ECLI:NL:RBOBR:2025:5934

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/01/417945 / FA RK 25-3 145
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over een klacht en verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan over een klacht en een verzoek om schadevergoeding van verzoeker, die onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) valt. Verzoeker, die in een zorglocatie verbleef, had een klacht ingediend tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke om hem op te nemen op de HIC en later terug te plaatsen naar de afdeling. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verzoeker en zijn advocaat, alsook vertegenwoordigers van de zorginstelling, zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker tijdig zijn verzoekschrift heeft ingediend en dat de klacht klachtwaardig is. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de toepassing van verplichte zorg en de naleving van de Wvggz-criteria van proportionaliteit, doelmatigheid en subsidiariteit. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de zorgverantwoordelijke om verzoeker terug te plaatsen op de afdeling gerechtvaardigd was, gezien de incidenten die zich hadden voorgedaan en de risico's voor de veiligheid van verzoeker en anderen. De rechtbank heeft daarom de klacht van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/01/417945 / FA RK 25-3 145
Datum uitspraak: 26 augustus 2025
Beschikking over een klacht en een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:7, eerste lid juncto artikel 10:11, tweede lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
wonende in [woonplaats] , verblijvende te [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.H.S. Vogel uit Rotterdam,
tegen
[verweerder],
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: verweerder,
advocaat: mr. J.F. Groen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van verzoeker van 9 juli 2025, ingekomen bij de rechtbank op 31 juli 2025;
  • het verweerschrift met bijlagen van verweerder van 21 augustus 2025, ingekomen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] (sociaal-psychiatrisch verpleegkundige) en [naam] (psychiater en zorgverantwoordelijke), bijgestaan door mr. J.F. Groen;
  • [naam] , begeleider van de afdeling.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 30 september 2024 een zorgmachtiging verleend tot en met 30 september 2025.
2.2.
Betrokkene verbleef vanaf 2023 op de [afdeling] te [plaats] en vanaf februari 2024 in [zorglocatie] , een locatie van [verweerder] te [plaats] (hierna: [zorglocatie] ).
2.3.
Op 15 mei 2025 heeft de zorgverantwoordelijke bij wijze van verplichte zorg onder meer besloten om verzoeker op te nemen op de HIC, gevolgd door een terugplaatsing naar de [afdeling] . Op 15 mei 2025 heeft de zorgverantwoordelijke verzoeker hier schriftelijk van op de hoogte gesteld.
2.4.
Op 22 mei 2025 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de klachtencommissie tegen de beslissing van de zorgverantwoordelijke van 15 mei 2025.
2.5.
Op 28 mei 2025 heeft de klachtencommissie een verweerschrift ontvangen van verweerder. Daarna heeft op 2 juni 2025 de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden bij de klachtencommissie.
2.6.
Bij verkorte beslissing van 2 juni 2025 en gemotiveerde beslissing van 18 juni 2025 heeft de klachtencommissie de klacht van verzoeker ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
Verzoeker vraagt de rechtbank zijn verzoekschrift gegrond te verklaren, de beslissing van 2 juni te vernietigen en te bepalen dat een passende schadevergoeding wordt vastgesteld.
De rechtbank begrijpt het verzoek zo, dat verzoeker wil dat de rechtbank een beslissing neemt over zijn klacht inhoudende dat zijn klacht gegrond wordt verklaard en dat aan hem een schadevergoeding wordt toegekend.
3.2.
Verweerster voert verweer en concludeert tot ongegrondverklaring van de klacht en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.

