ECLI:NL:RBOBR:2025:5382

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/01/411924 / HA ZA 25-68
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over niet-ontvankelijkheid bij subjectieve cumulatie in aandeelhoudersgeschil

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Oost-Brabant, zijn twee besloten vennootschappen, aangeduid als [eiser 1] B.V. en [eiser 2] B.V., eiseressen in de hoofdzaak en verweersters in het incident, betrokken in een geschil met OMG Holding B.V., de gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident. De procedure betreft een incident waarin OMG Holding vordert dat de rechtbank [eiser 1] en [eiser 2] niet ontvankelijk verklaart in hun vorderingen, omdat er volgens OMG Holding onvoldoende samenhang zou zijn tussen de verschillende vorderingen van de eiseressen. De rechtbank heeft op 27 augustus 2025 vonnis gewezen in het incident, waarbij zij oordeelt dat de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] voldoende samenhang vertonen om gezamenlijk behandeld te worden. De rechtbank wijst de vordering van OMG Holding af en stelt dat het ontbreken van samenhang niet tot niet-ontvankelijkheid kan leiden. Tevens wordt OMG Holding veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen, die zijn begroot op € 792,00, inclusief wettelijke rente. De zaak zal op 8 oktober 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord en uitlating door OMG Holding over de eiswijziging.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/411924 / HA ZA 25-68
Vonnis in incident van 27 augustus 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J.M. van der Pol te Oss,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OMG HOLDING B.V.,
gevestigd te Uden,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. van Berk te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en OMG Holding genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie van exceptief verweer,
  • de akte houdende wijziging eis tevens conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Over de hoofdzaak in het kort

2.1.
[A] B.V. is een familiebedrijf. Zij drijft een onderneming die is begonnen als eenmanszaak van [B] en zij richt zich op de handel in tapijten en vloerkleden. De aandelen in [A] B.V. zijn ondergebracht in [eiser 1] . Onder andere [eiser 2] en OMG Holding houden aandelen in [eiser 1] . Na het overlijden van [B] in 2021 zijn de verhoudingen tussen de aandeelhouders verslechterd. Bij dagvaarding vordert [eiser 2] op grond van een aandeelhoudersovereenkomst dat OMG Holding haar aandelen in [eiser 1] overdraagt. [eiser 1] vordert bij dagvaarding betaling door OMG Holding van een bedrag van
€ 217.120,00, zijnde het saldo van de rekening-courantverhouding tussen hen beide.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
OMG Holding vordert dat de rechtbank [eiser 1] en [eiser 2] niet ontvankelijk verklaart in hun vorderingen. OMG Holding stelt dat er tussen de verschillende vorderingen niet een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Het belang van [eiser 1] is van een andere orde dan het belang van [eiser 2] . Beide eiseressen hebben niet het recht om in één procedure twee verschillende vorderingen in te stellen tegen één gedaagde.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren aan dat er tussen hun vorderingen op OMG Holding voldoende samenhang bestaat, zodat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Partijen zijn niet alleen binnen hetzelfde (familie-)concern actief, maar ook heeft de communicatie over zowel de aandelen als de rekening-courantverhouding in dezelfde stukken plaatsgevonden. Tijdens de onderlinge gesprekken is er altijd naar gestreefd dat er een totaaloplossing zou komen voor deze gezamenlijke problematiek.
3.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. In deze zaak is sprake van subjectieve cumulatie in die zin dat twee eiseressen ieder een eigen vordering op gedaagde hebben. Of tussen beide vorderingen voldoende samenhang bestaat kan in het midden blijven. Het ontbreken van voldoende samenhang kan namelijk niet tot niet-ontvankelijkheid leiden (HR 27 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6384, NJ 1980/102). Dat betekent dat de vordering van OMG Holding wordt afgewezen.
3.4.
Uit de hiervoor vermelde uitspraak van de Hoge Raad volgt ook dat indien er onvoldoende samenhang bestaat tussen de verschillende vorderingen een rechter ambtshalve of op verzoek van een partij kan besluiten de subjectieve cumulatie niet toe te staan en tot splitsing van het geding over te gaan. Geen van partijen heeft echter splitsing van het geding gevorderd en de rechtbank ziet ook geen aanleiding om daartoe ambtshalve over te gaan.
3.5.
OMG Holding is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op € 792,00, bestaande uit € 614,00 aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).
3.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt OMG Holding in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als OMG Holding niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt OMG Holding tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald,
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 oktober 2025voor conclusie van antwoord en uitlating door OMG Holding over de eiswijziging.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.