In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoekster, de moeder, heeft verzocht om een wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebijdrage, die op 22 december 2020 was vastgesteld op € 148 per kind per maand. De moeder stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd, met name het inkomen en de woonlasten van de vader, en dat de kosten van de kinderen zijn gestegen. De vader, verweerder in deze zaak, is het niet eens met het verzoek en stelt dat de moeder onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de wijziging van de alimentatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2025 zijn beide partijen gehoord, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat mr. I. van Meeteren en de vader door mr. A.P.A. van Tuijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet heeft voldaan aan haar stelplicht, omdat zij geen concrete gegevens heeft over haar eigen inkomen en de behoefte van de kinderen heeft gepresenteerd. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de verzoekende partij is om te onderbouwen dat de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor de alimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de moeder afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar verzoek te onderbouwen. Beide partijen zijn veroordeeld om hun eigen proceskosten te betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.