4.De beoordeling

Heeft verzoeker het verzoek tijdig ingediend?
4.1.
Op grond van artikel 10:7, tweede lid, Wvggz bedraagt de termijn voor het indienen van een verzoekschrift zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan verzoeker is meegedeeld. De rechtbank leidt uit de stukken af dat een verkorte beslissing is genomen op 2 juni 2025 en dat de gemotiveerde beslissing dateert van 18 juni 2025. De rechtbank gaat ten aanzien van de mededeling aan verzoeker uit van de gemotiveerde beslissing van 18 juni 2025. Gelet daarop had verzoeker tot en met 31 juli 2025 de gelegenheid om een verzoekschrift in te dienen. Het verzoekschrift dateert van 9 juli 2025 en is ingediend en ontvangen bij de rechtbank op 31 juli 2025. Het verzoek is daarmee tijdig ontvangen.
Is de klacht klachtwaardig en is verzoeker klachtgerechtigd?
4.2.
In hoofdstuk 10 van de Wvggz is een klachtenprocedure opgenomen. Deze regeling is bedoeld als een toegankelijke voorziening, waarbij zo min mogelijk drempels worden opgeworpen voor de betrokkene om zijn klachten door een onafhankelijke commissie te laten beoordelen.
Artikel 10:3 lid 1, aanhef en onder f, Wvggz bepaalt dat onder meer de betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht kan indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van art. 8:9 Wvggz.
Artikel 10:11 lid 1 Wvggz bepaalt dat bij een verzoek als bedoeld in art. 10:3 Wvggz verzoeker bij de klachtencommissie tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder kan verzoeken.
Artikel 10:7 lid 1 Wvggz bepaalt dat nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen of indien de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen, de betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een nabestaande van betrokkene een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift kan indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.
Inhoudelijk
4.3.
De rechtbank moet beoordelen of de toegepaste verplichte zorg, in dit geval het terugplaatsen van verzoeker op de [afdeling] voldoet aan de Wvggz-criteria van proportionaliteit, doelmatigheid en subsidiariteit. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
4.4.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt voldoende dat de plaatsing in [zorglocatie] een proefplaatsing betrof, althans dat verzoeker daar alleen kon verblijven als hij zich aan de regels en afspraken voor een verblijf daar zou houden. Deze regels en afspraken zijn opgenomen in het zorgplan, besproken met verzoeker tijdens het ontslaggesprek van een verplichte opname op de HIC in september 2024 en tijdens een overleg begin oktober 2024. Dat betrokkene zich dit niet kan herinneren betekent niet dat deze afspraken niet met hem zijn gemaakt of aan hem zijn voorgehouden.
Het is niet gelukt om betrokkene te stabiliseren in [zorglocatie] . Er is sprake geweest van verbale en fysieke agressie, confrontaties en dreiging. Betrokkene heeft eind oktober 2024 een medewerker van [zorglocatie] geslagen, in november 2024 een uitval gedaan naar een medewerker tijdens een kamercontrole en in januari 2025 een medebewoner geslagen. Verzoeker ontkent dat deze incidenten hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geen reden om aan de rapportage waaruit deze incidenten blijken te twijfelen. Vanwege de psychotische belevingen en het middelengebruik van verzoeker kon de veiligheid van verzoeker, de medebewoners en het personeel onvoldoende worden gewaarborgd. Verzoeker is als gevolg daarvan, en niet (enkel) omdat hij zijn medicatie niet altijd innam, op de wachtlijst geplaatst voor een (terug)overplaatsing naar de [afdeling] . De mentor van verzoeker is hierover geïnformeerd en akkoord gegaan met het beleid. Verzoeker zelf is op dat moment nog niet geïnformeerd vanwege het risico op verdere spanningen en escalaties. Een nieuwe escalatie zou een direct vertrek uit [zorglocatie] betekenen, terwijl er nog geen vervolgplek voor verzoeker beschikbaar was. Dakloosheid zou tot een verdere ontregeling bij verzoeker zorgen. Wachtend op de terugplaatsing heeft [zorglocatie] een maximaal de-escalerend beleid gevoerd om het ernstig nadeel zo veel mogelijk terug te dringen. Ondanks dat verzoeker van oordeel is dat het beleid resultaat opleverde, is het duidelijk dat dit niet het reguliere beleid is. [zorglocatie] heeft gedrag van verzoeker gedoogd om verdere escalaties en de kans op ernstig nadeel te voorkomen. In de tussenliggende periode is ook onderzoek verricht naar alternatieve vervolgplekken, maar gelet op de doelgroep en het middelgebruik is verzoeker niet geaccepteerd. De rechtbank begrijpt dat het besluit om betrokkene terug te plaatsen op de [afdeling] voor hem als een verrassing kwam, maar gelet op het bovenstaande is de keuze van de behandelaren en de mentor om dit niet eerder aan verzoeker mede te delen niet onbegrijpelijk.
4.5.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het besluit tot (terug)overplaatsing naar de [afdeling] , gegeven de omstandigheden van het geval, aan de Wvggz-criteria voldoet. De rechtbank zal daarom de klacht van verzoeker ongegrond verklaren.
4.6.
Omdat de rechtbank de klacht van verzoeker ongegrond zal verklaren is de rechtbank van oordeel dat er geen plaats is voor een schadevergoeding.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de klacht van verzoeker ongegrond;
5.2.
wijst af het verzoek tot schadevergoeding.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025 door mr. L. Jongen, rechter, in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 26 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.