ECLI:NL:RBOBR:2025:5518

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
01/049490-23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met schending van de redelijke termijn en toewijzing van schadevergoeding

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 16 juli 2025, en de rechtbank heeft op 22 augustus 2025 de zitting gehouden. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar was en voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de schending van de redelijke termijn. Daarnaast werd een vordering tot immateriële schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen aan het slachtoffer, die ook materiële schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak benadrukte de ernst van het gepleegde feit en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01.049490.23
Datum uitspraak: 05 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 juli 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2023 te Eindhoven
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten door [slachtoffer] mee te nemen naar en/of in zijn/een woning en/of de onderkleding van die [slachtoffer] uit te trekken en/of - nadat die [slachtoffer] was opgestaan en/of probeerde weg te lopen - die [slachtoffer] vast te pakken en/of op de bank te duwen en/of bovenop die [slachtoffer] te gaan liggen en/of voorbij te gaan aan tekenen van verzet van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De beoordeling van het ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 22 augustus 2025, heeft de verdediging vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de waargenomen emotionele toestand van het slachtoffer te verklaren is door een alternatief scenario dat het slachtoffer veel alcohol had gedronken in de nacht van 17 op 18 februari 2023 in combinatie met het gebruik van de drug 3MMC. Deze combinatie kan volgens de verdediging leiden tot onder andere paniekaanvallen, hallucinaties en psychoses. De verdediging stelt verder dat uit het procesdossier blijkt dat het slachtoffer gevoelig is voor psychische problematiek. De verdediging is van mening dat het niet onaannemelijk is dat het slachtoffer de seks met verdachte anders heeft beleefd doordat haar waarnemingen beïnvloed werden door een psychose, getriggerd door haar combinatie van drank- en drugsgebruik. Omdat dit alternatieve scenario niet uit te sluiten is, concludeert de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelenDe door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Nadere overwegingen
Op grond van het dossier en verhandelde ter zitting staat verder niet ter discussie dat aangeefster en de verdachte seks hebben gehad in de vorm van penetreren van de vagina met de penis. De bewijsvraag spitst zich daarmee toe op de vraag of deze handelingen van de zijde van aangeefster gedwongen, tegen haar wil, zijn geweest. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar is en in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Aangeefster is direct na het tenlastegelegde in emotionele toestand gezien door getuige [getuige] en de ter plaatse gekomen verbalisanten. Zij heeft direct ten overstaan van hen verklaard te zijn verkracht. Ook op camerabeelden is te zien dat aangeefster kort voordat zij bij getuige [getuige] aan komt, op blote voeten de woning van verdachte verlaat en over straat rent. Als zij bij [getuige] arriveert heeft zij haar panty en broekje in haar handen, terwijl zij deze voor het betreden van de woning van verdachte aan had. Bovendien heeft aangeefster vanaf het begin consistent verklaard over de gang van zaken en hetgeen haar door verdachte is aangedaan. Het standpunt van de verdediging dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is omdat zij mogelijk in een psychose verkeerde, schuift de rechtbank terzijde. Verdachte heeft zelf tegenover de politie verklaard dat aangeefster er nuchter uit zag die nacht. De verbalisanten die na de melding ter plaatse kwamen, hebben opgemerkt dat zij een heldere indruk van aangeefster hadden en het dossier bevat ook verder geen enkele aanknopingspunten dat aangeefster tijdens of kort na het incident in verwarde, onbegrepen toestand verkeerde op grond waarvan zij zich het een en ander zou hebben ingebeeld.
Daartegenover staan wisselende verklaringen van verdachte. De verklaringen van verdachte zijn niet enkel inconsistent, zij stroken op wezenlijke punten ook niet met hetgeen objectief is vast te stellen op basis van het procesdossier. Bijvoorbeeld ten aanzien van de (korte) tijd die aangeefster in de woning van verdachte is geweest, namelijk slechts 15 minuten. Dat is een omstandigheid die slecht te rijmen valt met alles wat in de woonkamer van verdachte, volgens de verklaringen van verdachte, zou hebben plaatsgevonden. Op basis van de camerabeelden in het dossier staat vast dat verdachte en aangeefster omstreeks 07:35 uur bij de woning arriveren en dat aangeefster omstreeks 07:50 uur te woning rennend heeft verlaten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij en aangeefster na het binnentreden van de woning nog gekletst en gezoend hebben, hun kleren uit hebben gedaan, seks hebben gehad, daarna nog even hebben gekletst, de telefoon van aangeefster aan de oplader is gelegd en waarna aangeefster gedoucht heeft. De rechtbank is van oordeel dat al deze handelingen niet passen in een tijdsbestek van 15 minuten dat aangeefster in de woning is geweest.
Verdachte heeft gedurende het onderzoek verklaard dat er sprake was van seks met wederzijdse instemming. Die verklaring laat zich echter ook niet goed rijmen met de (op basis van de camerabeelden en de verklaring van getuige [getuige] vastgestelde) omstandigheid dat aangeefster begin februari blootvoets en half gekleed, met kleding in de hand, uit de woning van verdachte is gerend, waarna zij op de deur van de woning van getuige [getuige] heeft gebonkt en daar in paniek aangaf hulp nodig te hebben. Verdachte heeft geen steekhoudende verklaring kunnen geven hoe deze omstandigheid is te verklaren als de seks tussen hen met wederzijdse instemming had plaatsgevonden en er verder niets negatiefs tussen hen is voorgevallen in de woning.
Het procesdossier bevat verder geen enkel aanknopingspunt dat het slachtoffer in de nacht van 17 op 18 februari 2023, voorafgaand aan haar ontmoeting met verdachte, in de stad zou zijn lastig gevallen door derden, zoals verdachte heeft verklaard. Camerabeelden, gemaakt op 18 februari 2023 rond 05:01 uur, waarop het slachtoffer met enkele anderen in de binnenstad van Eindhoven te zien is, laten naar het oordeel van de rechtbank eerder het tegenovergestelde zien, aangezien aangeefster aan amicale indruk maakt met de twee onbekenden mannen. Dat het lastig vallen juist niet op de beelden te zien is, is niet aannemelijk. Eerst zegt verdachte dat dit eerder is gebeurd en dat hij 2 uur lang bij het groepje is gebleven om haar te helpen, later zegt hij dat dit pas heeft plaatsgevonden na het moment op de camerabeelden. Dit verklaart derhalve niet het letsel dat bij aangeefster is aangetroffen, zeker niet de blauwe op haar benen.
Ter terechtzitting heeft verdachte ná de feitenbehandeling aangegeven dat de tolk Pulaar zijn verklaring onjuist in het Nederlands heeft vertaald en dat bepaalde details niet goed vertaald zijn. De geregistreerd tolk heeft dit weerlegd en herkende zich niet in het door verdachte geschetste beeld dat bepaalde woorden die verdachte heeft geuit in het Pulaar niet goed naar het Nederlands te vertalen zijn. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verdachte over de vertaling, gezien de weerlegging daarvan door de geregistreerd tolk en – na vragen van de rechtbank aan verdachte om voorbeelden van onjuiste vertalingen – het gebrek aan concrete aanwijzingen dat de verklaring van verdachte op voor het bewijs cruciale punten onjuist of onvolledig is vertaald, niets afdoet aan hetgeen hiervoor is overwogen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 februari 2023 te Eindhoven
door geweld en/of een andere feitelijkheid,
te weten door [slachtoffer] mee te nemen naar en in zijn woning en de onderkleding van die [slachtoffer] uit te trekken en - nadat die [slachtoffer] was opgestaan en probeerde weg te lopen - die [slachtoffer] vast te pakken en op de bank te duwen en bovenop die [slachtoffer] te gaan liggen en voorbij te gaan aan tekenen van verzet van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met oplegging van een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank allereerst het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare verkrachtingen worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Door zijn handelen heeft verdachte bij een op dat moment kwetsbare vrouw de lichamelijke en geestelijke integriteit op zeer grove wijze geschonden. Verkrachting is een zeer ernstig misdrijf waarvan de gevolgen voor een slachtoffer nagenoeg steeds veelomvattend en ingrijpend zullen zijn. Dit geldt ook in deze zaak, zoals blijkt uit de op de terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Verdachte heeft op geen enkele moment rekening gehouden met de belangen, de gevoelens en het welzijn van het slachtoffer en heeft enkel gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Strafverzwarend
Verdachte heeft op geen enkel moment rekenschap gegeven van het verwerpelijke en strafwaardige van zijn handelen. Daarnaast is er ook op geen enkele wijze sprake geweest van berouw, spijtbetuiging of (zelf)reflectie. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Strafmodaliteit
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank tevens aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de uiteindelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van langere duur.
Contactverbod
De rechtbank ziet, anders dan door de officier van justitie gevorderd, geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte op enig moment na het feit contact heeft gezocht met het slachtoffer, ook niet sinds de opheffing van de voorlopige hechtenis op 7 april 2023. Zodoende zal de rechtbank geen contactverbod aan verdachte opleggen.
Schending redelijk termijn
Iedere verdachte heeft het recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In de onderhavige zaak oordeelt de rechtbank dat deze termijn op 18 februari 2023 bij de inverzekeringstelling van verdachte is aangevangen. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar stelt de rechtbank vast dat deze termijn met ruim zes maanden is geschonden.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel omdat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is gekomen en de rechtbank het opleggen van (een) bijzondere voorwaarde(n) niet nodig acht.
Naar het oordeel van de rechtbank zou oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden onder aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden zijn geweest indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In de mate van die termijnoverschrijding, afgezet tegen de ingewikkeldheid van de zaak, het nadeel dat verdachte door die termijnoverschrijding heeft geleden en het gebrek aan voortvarendheid waarmee de vervolging van verdachte heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank reden de op te leggen gevangenisstraf te matigen tot dertig maanden,
Motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
De vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot een totaalbedrag van € 10.396,60, bestaande uit € 396,60 materiële schade en € 10.000 immateriële schade. De materiële schade bestaat uit kosten voor het eigen risico met betrekking tot HIV medicatie, kosten voor het eigen risico met betrekking tot de terhandstelling van medicatie, kosten voor medicatie, kosten voor kleding en reiskosten naar het ziekenhuis en de psycholoog.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding geheel kan worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor het ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank.
Materiële schadevergoeding
De rechtbank acht de gevorderde materiële schadevergoeding toewijsbaar, want alle posten hebben betrekking op schade die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit en de schade is in voldoende mate onderbouwd.
Immateriële schadevergoeding
Gezien de aard van het bewezenverklaarde feit, alsmede toelichting op de vordering van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij door de verkrachting ernstig psychisch letsel heeft opgelopen. De hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade acht de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding van € 10.000,- een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor deze schade. De vordering wordt in haar geheel toegewezen.
De vordering wordt verder vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot aan de datum van de algehele voldoening van het toegewezen bedrag.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 242 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

verkrachting

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
- Een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding voor [slachtoffer] :
t.a.v. feit 1:
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van 10.396,60 euro.
Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 86 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 396,60 euro materiële schade en 10.000,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
t.a.v. feit 1:
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van 10.396,60 euro, bestaande uit 396,60 euro materiële schade en 10.000,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en mr. W.M.T. Keukens, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 05 september 2025.