Uitspraak
SINCERE TRADING COMPANY B.V.,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
2.De feiten
11. Overdracht rechten en verplichtingen
3.Het geschil
4.De beoordeling
kunnenworden overgedragen, aldus de curator. Uit het werkwoord ‘
kunnen’blijkt dat partijen een goederenrechtelijke werking hebben beoogd. Daarmee is dus niet slechts een instructie beoogd aan een partij om iets niet te doen, maar juist om de overdraagbaarheid van rechten of verplichtingen (lees: vorderingen) uit te sluiten. Dat overdraagbaarheid onder voorwaarden mogelijk is, is niet relevant. Doorslaggevend is de betekenis van het verbod als niet aan de voorwaarden is voldaan, aldus nog steeds het betoog van de curator.
kunnen’en de formulering van artikel 11.1 Abbo er zonder meer toe leiden dat goederenrechtelijke werking is bedoeld. Floryn verwijst daarbij naar het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 oktober 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:4428) waarin een beding aan de orde was waarin het werkwoord ‘
cannot’was opgenomen en waarin het hof oordeelde dat het beding verbintenisrechtelijke werking had. Floryn voert verder aan dat het ‘niet kunnen’ zich enkel richt tot Sincere, wat niet het geval is met bedingen waarin de niet-overdraagbaarheid vorm krijgt door een uitspraak over de aard van het vorderingsrecht als zodanig. Dergelijke bedingen duiden volgens Floryn sterker op de bedoeling om de niet-overdraagbaarheid goederenrechtelijke werking te geven. Dat de rechten, plichten en de rechtsverhouding onder een vormvrije toestemming van Verpact overdraagbaar zijn, maakt volgens Floryn bovendien niet dat de overdraagbaarheid is uitgesloten, er is hooguit sprake van een beperking. De beperking van overdraagbaarheid wordt niet in artikel 3:83 lid 2 BW genoemd waardoor de formulering van artikel 11.1 Abbo duidt op de verbintenisrechtelijke werking en niet op de goederenrechtelijke werking. Ten slotte stelt Floryn dat het in deze zaak gaat om een algemeen verbindend voorschrift. Als beoogd is om het beding goederenrechtelijke werking te geven, mag volgens Floryn worden verwacht dat in artikel 11.1 Abbo ook zou zijn verwezen naar de beoogde afwijking ex artikel 3:83 lid 2 BW. Dit zou een sterke én noodzakelijke aanwijzing hebben gevormd dat sprake is van goederenrechtelijke werking, aldus Floryn. Op grond van het voorgaande concludeert Floryn dat uit de formulering van het beding in artikel 11.1 Abbo naar objectieve maatstaven en met inachtneming van de Haviltex-maatstaf niet, althans onvoldoende blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking is beoogd zodat moet worden uitgegaan van verbintenisrechtelijke werking.
Rabobank/Ten Berge q.q.).
Coface/Intergamma(HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682). Die uitlegregel houdt in dat een beding zoals artikel 11.1. Abbo, dat naar zijn aard mede is bestemd om de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen niet kennen, en dat ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen, dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de Haviltexmaatstaf (zie HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427,
DSM/Fox). Als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, moet worden aangenomen dat zij uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de - naar objectieve maatstaven uit te leggen - formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW is beoogd.
Rechten of verplichtingen of de rechtsverhouding uit deze Overeenkomst kunnen alleen met voorafgaande toestemming van het Afvalfonds Verpakkingen worden overgedragen aan […] een derde’blijkt duidelijk dat de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst de eigenschap hebben dat zij niet vatbaar zijn voor overdracht. Uit het gebruik van het woord ‘
kunnen’ leidt de rechtbank af dat daarmee is bedoeld dat het onmogelijk is om de vordering over te dragen (en daarmee dat het onmogelijk is de vordering te verpanden). Daarbij geldt dat artikel 11.1 Abbo zich weliswaar richt tot Sincere, maar het woord ‘
kunnen’ maakt duidelijk dat een overdracht niet mogelijk is zolang Verpact daartoe geen toestemming heeft gegeven. Uit de formulering blijkt dat partijen een verbod met goederenrechtelijke werking hebben beoogd.
de vorderingsrechten uit de overeenkomst zijn niet overdraagbaar’, dit een sterkere aanwijzing zou vormen dat goederenrechtelijke werking is beoogd, maar uit het enkele ontbreken van een dergelijke formulering kan - zonder nadere toelichting die ontbreekt - niet het tegendeel worden afgeleid. Voor het hebben van goederenrechtelijke werking is ook niet vereist dat artikel 11.1 Abbo een verwijzing naar artikel 3:83 lid 2 BW bevat, ook niet als – zoals Floryn aanvoert – het beding is opgesteld door juristen en het beding in een algemeen verbindend voorschrift is opgenomen (de rechtbank begrijpt dat Floryn met dat laatste bedoelt ‘in een overeenkomst is opgenomen die algemeen verbindend is verklaard’). De verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:3920) kan Floryn ook niet baten. Het hof oordeelde in die zaak dat ‘
de niet overdraagbaarheid van een vorderingsrecht in commerciële contracten nauwkeurig geregeld pleegt te worden’. Aan deze overweging kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat voor het aannemen van goederenrechtelijke werking is vereist dat wordt verwezen naar artikel 3:83 lid 2 BW.
niet kunnen’ een zekere aanwijzing kan worden gezien dat goederenrechtelijke werking is beoogd. Verder is van belang dat – anders dan Floryn stelt – het onoverdraagbaarheidsbeding uit het arrest van het gerechtshof anders luidt dan artikel 11.1 Abbo. Bovendien slaagt het beroep op dit arrest niet omdat het gerechtshof aanhaakt bij een partijbedoeling ten aanzien van het beding en verplichtingen van een van de partijen. Dat is in dit geval niet aan de orde en ook niet is aangevoerd.