ECLI:NL:RBOBR:2025:5616

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
C/01/414458 FA RK 25-1449
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht- en schadevergoedingszaak inzake verplichte zorg en beperkingen in behandelsetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 augustus 2025 uitspraak gedaan in een klacht- en schadevergoedingszaak. Verzoeker, verblijvende in Eindhoven, heeft klachten ingediend over de inzet van verplichte zorg tijdens zijn vrijwillige verblijf in de OPSY kliniek. De klachten betroffen onder andere medicatie-inname, insluiting, inname van de telefoon, en beperkingen van vrijheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat vier klachtonderdelen ongegrond zijn verklaard, omdat uit rapportages niet bleek dat verzoeker verzet heeft getoond tegen de zorgverlening. Een klachtonderdeel werd niet-ontvankelijk verklaard omdat dit niet eerder bij de klachtencommissie was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de klachten niet gegrond waren. De rechtbank concludeerde dat verzoeker steeds de mogelijkheid had om zelfstandig beslissingen te nemen over zijn behandeling en dat er geen sprake was van gedwongen zorg. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om dit toe te kennen. De beschikking is openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/414458 FA RK 25-1449
Datum uitspraak: 4 augustus 2025
Beschikking over een klacht en een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:7 juncto artikel 10:11, tweede lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
verblijvende in Eindhoven,
advocaat: mr. M.J. Spieringhs
tegen
STICHTING GGzE,
gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen: verweerder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van betrokkene van 4 april 2025, bij de rechtbank eveneens binnengekomen op 4 april 2025;
  • het aanvullende verweerschrift van de zorgverantwoordelijke.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [Regiebehandelaar] , gemachtigd namens het GGZ bestuur;
  • [Beleidsadviseur juridische zaken] , gemachtigd namens het GGZ bestuur.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- De volmacht van 4 augustus 2025.

2.Wat vaststaat

2.1.
Verzoeker verbleef in 2024 binnen een vrijwillig kader bij de OPSY kliniek.
2.2.
Verzoeker heeft op 28 februari 2025 een klacht ingediend tegen het verlenen van verplichte zorg.
2.3.
Op 17 maart 2025 is de klacht op alle onderdelen van verzoeker door de klachtencommissie niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
Bij beschikking van 2 april 2025 is een zorgmachtiging verleend voor verzoeker.

3.Het geschil

3.1.
Verzoeker verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de klachten ontvankelijk en gegrond te verklaren nu sprake was van verplichte zorg zonder geldige juridische titel;
  • een schadevergoeding toe te kennen naar billijkheid.
3.2.
Verweerder concludeert primair tot ongegrond verklaring van de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en tot niet-ontvankelijkheid van de het klachtonderdeel 5 en tot het niet toekennen van schadevergoeding. Verweerder concludeert secundair, ingeval de rechtbank de klacht gegrond verklaard, tot matiging van de schadevergoeding.

4.De beoordeling

Heeft verzoeker het verzoek tijdig ingediend?

4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. Het verzoekschrift is binnen de in artikel 10:7 lid 2 Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank ingediend.
Is de klacht klachtwaardig en is verzoeker klachtgerechtigd?
4.2.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 18 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:394 blijkt:
“Ingevolge art. 3:1 Wvggz mag verplichte zorg alleen worden verleend op grond van een machtiging, maatregel of beslissing als in die bepaling onder a-e genoemd (gezamenlijk ook: titel). De Wvggz biedt daarvoor waarborgen in onder meer artikel 8:7 leden 2 en 3 Wvggz.
Artikel 8:7 lid 2 Wvggz bepaalt dat de zorgaanbieder, naast de tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel, bedoeld in art. 7:3 Wvggz, uitsluitend de vormen van verplichte zorg verleent die zijn opgenomen in de zorgmachtiging, de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, of een beslissing op grond van art. 8:11 tot en met art. 8:14 Wvggz.
Artikel 8:7 lid 3 Wvggz bepaalt dat de zorgaanbieder aan de betrokkene slechts verplichte zorg als bedoeld in de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging verleent tegen overlegging van een afschrift van respectievelijk de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging.
4.3.
In hoofdstuk 10 van de Wvggz is een klachtenprocedure opgenomen. Deze regeling is bedoeld als een toegankelijke voorziening, waarbij zo min mogelijk drempels worden opgeworpen voor de betrokkene om zijn klachten door een onafhankelijke commissie te laten beoordelen.
Artikel 10:3 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz bepaalt dat onder meer de betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht kan indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van art. 8:7 Wvggz.
Artikel 10:11 lid 1 Wvggz bepaalt dat bij een verzoek als bedoeld in art. 10:3 Wvggz verzoeker bij de klachtencommissie tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder kan verzoeken.
Uit het hiervoor in 5.2 weergegeven stelsel van de Wvggz volgt dat ook sprake is van handelen in strijd met art. 8:7 lid 2 Wvggz in het geval dat zonder titel verplichte zorg wordt verleend. In dat geval kan op de voet van art. 10:3 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie en kan op de voet van art. 10:11 lid 1 Wvggz tevens worden verzocht om schadevergoeding door de zorgaanbieder.”
Inhoudelijk
Was er sprake van verzet?
4.4.
De rechtbank zal de klachten ieder afzonderlijk behandelen.
4.5.
Verzoeker stelt dat is geklaagd over de volgende onderdelen:
verplichte inname van medicatie;
insluiten;
inname van de telefoon;
beperkingen van de bewegingsvrijheid;
impliciet over de beperking van het recht op bezoek.
Medicatie
4.6.
Verzoeker stelt dat sprake was van verzet bij het innemen van medicatie. Hij is de medicatie (Sertraline) blijven gebruiken omdat gedreigd werd met andere maatregelen zoals de aanvraag van een zorgmachtiging. Inname was verplicht van 14 mei 2024 tot en met 5 juli 2024. Onduidelijk is of de medicatie toediening toen geheel is gestopt en/of wanneer. Daarnaast heeft hij bezwaar gemaakt tegen inname van Lorazepam. Volgens de jurisprudentie geldt: Indien een patiënt “continu de behandeling ter discussie stelt, zijn problematiek ontkent en bagatelliseert (Rb. Noord-Nederland 25 augustus 2020,ECLI:NL:RBNNE:2020:4836)” dient dat te worden gezien als verzet.
4.7.
Verweerder voert aan dat medicatie altijd in overleg met verzoeker is voorgeschreven. Dat verzoeker ambivalent is over zijn behandeling, is bekend. Echter, als hem duidelijk wordt uitgelegd wat de behandeling inhoudt, stemt hij keer op keer in. Verweerder is meegegaan in de wens van verzoeker om medicatie af te bouwen. Ook werd medicatie minimaal aangeboden en stond het verzoeker vrij om de medicatie te weigeren. Verzoeker was hiermee akkoord. Er is dus volgens verweerder geen sprake geweest van actief en consistent verzet tegen toediening van de medicatie, waardoor volgens GGzE immer sprake is geweest van vrijwillige zorg op het gebied van medicatieverstrekking.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.8.
De rechtbank zal deze klacht ongegrond verklaren. De rechtbank licht haar beslissing als volgt toe.
4.9.
Uit de door verzoeker overgelegde rapportages, productie 10, is af te leiden dat betrokkene de keuzemogelijkheid heeft om de medicatie te weigeren en dat hij dit ook diverse keren heeft gedaan. Het navolgende is opgenomen in de rapportages:

10 juni 2024:Met pt besproken dat de bijwerkingen normaalgesproken alleen aan het begin optreden en binnen 2 weken na laatste verhoging bijtrekken. Pt wil het nog wel verder blijven proberen.I.v.m. moeheid overdag vraagt pt om verdere afbouw van de sederende medicatie.
Voorgesteld om 1 stuks promethazine eraf te halen; pt kiest voor die van 8u.
5 september 2024:Dhr. vraagt dan uit zichzelf om zijn medicatie om wat rustiger te worden. Deze verstrekt.
10 september 2024:Dhr. kondigt even later nogmaals aan via de telefoon dat hij geen medicatie meer wil ("En niet meer vragen of ik tabletten neem dat woord is nee"), weigert dit.
