerpen die benodigd zijn, bij/voor de bereiding, verwerking en vervaardiging van amfetamine en MDMA en cocaïne, en
- meerdere panden en bedrijfsruimten gehuurd,
en op de locatie [adres 1] te Eindhoven (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- meerdere maatbekers, meerdere (vervuilde) kunststof bakken, een sealapparaat, meerdere sealbags en meerdere weegschalen en chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere potten zoetstof
- meerdere zakken bevattende levamisol, lactose, fenacetine, procaïne en cellulose
en op de locatie [adres 4] te Budel-Schoot, grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere vaten gevuld met in totaal 240 kilogram levamisol
en op de locatie [adres 7] te Maarheeze, (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- een blender, meerdere plastic lettermallen, maatbekers, plastic handschoenen, crêpepapier, foto van een logo, en vacuümzakken en
- grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere jerrycans bevattende Methylethylketon, aceton, petroleum ether, 2-Propanol, ammoniak, zoutzuur, zwavelzuur en/ofamfetamine olie
- meerdere lege jerrycans,
en op de locatie [adres 5] te Eindhoven (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- een beschermpak, een sealapparaat, meerdere vacuümzakken en meerdere pH-test stripjes en
- grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere vaten gevuld met een hoeveelheid aceton
- meerdere dozen gevuld met een hoeveelheid cafeïne
en op de locatie [adres 3] te Eindhoven (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- emmers/bakken, maatbekers, een spatels, een blender, een persmal, geplastificeerd papier, sealapparaat, vervuilde bakken, thermometer en ampullenen en grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere jerrycans bevattende aceton, isopropanol, Methylethylketon en methanol
- meerdere zakken/bakken bevattende fenacetine, coffeïne en paracetamol;
Feit 4:
in de periode van 3 maart 2024 tot en met 20 november 2024, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen, van hoeveelheden cocaïne en MDMA en metamfetamine, zijnde cocaïne en MDMA en metamfetamine middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij en een of meer van zijn mededaders wisten dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en een of meer van zijn mededaders met dat opzet telkens met en aan personen gecommuniceerd en informatie verschaft, gevraagd en ontvangen over:
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en levering van hoeveelheden cocaïne en MDMA en metamfetamine en
- de aankoop, bewerking, verwerking, verkoop en transport van hoeveelheden cocaïne en MDMA en metamfetamine.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en een geldboete van € 40.000,00.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat bij strafoplegging een aanzienlijk lagere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman geeft hierbij aan dat hij het betreurt dat er geen procesafspraken tot stand zijn gekomen met het Openbaar Ministerie en wijst op verschillende uitspraken waarin in volgens hem vergelijkbare zaken een lagere straf (een gevangenisstraf tussen 36 en 42 maanden) wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van negen maanden schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet. Het ging hierbij om het voorhanden hebben van ruim 12,5 kilo harddrugs en 30,6 kilo softdrugs. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen van – kort gezegd – Opiumwetdelicten. Verdachte heeft hiertoe, onder andere, meerdere locaties gehuurd om (grondstoffen van) verschillende soorten drugs op te slaan, te bewerken en te verwerken. Daarnaast is gebleken dat verdachte zich ook bezighield met de handel in drugs.
Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in drugs. Dat verdachte de beschikking heeft gehad over een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs is naar het oordeel van de rechtbank tekenend voor de mate waarin verdachte betrokken is bij deze veelal georganiseerde handel. Van de georganiseerde drugshandel gaat in aanzienlijke mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Drugs en de handel daarin leiden, direct of indirect, tot ernstige vormen van geweld en criminaliteit en daarmee tot onveiligheid in de samenleving. Het is daarnaast algemeen bekend dat verdovende middelen en in het bijzonder harddrugs zoals onder andere cocaïne, heroïne en (met)amfetamine schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. De verdachte heeft zijn eigen belangen laten prevaleren boven de schadelijke gevolgen die de handel in drugs veroorzaakt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie in Roemenië, van 22 januari 2025, met betrekking tot de verdachte. Daaruit volgt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte is in 2019 door het Hof van Beroep in Gent veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden in verband met de illegale handel en vervaardiging of productie van verdovende middelen. Deze veroordeling had voor verdachte een signaal moeten zijn dat hij zijn gedrag diende aan te passen, maar verdachte deed het tegendeel en pleegde deze feiten. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank zal ook de rol van verdachte laten meewegen in de strafmaat. Verdachte heeft namelijk een wezenlijke rol gehad binnen elk onderdeel van het productieproces van drugs en de handel daarin. Zo heeft hij onder andere grote hoeveelheden grondstoffen op verschillende locaties opgeslagen en was hij betrokken bij de voorbereiding van de verwerking/vervaardiging van verschillende soorten drugs en de verkoop daarvan. Uit het dossier komt het beeld naar voren van een verdachte die zich al veel langer dan de tenlastegelegde periode bezighield met het overtreden van Opiumwetdelicten.
Bovendien neemt verdachte geen verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde feiten. Verdachte legt enkel een ongeloofwaardige verklaring af, waarbij hij zijn rol een stuk kleiner heeft willen laten lijken dan dat die is werkelijkheid was. Ook hier houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die – afgewogen tegen de ernst van het bewezenverklaarde – in het voordeel van de verdachte zouden moeten wegen.
De op te leggen straf.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van dergelijke grote hoeveelheden hard- en softdrugs is in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Daar komt bij dat verdachte zich ook nog tweemaal schuldig heeft gemaakt aan de strafbare voorbereidingshandelingen, waarvoor geen oriëntatiepunten zijn ontwikkeld. Ook is er sprake van recidive. De suggestie om verdachte een gevangenisstraf tussen de 36 en 42 maanden op te leggen, zoals de raadsman voorstelt, volgt de rechtbank niet.
Gelet op de aard en ernst van de feiten, de grote hoeveelheden aangetroffen drugs, de mate van professionaliteit en de pleegperiode ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit met het oog op vergelding en speciale preventie: het voorkomen van het plegen van nieuwe strafbare feiten door verdachte. Daarnaast wil de rechtbank met deze straf anderen ontmoedigen soortgelijke strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal al met al wel een iets lichtere straf opleggen dan de door het Openbaar Ministerie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Alles overwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het voorarrest.
Omdat verdachtes handelen voortkomt uit winstbejag en om dat gedrag te demotiveren zal de rechtbank naast de gevangenisstraf tevens een forse geldboete van € 40.000,00 opleggen. De rechtbank legt deze geldboete niet op als een verkapte vorm van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar als een bij de ernst en aard van de feiten passende straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag.

