ECLI:NL:RBOBR:2025:5800

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
25/1402
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan in verband met kortdurend gebruik van tentdoeken in rijhal

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 19 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van een perceel door een derde-partij behandeld. Eiser, eigenaar van een naastgelegen perceel, verzocht om handhaving van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oss 2010' omdat de derde-partij tentdoeken ophing in een rijhal, wat volgens eiser in strijd was met de bestemming 'sport'. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een overtreding, maar dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders, maar laat de rechtsgevolgen in stand. De rechtbank concludeert dat de overtreding qua aard en omvang zeer gering is en dat de overlast eveneens minimaal is. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/1402 OW HAND

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss

(gemachtigden: [naam], [naam] en [naam]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam] B.V.uit [vestigingsplaats] (verder: de derde-partij),
(gemachtigde: mr. M. van de Ven).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen het in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied Oss 2010” gebruiken van het perceel [adres] in [plaats], van [naam] B.V.. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat er sprake is van een overtreding en dat het college bevoegd is om handhavend op te treden. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank acht handhavend optreden in dit geval onevenredig en daarom ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het gebruik in strijd met het bestemmingsplan “Buitengebied Oss 2010” (thans het Omgevingsplan gemeente Oss) van het perceel [adres] in [plaats], door de derde-partij door het ophangen van tentdoeken in een gebouw op dit perceel. Het college heeft dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat eiser niet als belanghebbende is aan te merken. Met het bestreden besluit van 3 juni 2025 op het bezwaar van eiser is het college op dit standpunt teruggekomen. Het college heeft het verzoek alsnog inhoudelijk beoordeeld en vervolgens afgewezen.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van het college en [naam] namens derde-partij en de gemachtigde van derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
  • Op het perceel van de derde-partij is als onderdeel van het omgevingsplan het bestemmingsplan ‘Buitengebied Oss - 2020’ van 17 april 2020 en rust de bestemming ‘Sport’.
  • Eiser is eigenaar van het naastgelegen perceel.
Het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit heeft het college zich in navolging van het advies van de commissie bezwaarschriften op het standpunt gesteld dat eiser wel een rechtstreeks betrokken belang heeft omdat hij gevolgen kan ondervinden in de vorm van (verkeers)bewegingen en bedrijvigheid bij het aanvoeren, ophangen en verwijderen van de tentdoeken. Het college heeft het verzoek om handhaving vervolgens inhoudelijk beoordeeld en zich daarbij op het standpunt gesteld dat er sprake is van een overtreding omdat het te droge ophangen van tentdoeken/zeilen niet ten dienste staat van de geldende sportbestemming omdat het niet samenhangt met het uitoefenen van het paardensprotcentrum. Het gebruik is volgens het college aan te merken als kortdurend en incidenteel gebruik in afwijking van het omgevingsplan. Daarbij heeft het gebruik een kleine ruimtelijke impact en een incidenteel karakter omdat de activiteit in een tijdsbestek van twee en een half jaar slechts tweemaal is geconstateerd. Het toegestane gebruik als manege heeft echter een grotere ruimtelijke impact dan het kortdurende afwijkende gebruik. Daarom is het college van mening dat dit kortdurende en incidentele afwijkende gebruik geen overtreding van het omgevingsplan in samenhang met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet oplevert. Het college is van mening niet bevoegd te zijn om handhavend op te treden.
Beroepsgronden
5. Eiser, is van mening dat er wel sprake is van een overtreding en dat er vrees is voor herhaling. Het college heeft zich niet uitgelaten over de vraag of het strijdige gebruik kan worden gelegaliseerd of dat handhavend optreden onevenredig is. Hij merkt verder nog op dat de bedrijfshal niet kan worden gebruikt als rijhal wanneer deze in gebruik is om tentdoeken te drogen en vreest overlast als de activiteiten van de rijhal zich naar buiten verplaatsen.
5.1.
Het college ziet het als een kort en incidenteel gebruik in strijd met het omgevingsplan. Uit de jurisprudentie volgt dat het omgevingsplan zich niet verzet tegen kortdurend en incidenteel gebruik in afwijking van het plan. Om deze reden wordt in het bestreden besluit geconcludeerd dat er geen sprake is van een overtreding waartegen handhavend opgetreden moet worden, aldus het college. Het college is van mening dat het gebruik van de buitenbak los staat van het gebruik van de binnenbak, met name omdat er sprake is van een kortdurend gebruik van de binnenbak.
Ter zitting heeft het college daar aan toegevoegd dat het niet evenredig is om op te treden tegen het kortstondig (niet langer dan een week) ophangen van tentdoeken in de rijhal. Het staat derde-partij vrij de buitenbak te gebruiken mits deze legaal is gerealiseerd. Nu dit niet het geval is heeft het college hiertegen handhavend opgetreden.
5.2.
De derde-partij heeft aangegeven dat zij toestemming heeft gegeven de doeken gedurende een week op te hangen als vriendendienst. De derde-partij heeft nog een rijhal en de hal waar de doeken hingen wordt niet gebruikt. Als het in de bedrijfshal drogen van tentdoeken niet mag, dan zal derde-partij het niet meer doen.
6. De rechtbank is van oordeel dat wel degelijk sprake is van een overtreding en geen bagatel. Het is geen kortdurend incidenteel strijdig gebruik. In zoverre is het besluit van het college onjuist. Het college is wel bevoegd handhavend op te treden.
7. Bij de vraag of van handhavend optreden mocht worden afgezien, moet worden beoordeeld of handhavend optreden onevenredig is. Hierbij toetst de bestuursrechter of het besluit geschikt en noodzakelijk is, en daarna of het besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is. Of deze drie elementen aan bod komen, hangt af van de aangevoerde beroepsgronden. Bij handhavingsbesluiten geldt daarbij als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhaving blijft dus voorop staan. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.
8. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank acht handhavend optreden in dit geval onevenredig. Hoewel de rechtbank een vrees voor herhaling niet helemaal uitsluit, acht de rechtbank de overtreding qua aard en omvang zeer gering. De overlast vanwege de overtreding is eveneens zeer gering. Het college merkt terecht op dat, al zou de buitenbak worden gebruikt, het college hiertegen al handhavend optreedt. Bovendien heeft de derde-partij nog een binnenbak. Handhavend optreden is daarom niet evenwichtig en dus niet evenredig.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit is genomen in strijd is met 5:1 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand om de hierboven gegeven redenen. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, begroot op € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
mr.H.J. van der Meiden, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:7
Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.
Artikel 5:32a
1De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Bestemmingsplan Buitengebied Oss - 2020
Artikel 14 Sport
14.1
Bestemmingsomschrijving
14.1.1
Algemeen
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen, uitsluitend in de vorm als omschreven in bijlage 5 Aard bedrijvigheid en oppervlakte bedrijfsgebouwen;
b. het wonen, uitsluitend in de bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor de woonfunctie;
c. aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca die de sportfunctie ondersteunt;
d. aan sportvoorzieningen ondergeschikte dienstverlening;
e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van verenigingsleven en kinder- en jeugdopvang en aan deze maatschappelijke voorzieningen ondergeschikte horeca die deze maatschappelijke voorzieningen ondersteunt;
f. speelvoorzieningen;
g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h. grondwaterbescherming en de bescherming van het belang van drinkwaterwinning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' respectievelijk de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied';
i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - emissiepunt': het emissiepunt van een stal en mestopslag;
j. ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
met bijbehorende voorzieningen.