In deze zaak gaat het om de verdeling van de activa na het beëindigen van een notariële samenlevingsovereenkomst tussen een vrouw en een man. De vrouw vordert een verdeling van het saldo van een gezamenlijke spaarrekening en een bedrag van € 45.000, dat zij stelt dat de man van haar rekening heeft overgemaakt naar zijn privérekening. Daarnaast vordert zij de toedeling van inboedelgoederen en een vergoeding wegens overbedeling. De man betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat zij al meer heeft ontvangen dan waar zij recht op heeft. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat het bedrag van € 90.000 gezamenlijk spaargeld betreft. De rechtbank wijst de vordering tot verdeling van dat saldo af, maar kent de vrouw wel recht toe op een bedrag van € 1.674,38, dat zij nog van de man te goed heeft. De rechtbank verdeelt de inboedelgoederen op basis van wie deze thans onder zich heeft. De proceskosten worden gecompenseerd.