8.2Plaats op de weg
De bestuurder van de fiets reed kort voor het moment van de botsing aan de uiterste rechterzijde van de rijbaan (positie in relatie tot de vermelde rijrichting). De bestuurster van de BMW reed kort voor het moment van de botsing aan de linkerzijde van de rijbaan (positie in relatie tot de vermelde rijrichting).
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (p. 9 - 10). Voor zover inhoudende:
Op woensdag 24 april 2024 liep ik op de Esdonk te Deurne in de richting van Roompot Park De Peel. Ik zag dat een donkerkleurige BMW mij aan de linkerzijde inhaalde. Voor mij liepen nog twee mannen op een afstand van ongeveer 100 meter voor mij.
Proces-verbaal rechter-commissaris Oost Brabant van verhoor getuige [getuige] . Voor zover inhoudende:
Ik liep zelf aan de rechterkant van de weg en de BMW haalde mij aan de linkerkant in. (…) Naar mijn idee liepen de twee voetgangers iets ervoor en was de mevrouw in de BMW alvast aan het voorsorteren om de twee voetgangers in te halen en vandaar dat zij zich alvast aan de linkerkant van de weg begaf. (…)
Ze is niet links blijven rijden nadat ze mij heeft ingehaald. Er was ook nog een afstand met
de twee voorgangers. Ik heb bedoeld te zeggen dat zij mij heeft ingehaald, weer terug is
gegaan naar de rechterhelft en dat zij daarna in mijn optiek weer is gaan voorsorteren om
mijn twee voetgangers in te halen.
Brief Radboud UMC d.d. 24 april 2024 (p. 57 - 59). Voor zover inhoudende:
[p. 57] Onderwerp
[slachtoffer] , geb. [1955]
[p. 59] Conclusie
HET fiets vs auto 60 km/h, waarna
1. Comminutieve fractuur os ileum links, (...)
2. Comminutieve supracondulaire distale femurfractuur links
3. Fractuur proximale tibia en proximale fibula links
4. Verdenking Gustillo graad 2 gecompliceerde crurisfractuur links
5. Bedreigde voet links
6. Laterale claviculafractuur rechts
7. Ulnaschacht fractuur links
Brief Radboud UMC d.d. 5 juni 2025 (p. 60 - 64). Voor zover aanvullend inhoudende:
[p. 61] Linker onderbeen:
8. Laceratie behaarde hoofhuid op 24-4 transcutaan gesloten
(...)
- Linker enkel niet belastbaar ivm aanvullende letsel.
(...)
- Ulna Oefenstabiel; 6 weken onbelast mobiliseren (tot 20-6)
Het oordeel van de rechtbank.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 24 april 2024 met haar auto reed over de rijbaan van de Esdonk in Deurne. Dit betreft een rechte weg met een totale breedte van vier meter en had kort voor de plaats van het ongeval (van links naar rechts), het navolgende profiel; groenberm,
schrikblokken, onderbroken rijbaanmarkering, rijbaan, onderbroken rijbaanmarkering,
schrikblokken, groenberm.. Het was die dag droog en er was daglicht. Verdachte reed niet harder dan de toegestane snelheid van 60 km/h. Er liepen drie voetgangers op de (vanuit haar bezien) rechter weghelft. Verdachte heeft één voetganger ingehaald en wilde de volgende twee voetgangers inhalen. Zij is toen op de linker weghelft gaan rijden om de inhaalmanoeuvre in te zetten en heeft een haar tegemoetkomende fietser niet gezien en aangereden.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan haar schuld te wijten is. Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Schuld in de zin van artikel 6 WVW kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijke onvoorzichtigheid tot roekeloosheid als de zwaarste vorm van schuld.
Verdachte heeft op het moment dat zij de tweede keer een inhaalmanoeuvre maakte onvoldoende gekeken of er tegemoetkomend verkeer aan kwam en de tegemoetkomende fietser over het hoofd gezien, terwijl zij op dat moment deze fietser wel had kunnen zien. Verdachte had de fietser moeten opmerken en haar rijgedrag op de haar tegemoetkomende fietser moeten afstemmen. De rechtbank ziet deze enkele fout echter als een tijdelijk, kort moment, van onoplettendheid. Er zijn geen aanvullende omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte onverantwoord reed of dat zij in deze verkeerssituatie extra voorzichtig had moeten zijn. Haar handelen is daarom niet aan te merken als een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. De ondergrens voor schuld in de zin van artikel 6 WVW wordt dus niet bereikt.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 5 WVW te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zo heeft gedragen dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer wordt of kan worden gehinderd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met haar handelen gevaar op de weg veroorzaakt. Door het moment van onoplettendheid heeft verdachte onvoldoende aandacht gehad voor het tegemoetkomend verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Daardoor is zij een inhaalmanoeuvre gaan inzetten, terwijl de verkeerssituatie dat niet toestond. Zij heeft daardoor een gevaarlijke situatie veroorzaakt en is in botsing gekomen met een haar tegemoetkomende fietser.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.