11 september 2024:Weigert ook medicatie in de ochtend.Heeft uiteindelijk medicatie van 12u alsnog ingenomen, zo ook zijn somatische medicatie en maagbeschermer van 8.00u.
13 september 2024:Pt is wisselend in medicatie-inname. Hij wil geen andere medicatie, ook niet als hem dat kan helpen om niet meer te blowen. Afgesproken om de medicatie dan niet te veranderen nu.
22 september 2024:Dhr. wilde zn medicatie en die kan hij gewoon krijgen
24 september 2024:Weigert medicatie.
26 september 2024:Onderstaand medicatieschema afgesproken:B/lorazepam 1mg 1-1-0-2
daarnaast lorazepam zn tot 2mg per dag
27 september 2024:Medicatie besproken: pt wil het Liefst alles stoppen, want hij denkt de medicatie niet
nodig te hebben. Aangegeven dat og ook eigenlijk toe wilde naar stapsgewijs afbouw,
dus hem ook niet gaat dwingen de medicatie wel te nemen. Wel aangegeven dat hij zich
door stoppen met blowen meer onrustig kan gaan voelen. Volgens pt is hij niet meer
gaan blowen sinds hij de medicatie weigert. Met pt afgesproken alle psychofarmaca
(lorazepam, promethazine, haloperidol) op zo nodig te zetten. Hij mag ze vragen,
begeleiding biedt ze aan als zij zien dat hij het nodig heeft, maar het is aan pt om ze
wel of niet in te nemen. Hier is pt mee akkoord.
30 september 2024:Heeft daarnaast om zijn medicatie gevraagd (lorazepam) omdat het druk was in zijn hoofd.
2 december 2024:Gaat een enkele keer roken, komt avondeten halen en zijn avondmedicatie.
16 december 2024:Komt al schreeuwend over de afdeling ongenoegen uiten over og als hij medicatie komt haten en naar buiten wil
20 januari 2025:Dhr. komt in de avond medicatie vragen.
21 januari 2025:Komt een enkele keer er vanaf om te roken/medicatie. Weigert nog steeds oordruppels.
16 februari 2025 :Weigert avondmedicatie.
27 februari 2025:Weigert medicatie van og maar laat via de app weten deze van iemand
anders wel te willen.”
4.10.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geconcludeerd kan worden dat er geen sprake was van verzet bij inname van medicatie, dat er continu sprake is geweest van afstemming tussen verzoeker en verweerder en dat verzoeker steeds de mogelijkheid heeft gehad om de medicatie te weigeren. Dat verzoeker aangeeft dat hij de medicatie enkel heeft genomen uit angst voor verplichte zorg, maakt dit oordeel niet anders. Daaruit blijkt enkel dat verzoeker het innemen van de medicatie heeft verkozen boven de mogelijke consequentie ‘de aanvraag voor een zorgmachtiging’. Ondanks dat verzoeker verklaart dwang te hebben ervaren, had hij ruimte om zelfstandig een besluit te nemen over het wel of niet accepteren van de medicatie op dat moment. Hiervan maakte verzoeker op sommige momenten wel en op sommige momenten geen gebruik van. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vorenstaande geen sprake is geweest van het toedienen van gedwongen medicatie.
Insluiten
4.11.
Verzoeker stelt dat hij vier keer per dag is ingesloten op zijn kamer en ook is ingesloten bij het niet volgen van een dagprogramma, wat geen proportionele maatregel ter handhaving van de orde en veiligheid in de accommodatie is. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij niet vier keer per dag minimaal een uur op zijn kamer wil blijven. Tegen ongeschreven regels die voor een ieder gelden op de afdeling kan worden geklaagd volgens de Hoge Raad (HR 7 juli 2023 ECLI:NL:HR:2023:1048). De huisregels moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 8:15 Wvggz. Huisregels moeten op schrift worden gesteld en worden uitgereikt aan betrokkenen. Dat is niet gebeurd omdat het een “ongeschreven” regel betreft. Er is ook geen mondelinge toelichting gegeven. Dit is in strijd met artikel 8:15 Wvggz. Het is evenmin opgenomen in de zorgovereenkomst.
4.12.
Volgens verweerder is Opsy kliniek een behandelafdeling met een vaste dagstructuur en een vast behandelprogramma, waarbij het uitgangspunt is dat deze voor elke cliënt gelden. Dit wordt bij intake benadrukt, waarbij gekeken wordt of het hulpaanbod een match is met de verwachtingen en de hulpvraag van cliënt. Met verzoeker is door de zaakwaarnemer een weekprogramma opgesteld, waarin een aantal vaste rustmomenten per week zijn opgenomen. Tijdens de behandeling is dit weekprogramma meermaals aangepast met verzoeker en zaakwaarnemer naar wat op dat moment passend was voor verzoeker.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.13.
De rechtbank zal ook deze klacht ongegrond verklaren. De rechtbank licht haar beslissing als volgt toe.
4.14.
Uit de door de verzoeker overgelegde stukken is niet gebleken dat hij verzet heeft getoond tegen het verblijven op zijn kamer. Uit het weekmoment en uit de rapportage kan de rechtbank concluderen dat verzoeker de keuze heeft gemaakt om rustmomenten in te bouwen en dat hij in zijn vrije tijd ook koos om zijn kamer te gaan. Zo blijkt uit de rapportages onder andere:
“ 29 februari 2024Gaat het 2e moment van de DB rusten. Geeft aan dat hij hier behoefte aan heeft. Volgt de rest van de dag DB. Heeft na de lunch gesprek gehad met zw. Kort gehad over hoe de week is verlopen. De heer was positief. Dit bekrachtigd.
11 april 2024Nogmaals op toon aangesproken waarna dhr. zegt ‘laat maar ik ga wel naar mijn kamer. Uitgelegd dat hij van stress wel kan overgeven, dus nogmaals verzocht om afleiding te zoeken. Gaat dit doen op kamer.”.
21 juni 2024Dhr. volgt geen DB, is tijdens die tijden op zijn kamer.
11 september 2024Heeft zich teruggetrokken op zijn kamer tot +-13.00 uur.
13 september 2024:Pt meermaals bevraagd op instemming mbt opname en bijhorende afspraken (zoals rondom telefoon, verlof, beperkingen van verlof). Pt zegt heel goede afspraken te kunnen maken met zijn zaakwaarnemer en bevestigd meermaals dat hij het heel goed met haar kan vinden en akkoord is met wat zij afspreken.Er is geen verbaal verzet tegen de opname en ook niet tegen bijhorende afspraken zoals hij die maakt met zijn zaakwaarnemer. vrijwillige behandeling incl alle gemaakte afspraken voortzetten
27 september 2024Pt is ook akkoord om afspraken omtrent vrijheden te maken en zich daaraan te houden.
18 december 2024Is veel op zijn kamer aan het gamen.
28 december 2024Zo heeft hij last gehad van [naam] , maar ook dat hij het gevoel heeft gehad dat hij met niemand kon praten afgelopen week omdat hij telkens naar zijn kamer gestuurd werd. Uitgelegd dat de manier waarop dhr. soms te keer gaat over og, niet een manier is die hier op de afdeling geaccepteerd wordt daar er anderen ook last van hebben. Dhr. erkent dit dan wel. Uitgelegd dat wat og zegt of doet, niet is om dhr. te vervelen maar juist om hem te
helpen. Vaak ziet dhr. dit achteraf wel in, maar als og 'nee' moet zeggen op iets wat hij
graag wil, dan accepteert hij dit moeilijk.
16 januari 2025In de avond even tijd gemaakt om een potje Fifa te spelen tegen dhr. Dhr. benoemd
daarbij wel 'alleen als de deur open blijft, mogelijk doelend op dat hij bang is voor og (2).
Hier niet te veel op ingegaan en enkel benoemd dat we dit altijd doen. Tijdens potje Fifa
legt dhr. op een adequate manier uit wat og moet doen. Doet dit erg leuk. Na 2 potjes
dhr. bedankt voor de uitleg en de potjes Fifa.
21 januari 2025Dhr. is veel op zijn kamer, zegt zelf voor zijn rust. Is daar aan het gamen.
