Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met geweld, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij daadwerkelijk in de woning van het slachtoffer aanwezig was tijdens het misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij op de uitkijk stond, niet kon worden uitgesloten. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat er drie personen in de woning waren en dat er geweld is gebruikt tegen het slachtoffer, maar er was onvoldoende bewijs om de verdachte als medepleger aan te merken.
In de tweede zaak, betreffende de mishandeling van een ander slachtoffer op 25 mei 2024 in Eindhoven, heeft de rechtbank de verdachte wel schuldig bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend had gehandeld door het slachtoffer te slaan en te schoppen, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft de verdachte een werkstraf van 40 uur opgelegd, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, en heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.