ECLI:NL:RBOBR:2025:5904
Rechtbank Oost-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een bedrijfswoonboerderij en de onderbouwing van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 september 2025 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning. Eiser, mede-eigenaar van een vrijstaande bedrijfswoonboerderij, betwistte de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk was vastgesteld op € 584.000 per waardepeildatum 1 januari 2023. De heffingsambtenaar had deze waarde onderbouwd met een waardematrix en vergelijkingsobjecten, maar eiser voerde aan dat de woning nadeliger gelegen was en dat de verkoopprijs van € 500.000, die in 2022 was gerealiseerd, niet de marktwaarde vertegenwoordigde. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de door eiser ingebrachte taxatie niet geschikt was om de WOZ-waarde te bepalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Eiser heeft het recht om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.