8 februari 2025Enkel benoemd dat dhr. op zijn kamer mag zijn wanneer hij dat zelf wil.
4.15.
Uit bovengenoemde passages uit de door verzoeker overgelegde rapportages (productie 10) kan de rechtbank concluderen dat verzoeker rust ervaart op zijn kamer en dat hij vaak ook zelf kiest om naar zijn kamer te gaan. Hieruit is niet gebleken dat hij niet op zijn kamer wilde verblijven of dat hij een vorm van verzet toonde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker dit ook bevestigd. Daarbij komt dat verzoeker ook bij de klachtencommissie heeft aangegeven dat hij het niet erg vond om op zijn kamer te zijn, waardoor volgens de rechtbank geen sprake is geweest van verzet.
Inname telefoon
4.16.
Verzoeker stelt dat hij niet vrijwillig heeft ingestemd met inname van zijn telefoon en zich hier herhaaldelijk tegen heeft verzet. Volgens de zorgovereenkomst mag verzoeker alleen gebruik maken van zijn telefoon op zijn kamer en buiten de kliniek. “De overige tijd is de telefoon in zijn zak en op stil”. In de praktijk mag hij ook tijdens het wandelen geen telefoon hebben gelet op de rapportage van 9 september 2024. Voorts heeft verzoeker geklaagd dat hij zijn telefoon in de meterkast moet leggen. Betrokkene heeft de zorgovereenkomst enkel getekend onder dreiging van de zorgmachtiging. Er is geen concreet incident op grond waarvan deze vergaande maatregelen noodzakelijk zou zijn. Verzoeker acht de maatregelen buitenproportioneel en heeft zich herhaaldelijk verzet tegen inname en betwist dat hij daarmee vrijwillig heeft ingestemd.
4.17.
Verweerder voert aan dat in zowel de voortgangsrapportages als in de zorgplannen
van 27 september 2024, 14 oktober 2024 en 7 januari 2025 beschreven staat dat er in overleg met verzoeker afspraken gemaakt zijn over telefoongebruik. Zo blijkt onder meer uit de voortgangsrapportage van 13 september 2024 dat verzoeker meermaals bevraagd is op instemming met betrekking tot opname en bijhorende afspraken (zoals rondom telefoon, verlof, beperkingen van verlof). Verzoeker zegt hele goede afspraken te kunnen maken met zijn zaakwaarnemer en bevestigt meermaals dat hij het heel goed met haar kan vinden en akkoord is met wat zij afspreken. Ook zijn deze afspraken opnieuw gemaakt tijdens een gesprek op 4 oktober 2024. Dit heeft ervoor gezorgd dat incidenten zijn uitgebleven.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.18.
De rechtbank zal ook deze klacht ongegrond verklaren. De rechtbank licht haar beslissing als volgt toe.
4.19.
Voorop staat dat verzoeker op vrijwillige basis is verbleven bij verweerder. Uit de rapportages (productie 10 verzoeker) en de zorgovereenkomsten (productie 8 verzoeker) blijkt dat het verzoeker en verweerder lukte om afspraken met elkaar te maken over het telefoongebruik van verzoeker. Zo staat in de rapportage:
13 september 2024Pt meermaals bevraagd op instemming mbt opname en bijhorende afspraken (zoals rondom telefoon, verlof, beperkingen van verlof). Pt zegt heel goede afspraken te kunnen maken met zijn zaakwaarnemer en bevestigd meermaals dat hij het heel goed met haar kan vinden en akkoord is met wat zij afspreken.27 september 2024Pt is akkoord met zijn huidige telefoonafspraken.
4.20.
