Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een dakdekkersbedrijf, een voorlopige voorziening vroeg tegen een bevel van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit bevel, dat op 11 augustus 2025 was gegeven, hield in dat de werkzaamheden van verzoekster preventief voor de duur van één maand moesten worden stilgelegd. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de minister bevoegd was om dit bevel op te leggen, gezien de eerdere waarschuwing die aan verzoekster was gegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen had, omdat de waarschuwing op het moment van het bevel vervallen was. Hierdoor was de minister niet bevoegd om het bevel op te leggen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster.