Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2025 in de zaken tussen
Waterbedrijf Evides NV, uit Rotterdam, eiseres
[naam] en [naam], uit [woonplaats]
Samenvatting
Procesverloop
Feiten
- De derde-partij woont aan de [adres] in [woonplaats] (de locatie). Zij heeft daar een zwembad (gevuld met chloor houdend water) en een parkeerterrein aangelegd en in gebruik genomen.
- Op de locatie gold vóór 1 januari 2024, voor zover relevant, het bestemmingsplan “Herstel West-Brabantse Waterlinie” (het bestemmingsplan). Aan het plandeel ter plaatse van het zwembad is gedeeltelijk de enkelbestemming “Agrarisch” en gedeeltelijk de enkelbestemming “Tuin” toegekend. Een deel van de locatie is aangeduid als ‘milieuzone-waterwingebied’.
- Eiseres is belast met (grond)waterwinning. Rond de gebieden waar grondwater wordt gewonnen ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening zijn beschermingszones aangewezen om de kwaliteit van het grondwater te beschermen. De afstand van het zwembad tot de dichtstbijzijnde pompput is ongeveer 80 meter.
- Op 24 februari 2022 heeft eiseres het college verzocht om handhavend op te treden tegen de aanleg en het gebruik van een zwembad en een parkeerterrein op de locatie, omdat deze (gedeeltelijk) in het waterwingebied zijn gelegen.
- Op 2 maart 2022 heeft de derde-partij het college verzocht om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 5.13 van de IOV.
Gedeputeerde Staten kunnen in een bijzonder geval de algemene regels, vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk 2 Rechtstreeks werkende regels voor activiteiten, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover, gelet op de betrokken belangen, toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard en als het doel waarvoor de regel is vastgesteld hierdoor niet wordt geschaad.”
Bij het vaststellen van de IOV is ervoor gekozen om een absoluut verbod in te stellen voor alle activiteiten, zoals de aanleg en het gebruik van een zwembad, in een waterwingebied. Er is dan ook voor gekozen om geen ontheffingsmogelijkheid op te nemen in de IOV. (…) Uit de toelichting kan worden opgemaakt dat het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden en daarmee ook de aanleg van een zwembad zijn voorzien bij het opstellen van de IOV.”
- het feit dat het zwembad reeds aanwezig is;
- het ontbreken van verwijtbaarheid aan de zijde van de overtreder;
- de financiële consequenties van verwijdering van het zwembad;
- meerwaarde van verplaatsing naar een locatie buiten het waterwingebied;
- de verwaarloosbare risico’s van het zwembad.
Conclusie en gevolgen
1 punt voor het verschijnen op de zitting) waarbij de rechtbank beide zaken als samenhangende zaken beschouwt.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat het college nieuwe besluiten moet nemen op de bezwaren van eiseres met inachtneming van deze uitspraak, binnen twaalf weken na dagtekening van deze uitspraak;
- schorst het primaire besluit van 7 juni 2022 tot en met de dag van bekendmaking van de nieuwe besluiten op bezwaar;
- geeft toestemming voor het gebruik van het zwembad onder de voorwaarde dat hierin geen chemische of biologische middelen (zoals chloor of andere middelen) worden gebruikt met ingang van de dag na de dag waarop deze uitspraak wordt gedaan;
- bepaalt dat de toestemming vervalt indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan;
- bepaalt dat het college aan eiseres het griffierecht van € 730,00 vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres, begroot op € 1.814,00.