De rechtbank overweegt dat uit de rapportages niet blijkt dat verzoeker verzet heeft getoond tegen de inname van zijn telefoon, althans het feit dat hij de telefoon in de meterkast moest leggen. Tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht dat het verzoeker niet lukte om zijn telefoon buiten zijn kamer stil in zijn broekzak te houden. Hij belde toch buiten zijn kamer of gebruikte zijn telefoon, waarmee hij onrust bij zichzelf en bij de overige bewoners veroorzaakte. Om die reden is afgesproken dat de telefoon van verzoeker in de meterkast zou worden gelegd. Verzoeker heeft hiermee ingestemd, nu uit de rapportages blijkt dat verzoeker zich aan de afspraken over telefoongebruik hield. Verzoeker kreeg op 9 september 2024 geen toestemming om zijn telefoon als radio te gebruiken tijdens een wandeling omdat hij geen oortjes bij zich had. Ook hiermee heeft hij kennelijk ingestemd. Evenals voor de medicatie geldt dat het oordeel van de rechtbank niet anders is ingeval verzoeker enkel instemde met de afspraken uit angst voor de aanvraag voor een eventuele zorgmachtiging. Hij koos hiervoor dus opnieuw voor het naleven van de afspraken over zijn telefoon om de mogelijke consequentie ‘het aanvragen van een zorgmachtiging’ te voorkomen.
Beperken bewegingsvrijheid
4.21.
Verzoeker stelt dat hij in zijn bewegingsvrijheid is beperkt omdat hij zich meermaals heeft verzet tegen (het maken van) verlofafspraken. Volgens de rapportages is er voortdurend discussie over zijn verlof en bewegingsvrijheid. Om vrijheden te kunnen krijgen om familie en vrienden te bezoeken moest hij toestemming vragen aan zijn zaakwaarnemer maar hij weigerde daarmee in contact te treden. Het uitgangspunt van de Wvggz is echter: cliënten hebben vrijheden tenzij het noodzakelijk is ze te beperken. Verweerder erkent dat er verzet is geweest en dat vrijheden zijn ingenomen, gelet op de rapportage van 13 september 2024, 19 september 2024 en 27 september 2024. Door de zorg niet aan te merken als verplichte zorg wordt betrokkene rechtsbescherming onthouden gezien artikel 8:9 Wvggz.
4.22.
Verweerder voert het volgende aan. De afspraak binnen OPSY is dat cliënten afspraken over hun vrijheden bespreken met hun zaakwaarnemer. Verzoeker geeft echter aan niet met de zaakwaarnemer in gesprek te willen, waardoor het niet mogelijk is op dit moment om nieuwe verlofafspraken te maken. Verweerder meent dat verzoeker door twee weken naar zijn pleegmoeder of vriendin te gaan geen adequate behandeling kan krijgen. Het is de bedoeling dat verzoeker en behandelaar hierover in gesprek blijven. Volgens de rapportages – en zo is tevens te lezen in de uitspraak van de klachtencommissie – heeft verzoeker zich hierbij neergelegd.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.23.
De rechtbank zal deze klacht ongegrond verklaren. De rechtbank licht haar beslissing als volgt toe.
4.24.
Uit de door verzoeker overgelegde rapportages (productie 10) is een patroon te zien waarin er telkens afspraken worden gemaakt over vrijheden met verzoeker. In sommige gevallen houdt verzoeker zich niet aan de afspraken. Daarna is er weer overleg met verzoeker en worden afspraken aangepast of bevestigd. Verzoeker stemt hier dus ook telkens mee in. Verzoeker stelt dat uit de onderstaande passages is af te leiden dat er sprake is van verzet. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigen onderstaande passages juist de wijze waarop er samenwerking is tussen verzoeker en verweerder en kan hieruit niet worden afgeleid dat er sprake zou zijn van verzet.
13 september 2024Pt meermaals bevraagd op instemming mbt opname en bijhorende afspraken (zoals
rondom telefoon, verlof, beperkingen van verlof). Pt zegt heel goede afspraken te
kunnen maken met zijn zaakwaarnemer en bevestigd meermaals dat hij het heel goed
met haar kan vinden en akkoord is met wat zij afspreken.
19 september 2024Dhr. vraagt steeds om ( vertrouwen vanuit bgt om meer vrijheden te krijgen, zodat hij kan laten zien dat hij hier goed mee om kan gaan. Echter, dhr. laat zien dat hij zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Dhr. lijkt te schrikken van og haar reactie. Het allerlei redenen‚ waarom hij deze keuze gemaakt heeft. Uiteindelijk afgesproken dat dhr. zondag naar
vader kan en zich aan de afspraken houdt. Vrijheden omtrent roken, ect. Teruggegeven.
