Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De formele voorvragen.
Bewijswaardering.
De bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 september 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 250122-670-266 (pagina 49), inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] van 22 januari 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2025015736-2 (pagina 71), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Het aanvullend proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer 70 (LEX / OB1R025009 - 70), inhoudende de bevindingen van de verbalisant [verbalisant] , opgemaakt op 16 juni 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straffen.
’s-Hertogenbosch (uitgezonderd zijn aanwezigheidsrecht op oproepingen van de rechtbank of het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch). De rechtbank acht de oplegging van dit gebiedsverbod proportioneel omdat in overweging wordt genomen dat verdachte het slachtoffer op meerdere plekken binnen die stad is gevolgd en haar uiteindelijk thuis heeft opgezocht. Het slachtoffer dient tegen verdachte te worden beschermd. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat verdachte heeft aangegeven dat hij – in zijn eigen woorden – niks in ’s-Hertogenbosch te zoeken heeft en dat zijn leven zich afspeelt/zal afspelen in Amsterdam, dan wel op de Antillen. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de concrete gevolgen van dit zeer ruime gebiedsverbod voor verdachte in de prakijk beperkt zullen zijn.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.255652.24.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
legt op:
[slachtoffer] , van een bedrag van € 4.514,99. Voormeld bedrag bestaat uit € 514,99 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade. De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente. Ten aanzien van de materiële schadeposten als volgt: