In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 25 juni 2025 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 november 2025, na een eerdere beschikking van 12 mei 2025 waarin de ondertoezichtstelling tot 28 juni 2025 was verlengd. De gecertificeerde instelling (GI) had aanvankelijk verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar trok dit verzoek in. De kinderrechter heeft dit verzoek niet geaccepteerd en heeft de GI opgedragen om haar standpunt schriftelijk te rapporteren. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De raad voor de kinderbescherming was afwezig. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige als reden voor de verlenging van de ondertoezichtstelling genoemd. Daarnaast heeft de kinderrechter de GI vervangen op verzoek van de vader, die niet meer met het gezag is belast, maar wiens recht op 'family life' in het geding is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de samenwerking tussen de GI en de vader niet goed is en dat een frisse blik op de situatie noodzakelijk is. De GI is vervangen door de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.