ECLI:NL:RBOBR:2025:5790

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
24/1527
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag voor de zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen door de Rechtbank Oost-Brabant

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van het Waterschap De Dommel. De eiser, eigenaar van een woning, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag voor de zuiveringsheffing en watersysteemheffing voor het belastingjaar 2024. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op basis van de inschrijving van de eiser in de basisregistratie personen en het feit dat hij de feitelijke beschikkingsmacht over de woning had, ondanks dat de woning leeg stond en er geen water werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, door zijn inschrijving en het gebruik van de woning als postadres, onderhevig was aan beide heffingen. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van de eiser, dat hij al vijftien jaar niet in de woning woont en deze alleen als postadres gebruikt, niet opging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de aanslag in stand bleef en de eiser geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/1527

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van het Waterschap De Dommel, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. B.F.W.J.M. van Boxtel).

Procesverloop

1. De heffingsambtenaar heeft met het aanslagbiljet van 31 januari 2024 aan eiser voor de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2024 een aanslag voor de zuiveringsheffing en de watersysteemheffing ingezetenen (de aanslag) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 februari 2024 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2025. Eiser was daarbij aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de aanslag zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen heeft opgelegd aan eiser. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Dat betekent dat de aanslag in stand blijft en dat eiser de heffingen moet betalen. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Toetsingskader
4. In artikel 3, eerste lid, van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap De Dommel 2024 is bepaald dat ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting wordt geheven ter zake van direct of indirect afvoeren. In artikel 3, tweede lid, onder a, van deze verordening is bepaald dat aan de heffing wordt onderworpen ter zake het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte degene die het gebruik heeft van die ruimte.
4.1.
In artikel 1, aanhef, en onder a, van de Verordening watersysteemheffing Waterschap De Dommel 2024 is, voor zover relevant, bepaald dat in deze verordening onder ingezetene wordt verstaan degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte. In artikel 2, eerste lid, van deze verordening is bepaald dat ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem onder de naam watersysteemheffing een directe belasting wordt geheven. In artikel 2, tweede lid, aanhef, en onder a, van deze verordening is bepaald dat de heffing wordt geheven van een ingezetene als bedoeld in artikel 1, aanhef, en onder a van deze verordening.
Beoordeling
4.2.
Eiser heeft, als enige beroepsgrond, aangevoerd dat hij al vijftien jaar niet meer de woning woont en dat in de woning geen water wordt gebruikt. Hij gebruikt de woning uitsluitend als postadres. Hij vindt daarom dat beide heffingen ten onrechte zijn opgelegd. De rechtbank volgt eiser niet in deze stelling. Uit het hiervoor weergegeven toetsingskader volgt voor de zuiveringsheffing dat degene die het gebruik heeft van de ruimte, in dit geval de woning, is onderworpen aan de zuiveringsheffing. Voor het opleggen van de watersysteemheffing ingezetenen volgt uit het toetsingskader dat naast het gebruik van de woning, ook is vereist dat de belastingplichtige is ingeschreven in de basisregistratie personen. Vaststaat dat eiser eigenaar is van de woning en dat hij op het adres van de woning staat ingeschreven in de basisregistratie personen. Op de zitting heeft eiser verklaard dat de woning leeg staat. De rechtbank concludeert dat eiser als enige de feitelijke beschikkingsmacht over de woning heeft, nu de woning niet bij derden in gebruik is. De wijze waarop eiser de woning gebruikt, in ieder geval als postadres en als adres voor de basisregistratie personen, is voorts voldoende om te kwalificeren als gebruik in de zin van beide verordeningen. Dat in de woning volgens eiser geen water wordt gebruikt maakt daarbij geen verschil. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. De aanslag voor de zuiveringsheffing en de watersysteemheffing ingezetenen blijft in stand. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt eiser geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Burg, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 18 september 2025.
griffier rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch.