ECLI:NL:RBOBR:2025:5959

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
82.273452.21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en opzettelijk voorhanden hebben van vervalste geschriften met betrekking tot bierverpakkingen

Op 29 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk voorhanden hebben van vervalste geschriften. De zaak betreft het aanpassen van de houdbaarheidsdata en productiecodes op bierverpakkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, gedurende de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 in Nederland, opzettelijk vervalste geschriften heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken van misleidende voedselinformatie, wat in strijd is met de Verordening (EG) nr. 1169/2011. Tijdens de zitting op 15 september 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging voor feit 1, maar niet voor feit 2 voor de periode vóór 26 mei 2020. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 2, maar het onder feit 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft een taakstraf van 150 uren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen ten behoeve van de rechthebbende gelast te bewaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 82.273452.21
Datum uitspraak: 29 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1964] ,
wonende te [woonplaats]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in/of omstreeks de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, (een of meerdere) bedrukking(en) op verpakking(en) en/of etiket(ten) van (alcoholische) drank - (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of heeft vervalst en/of doen vervalsen, te weten onder meer van
- [Biermerk]
,
immers heeft hij, verdachte en/of medeverdachte(n), toen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergeven – op de verpakking(en) en/of etiket(ten) een andere tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode vermeld dan door de producent van die producten was aangegeven waardoor de oorspronkelijke tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat deze codering gewijzigd was,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer anderen te doen gebruiken,
en/of,
hij, op één of meer tijdstip(pen) in/of omstreeks de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, opzettelijk (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (een of meerdere) bedrukking(en) op verpakking(en) en/of etiket(ten) van (alcoholische) drank, te weten onder meer van
- [Biermerk]
,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) in strijd met de waarheid een andere tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode was vermeld dan door de producent van de producten was aangegeven waardoor de oorspronkelijke tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat deze codering gewijzigd was, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
T.a.v. feit 2:
hij, op één of meer tijdstip(pen) in/of omstreeks de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 te Heerlen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, heeft gehandeld in strijd met artikel 7, eerste lid, onder a en/of artikel 8, vierde lid van Verordening (EG) nr. 1169/2011, immers
- heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) misleidende voedselinformatie ter zake van de houdbaarheid van een levensmiddel verstrekt en/of
- heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) als exploitant van een levensmiddelenbedrijf in het onder zijn/hun controle staande bedrijf de bij een levensmiddel gevoegde informatie gewijzigd met als gevolg dat deze wijziging de eindverbruiker misleidt of anderszins het niveau van de bescherming van de consumenten verlaagt en de mogelijkheden van eindverbruikers om doordachte keuzes te maken vermindert
door op de verpakking(en) en/of etiket(ten) van (alcoholische) drank een andere tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode te vermelden dan door de producent van die producten was aangegeven waardoor de oorspronkelijke tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat deze codering gewijzigd was.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan ten aanzien van feit 1 in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 2:
De rechtbank stelt vast dat hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd een overtreding betreft. Ingevolge artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht behelst de verjaringstermijn bij overtredingen drie jaren. Deze verjaringstermijn is in deze zaak ingevolge artikel 72 Wetboek van Strafrecht gestuit door de dagvaarding van 26 mei 2023. Dat deze dagvaarding later is ingetrokken, doet niet af aan de stuiting van de verjaring door het uitbrengen van die dagvaarding. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor zover het onder feit 2 ten laste gelegde betrekking heeft op een pleegperiode van vóór 26 mei 2020.
Voor het overige, dat wil zeggen de periode van 26 mei 2020 tot en met 25 augustus 2021, kan de officier van justitie in de vervolging worden ontvangen.

De beoordeling van de ten laste gelegde feiten.

Ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 2 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 15 september 2025, heeft de verdediging vrijspraak bepleit van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde is vereist dat verdachte kwalificeert als exploitant van een levensmiddelenbedrijf. Verordening (EU) 1169/2011 bepaalt dat hiervoor moet worden aangesloten bij de definitie in Verordening (EG) 178/2002. Artikel 3 van die verordening omschrijft een levensmiddelenbedrijf als een:
“onderneming, zowel publiek- als privaatrechtelijk, die al dan niet met winstoogmerk actief is in enig stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen.”
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte aan die omschrijving voldoet en als zodanig in enig stadium van de productie, verwerking of distributie van levensmiddelen actief is geweest. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden en de daarop gegeven aanvullingen ter terechtzitting van 15 september 2025, heeft de verdediging vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit, waarbij de verdediging de tenlastegelegde periode heeft onderverdeeld in vier periodes. Volgens de verdediging kan verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor de aangetroffen verpakkingsmaterialen, voorraad bier en andere inbeslaggenomen goederen aan de [adres 1] te Heerlen. Hoewel er is gesproken over het aanpassen van de t.h.t. data
(rechtbank: tenminste-houdbaar-tot-data)in de appberichten die zich in het dossier bevinden, heeft het daadwerkelijk aanpassen van deze data niet door verdachte plaatsgevonden. Voor zover verdachte advies heeft gegeven over de handel van de voorraad in de loods aan de [adres 1] was dit minimaal en daardoor onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het onder 1 ten laste gelegde feit te kunnen komen.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen.De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen zijn uitgewerkt in de aan dit vonnis gehechte bewijsbijlage. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen.
Bij de doorzoeking van de loods aan de [adres 1] te Heerlen op 26 augustus 2021 zijn onder meer blikken bier van verschillende merken, flessen thinner, flessen inkt, gezichtsmaskers, doeken, een zogenaamde blikkenlijn en nieuw verpakkingsmateriaal aangetroffen. De blikkenlijn bestaat uit verschillende soorten machines die zijn opgesteld in een serie achter elkaar om een bepaalde bewerking met of op blikken uit te kunnen voeren. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit wat is aangetroffen tijdens die doorzoeking onmiskenbaar dat op deze locatie de t.h.t. data en/of productiecodes op blikken zijn aangepast.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit de getuigenverklaringen, die verdachte in verband brengen met deze loods en ook met de daar verrichte werkzaamheden, alsmede uit de in het dossier opgenomen appberichten van verdachte zelf die veelvuldig gaan over data en herdateren (“re-daten”), dat hij gedurende de gehele ten laste gelegde periode op verschillende momenten en met verschillende anderen bezig is geweest met het vervangen van de t.h.t. data en/of productiecodes op de verpakkingen van de in de tenlastelegging genoemde dranken door andere, in de toekomst gelegen, data en door andere dan door de producent aangebrachte productiecodes. Op diverse momenten in de pleegperiode was daarbij sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Door het verwijderen van de oorspronkelijk aangebrachte t.h.t. data waren deze niet langer zichtbaar, waardoor voor de consument niet duidelijk was dat data waren gewijzigd. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kwalificeert dit handelen als valsheid in geschrift. Dat geldt ook voor het wijzigen van oorspronkelijke, door de producent aangebrachte, productiecodes die (onder meer) zijn bedoeld om producten te kunnen traceren. Daarnaast heeft verdachte bier waarvan de t.h.t data en/of productiecodes waren aangepast voorhanden gehad.
De verklaring van verdachte dat een ander, te weten: [medeverdachte] , degene zou zijn geweest die de dranken heeft herverpakt en mogelijk de t.h.t. data en productiecodes heeft aangepast, vindt geen steun in het dossier of in het verhandelde ter terechtzitting en wordt door de rechtbank terzijde geschoven omdat dit niet aannemelijk is geworden. Zo blijkt uit de appberichten van en naar verdachte nergens dat hij enkel ten behoeve van een ander communiceert.
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, waarbij er op meerdere momenten in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van het medeplegen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1:
op tijdstippen in de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, bedrukkingen op verpakkingen en etiketten van alcoholische drank - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst en/of doen vervalsen, te weten van
- [Biermerk]
,
immers hebben hij, verdachte en medeverdachten, toen aldaar telkens valselijk en in strijd met de waarheid – zakelijk weergeven – op de verpakkingen en etiketten een andere tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode vermeld dan door de producent van die producten was aangegeven waardoor de oorspronkelijke tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat deze codering gewijzigd was,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een of meer anderen te doen gebruiken,
en
op tijdstippen in de periode van 5 mei 2019 tot en met 25 augustus 2021 in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk vervalste geschriften, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten bedrukkingen op verpakkingen en etiketten van alcoholische drank, te weten van
- [Biermerk]
,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens in strijd met de waarheid een andere tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode was vermeld dan door de producent van de producten was aangegeven waardoor de oorspronkelijke tenminste-houdbaar-tot-datum en/of productiecode niet meer zichtbaar was of anderszins duidelijk was dat deze codering gewijzigd was, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is omdat verdachte op 24 mei 2023 is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden. Zodoende stelt de verdediging dat, bij een bewezenverklaring, de zaak dient te worden afgedaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervalsen van t.h.t. data en productiecodes op consumptiegoederen, te weten bierverpakkingen en het voorhanden hebben van deze vervalste bierverpakkingen. Hiermee heeft verdachte bewust het risico aanvaard dat hij producten die niet meer geschikt waren voor consumptie in de handel zouden komen. Het ongeoorloofd wijzigen van deze data en productiecodes brengt niet alleen de mogelijke misleiding van een consument met zich, het kan ook een gezondheidsrisico vormen. Producenten van diverse biermerken hebben vaak veel tijd aan onderzoek besteed en geld geïnvesteerd om een zo hoog mogelijke kwaliteit van hun product te bereiken. Zij streven een bepaalde kwaliteit van hun product na. Door de handelwijze van verdachte wordt dit streven doorkruist wat ten koste kan gaan van de goede naam van een merk. Ook kan de concurrentie worden vervalst.
Een consument moet bovendien kunnen vertrouwen op de datum die op een consumptiegoed vermeld staat. Het is aan de consument om een afweging te maken of deze een product nog wenst te gebruiken na de, door de producent gegarandeerde, t.h.t. datum. Verdachte heeft hiermee geen enkele rekening gehouden bij zijn handelen. Hij had enkel oog voor zijn eigen financiële gewin.
Strafverzwarend.
Verdachte heeft op geen enkel moment rekenschap gegeven van het kwalijke en strafwaardige van zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Schending redelijke termijn.
Iedere verdachte heeft het recht op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In de onderhavige zaak oordeelt de rechtbank dat deze termijn op 25 maart 2022 is aangevangen bij het verhoor van verdachte in de hoedanigheid van verdachte. De rechtbank doet uitspraak in deze zaak op 29 september 2025. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar stelt de rechtbank vast dat deze termijn met ongeveer achttien maanden is overschreden.
De rechtbank zal dan ook een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de officier van justitie de schending van de redelijke termijn onvoldoende in de strafeis heeft meegenomen.
Conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank zou oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden zijn indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. In de mate van die termijnoverschrijding, afgezet tegen de ingewikkeldheid van de zaak, het nadeel dat verdachte door die termijnoverschrijding heeft geleden en het gebrek aan voortvarendheid waarmee de vervolging van verdachte heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank, mede met inachtneming van artikel 63 Sr, reden de op te leggen taakstraf te matigen tot 150 uren.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in de dictum opgenomen onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor het onder feit 2 ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op de periode vóór 26 mei 2020.
Spreekt verdachte vrij van het overige onder feit 2 ten laste gelegde.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder feit 1 is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

en
het medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en
onvervalst, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1:

Een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis

Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen goederen te weten:
2 STK Pallet met bier trays G_18453;
5 STK Pallet met verschillende soorten bier G_18451;
1. STK Pallet flessen cola G_18455;
1. STK Pallet met flessen Capri G_18456;
1. STK Pallet met dozen bier flessen G_18457;
1. DS Doos met 23 bierbkikjes uit packing machine G_18459;
1. STK Pallet met rollen plastic G_18454;
3 STK Pallet met kartonnen vouwdozen G_18452;
20 STK Bier G_18460;
5 DS Doos verpakkingsdozen Belgian Beer Company G_18461;
1. STK Schoonmaakartikel allesreiniger citrus G_18465;
1. STK Schoonmaakmiddel Thinner (aangebroken) G_18462;
1. STK Schoonmaakartikel keuken multi ontvetter G_18463;
1. STK Schoonmaakartikel schuurmiddel aangebroken G_18464;
1. STK Schoonmaakartikel Emmer met poetsdoekjes G_18466;
1. STK Schoonmaakartikel. Doosje met div doeken G_18467;
3 STK Schoonmaakartikel flessen thinner, G_18469;
1. STK machine bestaande uit aan elkaar gekoppelde onderdelen, packagingmachine,;
2 STK Mondkap filtermaskers, G_18468;
1. STK Stickervellen met datums G_18473;
2 FLS Inkt flessen Linx black fast-drying inkt 1240 (vol) G_18474;
2 FLS Inkt flessen Linx black fast-drying inkt 1240 (vol) G_18475
ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.J. Verborg, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en G.F.A.M. de Graauw, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. Beex, griffier,
en is uitgesproken op 29 september 2025.