27 september 2024Pt is expliciet akkoord met huidige afspraken over zijn telefoon, met verlofafspraken en wanneer nodig verlofbeperkingen (uitgezet door zaakwaarnemer).
4.25.
Naast bovengenoemde passages, bevestigen ook onderstaande passages dat er sprake is van samenwerking en dat afspraken worden gemaakt of aangepast.
5 september 2024Dhr. komt even later boos naar kantoor melden dat hij het weekend weg gaat en
vanavond ook naar buiten gaat. Hij heeft hier recht op want hij is vrijwillig. Dhr. benoemd dat hij inderdaad naar buiten mag, mits hij zijn verlofplan heeft gemaakt en besproken met og. Dit blijven uitstralen ondanks dat dhr. meermaals terugkomt wat zijn rechten zijn. Uiteindelijk is dhr. rustig en komt met zijn gemaakte verlofplan naar og.
Had ook nog wat andere vragen opgeschreven. Samen tot nieuwe afspraken gekomen.
Een aantal dingen niet goedgekeurd en hem een nieuwe opdracht gegeven om dit concreter te maken. Is blij met veranderingen.
7 februari 2025Op 2e vraag uitgelegd, dat hij niet opgenomen kan zijn in een kliniek en tijdens de
opname 2 weken afwezig is. In een woonsetting kan dat wellicht wel, maar niet in een kliniek. Pt Legt zich hier vrij makkelijk neer.
4.26.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verweerder toegelicht dat de behandelaren steeds de regie over het verkrijgen van verlof bij verzoeker heeft neergelegd. Verzoeker heeft er zelf een aantal keer voor gekozen om deze regie niet te nemen. Ook uit de zorgovereenkomsten blijkt dat verzoeker ermee instemde om afspraken te maken met de zaakwaarnemer over zijn verlof. Dat verzoeker van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt is aan zichzelf te wijten. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat er geen sprake is geweest van een beperking van de bewegingsvrijheid van verzoeker.
Beperken recht op bezoek
4.27.
Verzoeker stelt dat zijn pleegmoeder/vriendin niet worden toegelaten als gevolg van hoe de vriendin zich gedraagt tegenover de leiding, wat als gevolg heeft dat de rechten van verzoeker worden beperkt. Uitgangspunt is dat cliënten bezoek mogen ontvangen, tenzij deze op een juridisch geldige wijze worden beperkt.
4.28.
Verweerder geeft aan dat dit onderdeel door verzoeker niet is opgevoerd in het klaagschrift aan de klachtencommissie (bijgevoegd als productie 1 bij het verzoekschrift) en dus dat verzoeker niet-ontvankelijk is. In het klaagschrift wordt namelijk niet gesproken van het niet mogen ontvangen van bezoek, maar het ‘niet mogen gaan naar pleegmoeder of vriendin’.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.29.
Op grond van artikel 10:7 lid 1 Wvggz kan een betrokkene of de zorgaanbieder bij de rechtbank een verzoek indienen om een beslissing te krijgen op een klacht, nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen op de klacht of als de klachtencommissie niet tijdig heeft beslist. Bij de rechtbank kan dus alleen maar een klacht behandeld worden die eerder bij de klachtencommissie is ingediend en waar de klachtencommissie op heeft beslist of niet tijdig op heeft beslist. De rechtbank kan niet beslissen op een klacht die niet bij de klachtencommissie is ingediend.
4.30.
Verzoeker heeft bij de klachtencommissie geen klacht ingediend over het beperken van het recht op bezoek, ook niet impliciet. Dit betekent dat hij
niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover dat betrekking heeft op dit onderdeel.
De schadevergoeding
4.31.
De rechtbank is, op grond van het voorgaande, van oordeel dat geen aanleiding bestaat om aan verzoeker een schadevergoeding toe te kennen en wijst het verzoek hiertoe daarom af.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ten aanzien van het klachtonderdeel over het beperken recht op bezoek;
5.2.
verklaart het verzoek ten aanzien van de overige klachtonderdelen ongegrond;
5.3.
wijst af het verzoek tot toekenning van een schadevergoeding.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2025 door
mr. L. Jongen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.P.A.J.H. van den Hoogen, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.