De rechtbank stelt vast dat er thans nog beslag rust op twee Samsung telefoons. De rechtbank is van oordeel dat de twee telefoons vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn waarmee het strafbare feit is begaan of voorbereid.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 24c, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht
2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1:

medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 2:

medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

Feit 3 en feit 4:

medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, daartoe voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf.
Legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1 tot en met feit 4:

Een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Een geldboete van € 40.000,00, subsidiair 235 dagen hechtenis.

Beslissing over de in beslag genomen voorwerpen.
Legt op de volgende bijkomende straf:

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen:

  • 1 STK telefoontoestel, G2277097 (kleiner model, zwart, merk: Samsung);
  • 1 STK telefoontoestel, G2277098 (groter model, zwart, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. F. van Buchem en mr. G.F.A.M. de Graauw, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 26 augustus 2025.

Bijlage 1: de tenlastelegging.

Feit 1:
hij, op één of meer tijdstippen in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
op de locatie [adres 1] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 1.254,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA
(PVB-143, p.161, PVB-86, p.170 en NFI-rapporten, p.173 tot en met p.175)
en/of
op de locatie [adres 6] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 9,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
-(in totaal) ongeveer 625 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
(PVB-93, p.701 en NFI rapporten p.712 tot en met p.714)
en/of
op de locatie [adres 5] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 5.475 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne
(PVB-12, p.385, PVB-657, p.414 en NFI-rapporten, p.419 tot en met p.424)
en/of
op de locatie [adres 3] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 1.100,74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
-(in totaal) ongeveer 3125 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
-(in totaal) ongeveer 245 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
-(in totaal) ongeveer 3,30 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
-(in totaal) ongeveer 735 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
-(in totaal) ongeveer 1,03 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B
(PVB-19, p.532, PVB-89, p.605, PVB-891, p.630 en NFI-rapporten p.648 tot en met
p.665),
zijnde MDMA, amfetamine, heroïne, 2C-B, metamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij, op één of meer tijdstippen in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
op de locatie [adres 1] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 2.216 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
(PVB,126, p.132 en PVB-144, p.167)
en/of
op de locatie [adres 2] te Eindhoven
-(in totaal) ongeveer 25.400 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
(PVB-152, p.200 en PVB-9, p.201)
en/of
op de locatie [adres 6] te Eindhoven
-(in totaal) 2.467,30 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(PVB-20, p.694 en PVB-93, p.701)
en/of
op de locatie [adres 3] te Eindhoven
-(in totaal) 570,04 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(PVB-19, p.532)
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
hij, op één of meer tijdstippen in de periode 28 februari 2024 tot en met 20 november 2024, te Eindhoven en/of gemeente Cranendonck (Budel-Schoot en/of Maarheeze) en/of in een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van één of meer soort(en) harddrugs, in elk geval een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens)
ten behoeve van de opslag van grondstoffen/chemicaliën en/of voorwerpen die benodigd zijn, althans kan/kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne, in elk
geval (een) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- meerdere, althans één panden en/of bedrijfsruimten gehuurd, laten huren, ter beschikking gesteld en/of ter beschikking laat stellen
en/of
op de locatie [adres 1] te Eindhoven (een) (grote) hoeveelheid(en) (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- meerdere maatbekers, meerdere (vervuilde) kunststof bakken, een sealapparaat, meerdere sealbags en/of meerdere weegschalen (pvb-126, p.132 en PVB-46)
En/of
(een) (grote) hoeveelheid(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- één of meerdere potten zoetstof (PVB-144, p.167)
- meerdere zakken bevattende levamisol, lactose, fenacetine, procaïne en/of cellulose (PVB-143, p.161)
en/of
op de locatie [adres 4] te Budel-Schoot, gemeente Cranendonck (een) (grote) hoeveelheid(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere vaten gevuld met in totaal 300 kilogram, althans een hoeveelheid levamisol (PVB-2, p. 236, PVB-4, p. 239 en PVB-2, p.241)
en/of
op de locatie [adres 7] te Maarheeze, gemeente Cranendonck (een) (grote) hoeveelheid(en) (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- een blender, meerdere plastic lettermallen, maatbekers, plastic handschoenen, crêpe papier, foto van een logo, een pH-tester en/of vacuümzakken (PVB-2, p.282
en PVB-5, p.294)
En/of
(een) (grote) hoeveelheid(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
-meerdere jerrycans bevattende Methylethylketon, aceton, petroleum ether, 2-Propanol, ammoniak, zoutzuur, zwavelzuur en/of amfetamine olie (zie PVB-2,p.282, rapport LFO, p.340, NFI, p.358)
- meerdere lege jerrycans (zie PVB-2, p.282, rapport LFO, p.340),
en/of
op de locatie [adres 5] te Eindhoven (een) (grote) hoeveelheid(en) (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te weten
- een beschermpak, een sealapparaat, meerdere vacuümzakken en/of meerdere pH-test stripjes (PVB-12, p.385, PVB-10, p.379 en PVB-38, p.393)
en/of
(een) (grote) hoeveelheid(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
- meerdere vaten gevuld met een hoeveelheid aceton (PVB-80, p.375, PVB-113, p.425 en NFI rapport p.428)
- meerdere dozen gevuld met een hoeveelheid cafeïne (PVB-105, p.412, PVB-113, p.425 en NFI rapport p.428)
en/of
op de locatie [adres 3] te Eindhoven (een) (grote) hoeveelheid(en) (laboratorium) benodigdheden voorhanden gehad, te
weten
- één of meerdere emmers/bakken, maatbekers, spatels, een blender, een persmal, geplastificeerd papier, sealapparaat, vervuilde bakken, thermometer en/of ampullen (PVB-19, p.532)
en/of
(een) (grote) hoeveelheid(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten
-één of meerdere jerrycan(s) bevattende aceton, isopropanol, Methylethylketon en/of methanol (PVB-63, p.626)
- één of meerdere zakken/bakken bevattende fenacetine, coffeïne en/of paracetamol (PVB-115, p.667, NFI-rapport, p.669);
Feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 maart 2024 tot en
met 20 november 2024, te Eindhoven en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit als bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders wisten
of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen
van dat feit, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders met dat opzet (telkens)
met en/of aan een of meer personen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine en/of
- de aankoop, bewerking, verwerking, verkoop en/of transport van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of metamfetamine;
(communicatie middels Samsung S23: p.429 ev, p.469 e.v., p.475 e.v. communicatie middels Samsung A24: p.504 e.v., p.527)